Toen het NTG een halve eeuw geleden een versie opvoerde van “Nora of een poppenhuis” door Hendrik Ibsen gaf regisseur Walter Eysselinck als verklaring van de titel: “Nora is als een poppenmoedertje voor haar kinderen, die afgeschermd leeft van de buitenwereld. Dit schijngelukswereldje is uiteraard gebouwd op leugens en kan niet standhouden. Het is niet enkel het gevecht van een vrouw tegen de conventionele moraal, maar van de hele mensheid. Wel is het thema, en dat van Ibsens belangrijke werken, de behoefte van het individu om te ontdekken wie of wat hij is, en om te trachten dat individu te worden. Wat nodig is, en Ibsen heeft dat zelf verklaard, is een revolutie in de menselijke geest. Het publiek was natuurlijk wel in 1879 meer gechoqueerd door de deur die aan the eind van het stuk dichtslaat.”

In antwoord op de protesten van de bourgeoisie tegen het einde van “Een poppenhuis” heeft Ibsen ook een ander slot geschreven met een happy end. Deze versie wordt nu nooit meer opgevoerd (cfr. Eric Bentley, “Taking Ibsen personally” in “The Theatre of Commitment and Other Essays”): “The reason why Ibsen is rejected by the Marxists: he’s an individualist (his plays are studies in unhealthy consciences: psychological instead of social). Ibsen is a product of his time: he’s a Victorian alright (manliness, free intellect, abundant individuality), but at the same time he’s a rebel against Victorianism, he might even be called an anarchist.
Walter Eysselinck: “Wanneer een publiek aan de uiterlijkheden nu minder aanstoot neemt, dan is dat publiek daarom niet noodzakelijk minder burgerlijk dan toen. Er moet nog steeds een dagelijkse strijd gevoerd worden tegen blindheid en zelfgenoegzaamheid.”
Waarop de vragensteller verdergaat met: “In het stuk zegt dokter Rank dat hij ziekelijk is omdat zijn vader dronk. Torwald zegt dat alle jeugdmisdadigers liegende moeders hebben gehad. Ibsen baseert zich hier op de 19de eeuwse erfelijkheidstheorie. Je hebt dat in het stuk bewaard. Vrees je niet dat dit naïef gaat klinken?”
Eysselinck: “Wij spreken over Jung (en Freud, nvdr) en zij spreken over Darwin. Een wezenlijk verschil is er niet, en daar gaat het ook niet om. De gedragingen zijn belangrijk, niet de verklaringen.”
Vraag: “Waarom een realistisch, 19de eeuws decor?” (van John Halle)
Eysselinck: “Ja, dit stuk moet volledig vastzitten aan een stijl en periode om juist daardoor tot vandaag te spreken. ‘Een Poppenhuis’ gaat over het openen en sluiten van deuren; daarom moeten de deuren echt zijn. De sfeer, die bepaald wordt door het visuele, moet echt zijn. Dit decor moet zeer claustrofobisch aandoen en binnen die muren dient gestreefd naar frisheid, naar vlotheid.”
Vraag: “Jij hebt de rol van de kindermeid omgeschreven tot een jonge vrouw?”
Eysselinck: “De tragedie van de vrouw die gedwongen is haar kind af te staan is voor mij veel pregnanter wanneer zij jong is en dit gebeuren nog fris in haar geheugen ligt, eerder dan een voorval van dertig jaar terug. En ook voor het slot speelt dit een rol: door de jeugd van de gouvernante kan men vertrouwen dat ze die kinderen beter zal opvoeden, dan Nora zelf is opgevoed geworden.”
Vraag: “Humor in het stuk?”
Eysselinck: “Een Poppenhuis moet aan het publiek voor een geruime tijd de indruk geven dat het een prettig stuk is, vóór je gaat voelen hoe diep het wel bijt.”
Vraag: “En poëzie?”
Eysselinck: Het is ook een zeer poëtisch stuk, met theatersymbolen in plaats van literaire symbolen. Bijvoorbeeld de figuur van dokter Rank: hij staat voor de onbegrepen en eenzame mens. Een fantastisch symbool dat helpt aan dit stuk een enorme dimensie te geven.”
(uit het NTG-magazine, “Met Walter Eysselinck praten over een poppenhuis”)
In 1974 werd het stuk verfilmd door Joseph Losey met Jane Fonda in de hoofdrol (zie Raf Butstraen, “Nora wordt Dolle Mina”, De Standaard, 19/4/1974).

Ronny De Schepper

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.