Het is vandaag 105 jaar geleden dat “L’Atlantide” van Pierre Benoit werd uitgegeven. Nog datzelfde jaar werd het reeds verfilmd door de Belg Jacques Feyder (1885-1948) met Stacia Napierkowska in de rol van Antinea. Het was de eerste Franse film die in natuurlijke decors (de Sahara) werd gedraaid en kende een groot populair succes, maar ook door de critici werd hij goed onthaald.
Het boek begint met een brief van luitenant Olivier Ferrières aan maréchal Châtelain, die hem wordt afgegeven wanneer Ferrières naar de Sahara is getrokken samen met de gids Cegheïr-ben-Cheïkh en kapitein André de Saint-Avit. In de brief staat dat ze niet meer zullen weerkeren. Er zit ook een manuscript bij de brief. Dàt vormt het eigenlijke verhaal.
Het begint met de benoeming van een nieuwe kapitein (Saint-Avit), van wie wordt verteld dat hij op een missie zijn collega Morhange heeft vermoord (haalde Michèle Morhange hier haar pseudoniem?). Door Ferrières ondervraagd geeft hij de moord toe, maar hij wil wel zijn hele verhaal doen. Morhange en hijzelf moesten nagaan of de Arabische woestijnnomaden zich nu al dan niet tot het christendom hadden bekeerd. Bij een zandstorm schuilen ze echter in een grot waar ze een Arabische transcriptie in kruisvorm van de naam “Antinea” vinden. Dit fascineert Eg-Anteouen, een 60-jarige reus die ze van de dood hebben gered. De gids Bou-Djema, die Eg-Anteouen herkent, komt om door vergiftiging. Eg-Anteouen stelt dan voor hun gids te spelen voor een gebied dat nog niet in kaart is gebracht. Na twee dagen bereiken ze opnieuw een grot met dezelfde inscriptie. Om licht te maken steekt Eg-Anteouen struikgewas in brand dat hasjies blijkt te zijn. Vooraleer ze helemaal worden bedwelmd, ontdekken de beide Fransen toch nog dat Eg-Anteouen in werkelijkheid Cegheïr-ben-Cheïkh is, de moordenaar van twee andere Franse officieren.
Zij ontwaken in een soort sprookjespaleis waar ze kennismaken met de geleerde Le Mesge, graaf Bielowsky en dominee Spardek. Le Mesge vertelt dat ze in Hoggar zijn, dat bestuurd wordt door Antinea, een afstammelinge van Neptunus, de laatste der Atlantiërs, die haar heeft gevraagd geen contact te hebben met de buitenwereld. Hoggar zou dan ook het enige zijn wat overblijft van Atlantis nadat dit eiland door het zand van de Sahara werd verzwolgen. Hij kwam op het idee dit te onderzoeken na het lezen van “Reis naar Atlantis” van Denys de Milet.
In Hoggar vindt men alle verloren gewaande werken uit de klassieke oudheid terug. In een rode marmeren kamer staan ook de mummies van alle ontdekkingsreizigers die hier zijn aangeland. Zij hebben zich alle zonder uitzondering gezelfmoord of zijn vermoord door een collega, nadat ze verleid waren door Antinea, die op die manier de smaad aangedaan aan haar beroemde voorgangsters wil uitwissen. (*)
Op dat moment wordt Saint-Avit bij haar ontboden. Eerst wordt hij tot in de puntjes opgekalefaterd, nadien moet hij een paar vernederingen ondergaan (o.a. een schijngevecht met haar tamme luipaard). Als Saint-Avit Antinea ziet, is hij inderdaad een vogel voor de kat. Maar ’s anderendaags is het de beurt aan Morhange…
Ondertussen vertelt een dronken Bielowsky hoe hij zijn maîtresse Clémentine kwijtspeelde aan de sheik van Hoggar. Via een ring die als vrijgeleide functioneerde, is hij hier dan zelf geraakt. Morhange blijft langer weg dan gepland en Saint-Avit wordt ongerust. Als er twee Spaanse ontdekkingsreizigers worden gesignaleerd en Cegheïr-ben-Cheïk het bevel krijgt ze ongemoeid te laten, weet Saint-Avit dat Antinea verliefd is op Morhange. Dat is immers de eerste man die haar weerstaat (hij wil in het klooster treden).
Uiteindelijk slaat Antinea’s liefde om in haat en ze overhaalt Saint-Avit om Morhange te doden. In een roes doet deze dat, maar wanneer hij het zich realiseert, keert hij zich tegen Antinea. Hij wordt overmeesterd, maar kan vluchten dankzij de steun van het slavinnetje Tanit-Zerga (die onderweg door uitputting sterft) en Cegheïr-ben-Cheïk. Deze laatste doet dat omdat Mohammed gebiedt dat men iemand die je het leven heeft gered ook moet helpen. Nu ze echter “quitte” staan, zal Cegheïr hem niet meer redden als hij terugkomt. “En terugkomen zal je,” voegt hij eraan toe. En inderdaad, als op het einde een touareg wordt gevangen genomen en het blijkt Cegheïr te zijn, vertrekken ze, met een nieuwsgierige Ferrières als derde man…
Ik zag de verfilming door Jacques Feyder pas in 2012, in een versie die door het Nederlandse filmmuseum was gerestaureerd. Uitstekend gedaan overigens, alleen jammer voor de vreselijk irritante muziek van Eric Le Guen die eraan werd toegevoegd.
Het merkwaardigste aan deze verfilming is dat ik pas nu “het licht” meende te hebben gezien. Morhange was namelijk homoseksueel! (**) Hij hield van Saint-Avit en daarom was hij immuun voor de verleidingskunsten van Antinea. Let op, deze “verlichting” drong niet tot mij door omdat Feyder dat zo zou hebben verfilmd, integendeel hij zet juist het religieuze motief dik in de verf.
Feyder is een grote naam in de filmgeschiedenis en, het is waar, er zitten heel mooie plans in de film en, vooral, de acteurs acteren heel “modern”, helemaal niet op de Hollywoodiaanse manier uit die tijd, waarbij zelfs ernstige films een komisch cachet krijgen. Maar tegelijk laat Feyder toch ook veel steken vallen. Vooral de figuur van Antinea gaat helemaal de mist in.
Of juist niet! Want dat is het nu juist: het mistige, het mysterieuze rond haar persoon is helemaal verdwenen. Het duurt overigens een eeuwigheid vooraleer Stacia Napierkowska (foto) in beeld komt en – of het zo gewild is, weet ik uiteraard niet – maar zij is de enige die op die “Hollywoodiaanse” manier acteert. De scène waarin ze uit de bol gaat omdat Morhange haar avances niet beantwoordt, is b.v. om te gillen.
Erotisch gezien komt ze echter wél goed uit de verf. Uiteraard moeten we hierbij afstand doen van de huidige “anorexische” opvatting van hoe een erotisch aantrekkelijke vrouw eruit ziet. In de tijd van Feyder mocht het “wel wat meer” zijn. In het geval van Antinea lijkt dit zelfs aannemelijk, want ze doet een hele tijd niks anders dan liggen. Maar goed, dit terzijde laat ze zich van alle kanten bewonderen, maar vooral haar voluptueuze boezem, waarbij de “cleavage” zo groot is dat haar borsten op elk moment haast uit haar kleed dreigen te rollen, zal op de toeschouwers destijds wel een heel, euh diepe indruk gemaakt hebben…
Na de verfilming door Jacques Feyder was Brigitte Helm in 1932 Antinea in de versie van Georg Wilhelm Pabst. En nog veel later was er “End of Atlantis” van Edgar George Ulmer (1961) met de Palestijnse Haya Harareet als Antinea (zij was Esther in de fameuze Ben-Hur verfilming). Eigenlijk is dit een Italiaanse film van Giuseppe Masini met als titel “Antinea, l’amante della citta sepolta”.
In 1992 kwam er dan nog een Frans-Italiaanse TV-film in twee delen van Bob Swaim met Victoria Mahoney als Antinea. In het eerste deel laat deze enkel haar achterwerk zien, want daarin staat eerder Anna Galiena centraal als Amira, een vrijgevochten vrouw, waarop zowel Morhange als Saint-Avit verliefd zijn. De twist over wie haar mag “bezitten” zou een voorafschaduwing moeten zijn voor wat volgt, maar deze passage is (net als de hele film) zeer langdradig en totaal ongeïnspireerd uitgewerkt. Wie trouwens dacht dat zo een recente verfilming de erotiek wel explicieter in de verf zou zetten komt bedrogen uit. Het achterwerk van Victoria Mahoney fascineerde Bob Swaim blijkbaar wel, maar voor de rest krijg je niets te zien. Veel erger is echter dat Swaim er helemaal niet in slaagt de erotische aantrekkingskracht van Antinea gestalte te geven. In plaats van b.v. aangetrokken te zijn door Morhange omdat hij haar weerstaat, laat hij er haar als de eerste de beste bimbo hopeloos verliefd op worden. Dat heeft ook te maken met de “demystificatie” van het boek. Er wordt namelijk naar een “rationele” verklaring gezocht. Zo zou Antinea eigenlijk gewoon een onwettig kind van Bielowsky zijn, die door Jean Rochefort (als de gefrustreerde archeoloog Le Mesge) als godin wordt uitgespeeld. Een dergelijke poging tot verklaring vonden we ook reeds bij Pabst terug. Dat was ook nodig om de Arische trekken van Brigitte Helm te verklaren (ze zou de dochter van een Parijse revue-danseres geweest zijn), maar deze versie slaagde er toch nog in om een zekere geheimzinnigheid te blijven behouden.
Er zijn nog veel meer films te vinden op de Internet Movie Database met Atlantis of Antinea in de titel, maar ik wacht tot ik ze effectief heb gezien, vooraleer ze in dit overzicht op te nemen, aangezien ze allemaal in mindere, maar vooral in meerdere mate afwijken van het originele verhaal van Pierre Benoit. En dan heb ik het nog niet eens over de talloze verfilmingen van “She”, het intrigerende boek van Henry Rider Haggard (1856-1925), dat verscheen in 1886 en waaraan het werk van Benoit zeker schatplichtig is.
Ronny De Schepper
(*) Umberto Eco laat in “De Slinger van Foucault” Rodin “de geheime generaal van de jezuïeten” de femme fatale die hem gaat vermoorden met de naam Antinea aanroepen (p.514) in het verhaal dat hij laat optekenen door zijn hoofdpersonage Jacopo Bello, die in de femme fatale op zijn beurt zijn geliefde Lorenza Pellegrini gestalte geeft.
(**) Of zou het toch enkel “amitié, virile et pure” zijn, zoals Pierre Benoit schrijft in “La châtelaine du Liban” (p.237). Hoe dan ook, “Elle rachète bien des choses de leur vie, pour ceux qui ont su la goûter, la saveur de ces baisers d’hommes.” (idem, p.236)


