Oliver Czeslik schreef “Heilige koeien”, althans onder die titel werd het opgevoerd door Arca in een regie van Sabine Reifer. Met Bert van Tichelen als Karl Klementi, een soort van linkse Jambers, die de vermetele moed heeft opgevat een “inside” reportage te maken over neo-nazi’s. Erik Burke is Gero von Wilfenstein, de leider van de neo-nazi’s, die hem ontmaskert en aan een dagenlange marteling onderwerpt met het vooruitzicht hem op de verjaardag van Hitler in Dresden te “offeren”. Tenslotte is er Ann Saelens als Ulrike, een sexy bedoelde maar eerder volslanke “collega” van Klementi, van de schrijvende pers weliswaar, die reeds enige tijd in het milieu is geïnfiltreerd. Als Ulrike wordt ontmaskerd, schijnt ze zich om haar vel te redden te “bekeren”. Ook Klementi komt op het einde tot het “inzicht” dat de neo-nazi net zo goed zijn “zoon” kan zijn. Een merkwaardig slot voor een voor de rest ook al totaal mislukte voorstelling, waarin plat realisme voor mislukt “théâtre de la cruauté” moet doorgaan.

Het is onduidelijk wat Arca bezielt met de programmatie van dit seizoen (wie is daar overigens verantwoordelijk voor?). De strijd tegen het opkomend fascisme is natuurlijk zeer lovenswaardig, maar of die strijd met de verkeerde stukken dient te worden gevoerd is nog maar de vraag. Komt daarbij nog dat geen enkele fascist zich al de moeite zal getroosten om zich naar Arca te verplaatsen om daar dan “bekeerd” te worden (voor zover deze stukken daar al toe aanzetten). Dit is verkeerd begrepen vormingstheater. Czeslik (28 en zoon van een militair officier) heeft weliswaar Germaanse en theaterwetenschappen bestudeerd, maar dan toch niet goed. Ik heb het gezien in het Arcatheater op 01/11/1993, Mong ongeveer een maand later.
Mong: “En we waren maar met acht toeschouwers. Daarom mochten we vóór het ‘ijzeren gordijn’ plaatsnemen. Maar om eerlijk te zijn, ik heb van dat stuk niks begrepen. Ik kan daar dus eigenlijk weinig zinnigs over vertellen. Ik heb daar met verbazing naar zitten kijken. Alleen al van het decor heb ik niets begrepen. Alleszins niet wat al die video’s daar stonden te doen. Een paar daarvan waren blijkbaar gewoon televisieprogramma’s aan het tonen, want op een bepaald moment kwam er een seksscène uit één of andere film. Ik vind, als die schermen er dan toch staan, dat ze toch een verband moeten hebben met het stuk, zoals dat met een paar, waarop ze steeds dezelfde reclames gaven, blijkbaar wél het geval was. En tussendoor was er dan voortdurend van die keiharde Duitse muziek, waarvan je achterover valt. Ik kan je verzekeren dat als je dan maar met acht mensen bent, dat je zo naar mekaar zit te kijken van: och god, daar gaan we weer!”
– Kun je iets over die zes andere mensen vertellen? Ik bedoel, wie komt daar nu naartoe? Jonge mensen, ouderen?
Mong:
“De twee. Wat de oudere mensen betreft, leken het mij wel abonnees.”
– En er groeide, ondanks het feit dat je maar met weinig waart en dat je “in” het decor mocht zitten, geen soort van samenhorigheidsgevoel? Er werd niet gediscussieerd?
Mong:
“Hoegenaamd niet. Van zodra het stuk gedaan was, wilde iedereen zo rap mogelijk naar buiten. Zelf moest ik trouwens nog naar een fuif van het migrantencentrum De Poort-Beraber en de tegenstelling was al meteen erg frappant. Dat was een feest waar Turken, Marokkanen en Belgen gezellig aan tafeltjes bij elkaar zaten of aan het dansen waren en ik dacht: is dat geen veel leuker manier om het racisme te bestrijden? Want dat is wat mij het meeste opviel: het totale gebrek aan humor en aan relativering. Al geef ik wel toe, dat de beide stukken (ook “Drek”, een ander stuk in Arca, RDS) geschreven zijn voor een Duitse situatie die volgens mij toch wel veel erger is dan hier, met zware aanslagen, folteringen en wat weet ik allemaal.”
– Ja, want ik moet toegeven, op de première stond Sabine Reifer, de Duitse regisseur, wel te wenen, zo aangedaan dat ze erdoor was.
Mong:
“Misschien wel. Nu wat de mensen die dat speelden betreft, dat zijn acteurs die geregeld voor Arca spelen, ik ken er een paar persoonlijk, dus ik heb daar geen problemen mee, dat zijn behoorlijk goede acteurs, maar toch zit je hier met een hoop gemiste kansen. Je leeft je b.v. nooit in in de situatie. En al die horror, die heeft toch de bedoeling van je echt te doen griezelen, maar eigenlijk wekt het alleen de lachlust op. Het raakt je kouwe kleren niet. Over kleren gesproken, ik moest wel lachen met het gestapo-uniform van de zogenaamde leider, met een kepi die veel te groot is en wat weet ik allemaal. Ach, laten we het maar vergeten.”
– Akkoord, maar hoe komt men er eigenlijk bij zo’n stuk te spelen, dan nog wel met een decor dat niet toelaat op verplaatsing te spelen, zodat de mensen er echt naartoe moeten komen. Hoe wil je dan mensen bereiken, of noem het voor mijn part “bekeren”, die daar toch niet naartoe komen? En àls leden van het Vlaams Blok daar nu al zouden naar gaan kijken, zouden ze er dan “bekeerd” uitkomen?
Mong:
“Ik denk niet dat dat de bedoeling is van Arca. Vandaar ook dat ik b.v. de dialoog die Geertrui Daem voor het lunchtheater schreef veel efficiënter vond. Ze speelde die zelf samen met Filip De Fleurquin van de Crèche Band, die een rockmuzikant speelde die in de Oude Gordel woont en die denkt dat iemand van een gazet hem komt interviewen over zijn muzikale plannen. In werkelijkheid wil ze hem echter vragen stellen over de migranten. En dan lopen die twee gegevens door elkaar, wat uiteraard tot grappige misverstanden leidt. En toch zit alles erin, in zo’n stuk: het feit dat men wel goed overeenkomt, maar dat er ook andere momenten zijn, waarbij men duidelijk niet tot overeenstemming komt. ‘Rock’n’roll b.v. dat kunnen die gasten nie spelen, hé madammeke, en dan klagen ze over mijn lawaai, maar als zij muziek spelen dat dringt ook overal door, weet ge’. Dat zijn allemaal heel reële dingen, maar die erg plezant werden gebracht en waarbij je op de duur zelfs de overtuiging krijgt van ‘wat een prettige buurt om in te wonen’. Soms wordt er al eens ruzie gemaakt, maar waar gebeurt dat niet? Je moet niet idealiseren, hé! Daarom vonden wij dat in ons eigen programma ‘Over de schreef’ die monoloog over dat oud vrouwtje dat denkt dat haar gebuur ‘Shitman’ heet, een plaats had, ook al suggereer je daar inderdaad wel mee dat een deel van de migranten met shit bezig is. Maar dat klopt, hé, je moet dat niet wegsteken. Het is overigens een echt gebeurd verhaal. Ik denk dat je op dat vlak dus een onderscheid moet maken met mensen zoals wij, die toch nog altijd een soort van vormingstheater willen maken, hoe zwaar dat woord ook beladen is. Dat we m.a.w. de mensen iets willen bijbrengen, dat we iets op gang willen brengen. Arca daarentegen speelt gewoon stukken die ze willen spelen en als er daarbij dan al eens een stuk is dat over de actualiteit gaat, dan hoopt men dat ook het gewone publiek daarop af zal komen.”
– Dat zal wel juist zijn, want ik dacht eerst dat er een bewuste politiek achter de keuze van die stukken schuilde, maar Luce Premer ontkent dat. Zij zegt dat de regisseurs zelf stukken aanbrengen en dat die nu toevallig wel in dezelfde richting gingen. Ik moet er immers wel aan toevoegen dat niet minder dan drie regisseurs met die ‘Heilige koeien’ afgekomen waren!
Mong:
“Ik heb daarover vooraf ook een gesprek gehad met Jo Decaluwe. Hij zat er duidelijk ook mee in zijn maag, maar hij vond het toch erg dat wanneer een stuk zo grondig afgebroken wordt, zoals Wim Van Gansbeke in De Morgen had gedaan, dit dan werkelijk een heel zware weerslag heeft op de publieke opkomst. Dat is ook zo natuurlijk. Voor dàt soort theater is de macht van de critici heel groot. Een goede bespreking betekent: uitverkocht. Een slechte daarentegen, dan kun je het beter meteen afvoeren. Maar dat kan dan weer niet omdat die contracten vastliggen enz.”
– Je zegt er wel terecht bij: voor dat soort theater, want…
Mong:
“… het is een vicieuze cirkel, natuurlijk. Er is maar een beperkt theaterpubliek en dat is ook het publiek dat de kritieken leest. Bovendien is er op dit moment een overaanbod aan theater. Zelfs in Gent kan je iedere dag kiezen tussen een heleboel mogelijkheden. Ik vergelijk dat met boeken kopen. Ik lees graag boeken, maar het aanbod is zo groot dat ik noodgedwongen naar de kritieken grijp om te beslissen wat ik ga aankopen. Als een bepaald recensent een boek aanprijst, dan zal ik geneigd zijn mij dat boek ook aan te schaffen. Terwijl als een bepaald boek wordt afgekraakt, dan heb ik al een tweede opinie nodig van iemand die zegt: neenee, koop het toch maar, vooraleer ik het zal overwegen. En bij theater is dat precies hetzelfde.”
– Ja, maar het uitbreiden van dat cirkeltje, dat is er al lang niet meer bij. Niemand heeft nog aandacht voor “de gewone man” of hoe moet ik dat noemen. En ik heb het dan zelfs niet eens over politiek, hé! Nee, gewoon cultureel. Zo in de zin van: in plaats van altijd maar naar VTM te kijken, kom eens naar het theater. Op die basis kan je ze toch niet naar het theater sturen?
Mong:
“Dat is nog een ander aspect natuurlijk, dat niet alleen VTM, maar televisie in het algemeen zo’n belangrijke rol speelt. Met als gevolg dat van zodra een gezelschap in een serie mag spelen, hun broodje gebakken is. Dat was vroeger zo met het MMT en ‘De Collega’s’, maar dat is nu ook nog altijd zo met het Raamtheater en ‘Langs de kade’ b.v. En daar wordt dan ook voor ‘gelopen’, hé. ‘Blauwe Maandag’ heeft nu al niet te klagen over publieke belangstelling, maar ik kan je verzekeren dat heel die Xavier De Baere-historie hen geen windeieren gaat leggen! Zoals ook Jan Decleir volle zalen trok met moeilijker dingen en soms zelfs minder goeie zoals dat ellenlange ‘Gilles’ van Hugo Claus.”

Referentie
Ronny De Schepper, De heilzame werking van humor, Graffiti april 1994

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.