Het is vandaag al tien jaar geleden dat ik een mail ontving van mijn zeer geachte en geliefde confrater Lode Willems met daarin de volgende trieste mededeling: “Toen ik zo’n maand geleden met Jan Debrouwere belde, zei hij me dat hij nog maar eens naar het ziekenhuis moest. Dat was de laatste paar jaren wel al meer gebeurd, zo om het halve jaar, voor een controle. Deze keer kon het wel wat langer duren, vertelde hij me. En ik had niet door dat het ernstiger was. Intussen ben ik trouwens zelf ook nog eens het ziekenhuis ingedoken. Niet voor lang, even naar de spoeddienst cardiologie om mijn op hol geslagen hartpomp te kalmeren, van 211 slagen per minuut tot een rustiger 60. Vorige week liep ik te denken aan Jan, en dat ik hem toch eens zou gaan opzoeken. Maar ik ken mezelf, ik reageer traag. En eens te meer heb ik niet snel genoeg geluisterd naar wat mijn onderbewustzijn me influisterde. Dinsdag kreeg ik een mail: Jan Debrouwere overleed in de nacht van 1 op 2 juni in het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen…”

Lode Willems: “Jan ontmoette ik voor ’t eerst toen ik in 1969 redacteur werd bij De Rode Vaan, weekblad van de Communistische Partij. Maar ik had toen wel al bijdragen van hem gelezen in die krant. Ondermeer het artikel in augustus 1968, waarin hij de inval van het Sovjetleger in Tsjechoslovakije scherp aanklaagde onder de titel: ‘Het communisme dat wij willen’.
Bij De Rode Vaan ben ik in 1973 weggegaan, hoewel ik me bij de Vlaamse communisten nochtans thuis voelde. Ik kon me echter niet verzoenen met de versie van het marxisme zoals die werd opgevoerd door alle, àlle, communistische regimes in de vorige eeuw. Het was nochtans Lenin zelf, die ooit schreef: “Communisme kan niet zonder vrijheid”. Hebben kerels als Mao, Stalin en Pol Pot, om er enkele te noemen, eigenlijk ooit Lenin gelezen ? Pol Pot alleszins niet, hij kon niet lezen.
De communistische partijen in het westen, verloren hun invloed als gevolg van wat er in de communistische regimes aan de hand was.
Voor mensen als Jan Debrouwere heb ik altijd vriendschap en respect gehad. Hij nam geen blad voor de mond. Ik zal zijn helder inzicht en zijn humor missen. En ik ben weer een goede vriend kwijt.”

Ik zou het zelf niet beter kunnen verwoorden.
Jan Debrouwere werd geboren in Niel (Hellegat) in 1926. Wie het levenslicht zag in de “Rode Rupel”, werd als het ware als socialist geboren en tegen die achtergrond speelde de jeugd van Jan zich dan ook af. Gaandeweg ontstond een andere maatschappij, maar Jan, als overtuigd communist, wilde zijn engagement als K.P.-militant waarmaken. Later wordt hij vrijgestelde van de partij en uiteindelijk zelfs directeur van De Rode Vaan. Daarna wordt hij de vertegenwoordiger van de K.P.B. in het buitenland, vooral in de toenmalige D.D.R., maar ook in Roemenië bijvoorbeeld.
Op de viering van de zestigste verjaardag van de partij mocht Jan tijdens het Feest van De Rode Vaan de feestrede houden, waarvan ik hierbij een aantal fragmenten weergeef. Jan Debrouwere belichtte de rol van de arbeidersbeweging en specifiek die van de KP in het kader van de Belgische en de Vlaamse realiteit.
« Vandaag zijn de krachten van de arbeid, van het progressisme, van de levende democratie in Vlaanderen majoritair. Die meerderheid moet geactiveerd worden, om diegenen in Vlaanderen waarop het rechtse, reactionaire Europa rekent, op hun Tindemans, op hun De Clercq, de hegemonie afhandig te maken.
» De communisten hebben hun deel gehad in het linkse tekort tegenover Vlaanderen en aldus in de te lange verdeeldheid, in Vlaanderen en tussen Vlaanderen en Wallonië, tegenover het burgerlijke en reactionaire unitarisme (*). Maar ze hebben, zoals de hele linkerzijde, ook hun Vlaamse verdiensten, hun adelbrieven.
» In het boek der Vlaamse Beweging, van de Vlaamse politieke en socio-culturele ontvoogdingsstrijd, heeft de arbeidersbeweging en hebben de progressieven lang niet de meeste pagina’s geschreven. Maar wel de schoonste, en wel de beste.
» Wij denken aan de strijd tegen de “flandrische misère” zoals Marx ze reeds noemde, aan de Gentse textielarbeiders, de Antwerpse havenarbeiders, scheepsbouwers en metaalbewerkers, de Limburgse mijnwerkers, allen met hun bijzondere, historische, soms aan wanhopige verbetenheid grenzende strijdvaardigheid. Wij denken aan het Daensisme, aan het opvallende democratische en vooruitstrevende ferment in de Frontbeweging. Wij, Vlaamse communisten, denken aan Jef Van Extergem. (**)
» Ook wij, de communisten van Vlaanderen zijn ontstaan uit de hoop die het slagen der Oktoberrevolutie doorheen de internationale arbeidersbeweging, door een imperialistische wereldoorlog geteisterde wereld deed gaan. Aan die erfenis blijven wij trouw.
» Maar wij zijn pas werkelijk onszelf, zo wij in het reële Vlaanderen de voortzetters zijn van een traditie van consequent klasse-verbonden historisch bewust progressisme, van ontwikkeling der democratische waarden die in Vlaanderen werden gecreëerd die Vlaanderen zulk een bijzondere plaats deden innemen in de Europese beschavingsgang, en die, bevrijd en ontdaan van hun conservatieve verstarringen, en op de hoogte van de eisen en behoeften van onze tijd gebracht, belangrijke bouwstenen zullen zijn voor een zelfbeherend, pluralistisch socialisme naar onze geaardheid. Een socialisme dat herkenbaar zal zijn omwille van zijn algemene beginselen maar dat van ons zal zijn omwille van die wezenstrekken, waarin ons volk het beste van zichzelf zal herkennen. »
In de meeste van die strijden hebben de communisten een belangrijk aandeel (waarbij Jan Debrouwere o.a. wees op de belangrijke strijd voor de vrede) waaruit hij concludeerde : « Onze opgang is verbonden met onze inzet, onze stagnatie met ons wegblijven. Onze taak is er een van binding, eenmaking, verduidelijking, politisering. Het is een ware voorhoedetaak.
» Daarin falen zal ons isoleren en doen verschrompelen. Daarin slagen, zal van de Communistische Partij in Vlaanderen een geziene factor maken, het dynamische, bewuste element waaraan het nood heeft, en waarin wij onvervangbaar zijn.
» Geen mirakel, geen blijde inkomst, geen historisch toeval, zal onze problemen oplossen. Wij zijn slechts onszelf, wanneer wij in België, en in Vlaanderen, een actief aandeel hebben in de oplossing van de vraagstukken die krisis, aftakeling der demokratische verworvenheden, bewapeningsrage en doemdenken stellen aan ons volk, en aan alle volkeren die door deze problemen getroffen worden. Door dat aandeel zullen wij het gezag en het vertrouwen verkrijgen, zonder hetwelk geen politieke beweging levensvatbaar is, ook de onze niet. »
Later zal Jan op dit ingeslagen Vlaams-nationalistische pad door gaan, zodat zijn boeken zowaar vooral bij het Davidsfonds werden uitgegeven. Ik denk aan “Waarom valt Icarus?” en “Stappen in de verte”, waarvan Jan Debrouwere de redactie verzorgde en een aantal publicisten, waaronder Leo Michielsen, leraar en marxist, zich vragen stellen over de toekomst van het Marxisme.
En bij Acco-Leuven verscheen er in 2005 een boek, “Stipmomenten”, waarin de auteur meer de persoonlijke toer opgaat en o.a. ook zijn liefdesgeschiedenis beschrijft met de rebelse Jill, lerares Engels en boekverkoopster, tijdens zijn verblijf in Ierland juist na de oorlog.
In het laatste hoofdstuk, “Fare thee well”, schrijft Debrouwere dat diegenen die hem als Jan Debrouwere kennen, hem in dit boek niet als dusdanig zullen herkennen, maar net als Vic Van Saarloos (die toen al overleden was) of andere vrienden zoals Romain De Fleurquin of Lode Willems denk ik dat hij hierdoor juist zeer goed herkenbaar is. Hoezeer Jan zijn sentimentele en gevoelige aard steeds heeft trachten te verdoezelen achter een bijwijlen stuurs en afstandelijk imago, de “echte kameraden” hadden hem wel door…
Jan Debrouwere antwoordde destijds met een lezersbrief op het artikel dat ik over Vic Van Saarloos heb geschreven. Die brief luidde als volgt:
“Zo Fik nu echt moest denken dat ik liever niet meer onder de ludieke figuren van de geschiedenis gerekend word, en er zowaar mijn Huidige Functie bijhaalt, is hij toch abuis. Het zal Fik, aan wie ik trouwens ook vele goede herinneringen heb bewaard en die ik nog altijd als een bovenste beste vriend beschouw, wel opgevallen zijn dat ik nog steeds aan De Rode Vaan meewerk, zij het niet meer in de oude JDB-stijl. Want dàt is een full-time job…
Overigens vond ik dat hele VVS-stuk in De Rode Vaan knappe journalistiek, waar Ronny De Schepper eer van haalt. Degelijk, doorvoeld, doordacht. Het heeft me zowaar heengeholpen over mijn verbijstering na de lectuur van het proza van Francis (***) over de twee partijcongressen in Praag en Berlijn. Wat was me dat?!…”
Die medewerking aan De Rode Vaan waarover hij het had, had eveneens met mij te maken. Want Jan schreef “in mijn tijd” immers niet meer over politieke stukken (misschien heel uitzonderlijk nog eens) maar vooral over… jazz! Jawel, Jan Debrouwere was een grote jazzkenner. In De Rode Vaan kwam jazz echter praktisch enkel maar aan bod als er weer een jazz-grootheid “zijn kijker had gelaten“. Dat brak Jan op de duur zuur op en na verloop van tijd staakte hij (helaas) zijn erudiete bijdragen. Maar zo gaat dat nu eenmaal, Jan, een mens die op een zekere leeftijd is gekomen, komt dan enkel nog in het nieuws bij zijn of haar overlijden. Kijk, dit stukje is er alweer een bewijs van…

Ronny De Schepper

(*) Vetjes van mij.
(**) Rudy Van Doorslaer schreef in band drie van de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging: “in maart 1945 overleed hij in Ellrich, fel verzwakt door ziekte en ontbering”. M.a.w. zelfs de juiste datum staat niet vast. In het Antwerps KP-blad Lange Wapper, extra uitgave van mei 1995, wordt vermeld “Daar overleed hij begin mei 1945 enkele uren voor de bevrijding. Zijn graf is onbekend”. (Met dank aan Juul Verhelst)
(***) Bedoeld wordt: Bob Francis, de vroegere Rode Vaan-redacteur, die op dat ogenblik – op eigen vraag – correspondent in Oost-Europa was geworden. Later zou blijken dat hij daar zowaar een agent van de fameuze Spekpater (Oostpriesterhulp) was geworden!

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.