“La Witteman” begenadigd columniste van De Volkskrant was in Luik en liep – “ontheemd als ze was” – pardoes tegen een Kruidvat filiaal aan. “Dat hadden we hem toch maar geflikt als nietig klein landje om een heuse Kruidvat te stichten in dat verre vreemde Luik” schreef ze argeloos. O jee toch, een faux pas van jewelste. De verontwaardigde brievenschrijvers buitelden over elkaar heen. Zelfs de Ombudsclown, het scherprechterlijke klaaginstituut van De Volkskrant, werd er met de haren bijgesleept. De hoofdredacteur was door een roedel factcheckers nog net niet van zijn bed gelicht. Reuring alom: Kruidvat is van de Chinezen!!! Niks Hollands glorie in den vreemde. Nou ja, denk ik dan, weer wat geleerd. Als ze complete westerse havens kopen, dan is zo’n NL-drogisterijtje maar klein bier voor Xi Jinping’s stoottroepen.

Tsja, hoe kom je ertoe om zomaar in Luik rond te gaan struinen. Nou, Sylvia’s huisgenoot P. (naam en adres ter redactie bekend), wilde met alle geweld in die omgeving een berg (sic) op fietsen. “En daarom reden we naar Wallonië met de nog niets vermoedende racefiets in de achterbak. Eenmaal in Luik vatte hij zijn ros bij de horens, terwijl ik de omgeving ging verkennen”.

P. is kennelijk best een late roeping die, bevangen door een plotse aanval van wielerkoorts, op een onbewaakt ogenblik een mooie celeste Bianchi heeft aangeschaft. Coppi reed er op, ook wel iets voor mij, dacht hij misschien.
Dan wil je wel eens in je fancy Italiaanse koerstenue rondom Luik fietsen zonder helemaal uit Bastogne hoeven te komen over al die klote bulten met mottig asfalt.

Hoe vaak hadden wij in “De Walen” al niet onze voetriempjes aangetrokken. Als zelfverklaarde hemelbestormers in de sixties. Voor de eerste keer in Horion-Hozémont, meer bepaald in het hameau Les Cahottes (gehucht met de keien). Maar ook bijvoorbeeld in Vottem, Fize-Fontaine of Cras-Avernas. Zomaar een paar willekeurige buitenplaatsen in het Luikse. En wat te denken van Moxhe, alwaar volgens de berichtgeving in de krant “La Dernière Heure” een hoogbejaarde vrouw (met naam en adres in de krant zoals toen in B en F nog gebruikelijk) door haar eigen varken was aangevallen. Wat tevens háár laatste uur betekende. Het stond onder de faits divers dus schijnbaar was het niet eens zo heel uitzonderlijk. Nee, de regio was geen arcadia in die dagen.

De koers trok ter plekke nog wel wat vreemde vogels aan. Zo was er die vaste gast, asgrauw en knokig in een voddig afgewassen rennerspak. Hij had nog maar één been en reed al bedelend met een mansbakje -wonderwel- rond op een krakkemikkige renfiets. Plots verscheen soms ook een figuur op een brommertje. Op een geleend cafétafeltje werd een op ‘n draaischijf gemonteerd dartsbord vastgeklemd. Een slinger aan dat rad van avontuur en met een inleg van een paar francs en een fikse worp met een vogelpikpijltje kon je misschien een prijsje verdienen. Een mini-kermisje in een bushokje. Was de koers, zonder carrousel en smoutebollenkraam, toch nog een “kermesse”.
Op een antieke FN-motor vervoegde zich een bejaard echtpaar. De man had een houten kistje voor z’n borst hangen, waaruit een felkleurige hanenstaart stak. Op weg naar een hanenkraai-concours waarschijnlijk. De haan is niet voor niets het symbool voor het Waalse gewest.
In ieder geval was er volk op de been en dus “ambiance”.

Wie we daar ook dikwijls troffen was een Amsterdams koppel. Ze boekten voor het weekend een hotelletje. Zaterdag en zondag kon hij dan koersen. Zijn verloofde mee als liefhebbende supporter. Uitzonderlijk voor die dagen dat hij als Mokumse onderwijzer met een zwarte Jabo in Waals Bels rond kachelde. Beroep én kleur van de fiets, plus het logeren, die combinatie matchte eigenlijk helemaal niet met de wielertijdgeest van toen. Bijzonder sympathiek en relaxed oogden ze. Pas onlangs kwam ik er achter dat het heel slecht was afgelopen met die renner (naam en adres ter redactie bekend). Hij raakte verslaafd aan de speed, verloor zijn baan én scheidde van zijn geliefde. Uiteindelijk overleed hij in zijn flatje, van God en alleman – behalve zijn hond – verlaten. Na tien dagen werd hij pas gevonden. Zijn hond had het volgens de overlevering gered, door onder meer, te drinken uit het toilet. Kortom een triest en ellendig einde van wat toen nog een hartelijk en harmonieus stel leek.
Soms gaan wat herinneringen met mij op de loop en komen er wat navrante dingetjes bovendrijven.

Heel veel later hebben we vanuit een soort sentimental journey-gevoel Horion-Hozémont en zijn Hameau nog eens aangedaan. Een tussenstop voor het meebeleven van een Tour de France aan- en doorkomst in België. Horion-Hozémont is voor een fiks deel platgewalst voor de uitbreiding van de luchthaven Luik-Bierset. Het Hameau Les Cahottes is de dans ontsprongen, maar heeft het nauwelijks overleefd. Het café waar we eens moesten inschrijven is dichtgeplankt en er was geen hond te bekennen. Bonjour tristesse!

Spoorslags door naar de Borinage, le pays noir. Ook La Wallonie. Het land van Marc Dutroux. De rode vod voor de laatste kilometer van die Touretappe hangt precies voor zijn spookhuis in Marcinelle. Foutje, bedankt!

Het is zondag en we willen niets missen. Hotelletje gereserveerd in de buurt van Yvoir. De geest van Kuipertje blijkt er al lang verdwenen. Als we ’s middags onze tas even binnen gooien, weet niemand iets van onze komst. Geen probleem, de verwarming wordt even aangezet. Straks zal de klamheid in het slaapkamertje wel weg zijn zegt de mevrouw achter de bar. Midzomer. De toog is al goed bezet, zo vroeg in de middag. Een enorm dikke figuur slaat de ene pint na de andere naar binnen. De barkruk lijkt in zijn lijf geïntegreerd te zijn.

Toch maar naar de koers. We belanden uiteindelijk in een dorpje, waar naar later blijkt, de oudste oud-renner van de Tour de France zijn allerlaatste dagen slijt. De village maakt een gloomy indruk. Veel rolluiken dicht op een zondagmiddag om een uur of drie. We parkeren in een zijstraatje. Een voordeur gaat open en een morsige figuur kijkt ons onderzoekend aan. Een steelse blik naar binnen toont een absoluut zwart gat. We lopen naar de hoofdstraat waar straks de matadoren van de Tour voorbij zullen flitsen. Een vader met een zoontje aan de hand komt ons tegemoet. Gedrapeerd om zijn hals hangt een slang. Een joekel van een echte, levende slang. Hij doet niks hoor, zegt hij. Dat denken we althans, want we verstaan hem niet echt. Alsof hij zijn hondje uitlaat. Een surrealistisch decor. Nog net geen horror.

De hoofdstraat heeft zich wel wat voorbereid op de passage. De plaatselijke frituur heeft vlaggen buiten hangen en zelfs met wat stoelen en tafeltjes een soort terrasje gemaakt. De bewoners hebben zich ook buiten gewaagd. Veel Italianen. Tweede generatie gastarbeiders uit de kolen en het staal. Niet de fine fleur van de natie. Het mediterrane is er allang afgesleten. Het zwarte land heeft zich helemaal over hen ontfermd. Eén figuur heeft in al zijn frivoliteit nog wel een Alpenjagershoedje opgezet. Balorig nuttigt hij af en toe een klein likeurtje. En kwettert in het rond. Tot hilariteit van de vrouwen die inmiddels verworden zijn tot moekes met bonte schorten aan.

De grote parade trekt voorbij. Reclamekaravaan en later de complete groep. In gestrekte draf op weg naar de meet. In een flits is het spul voorbij. Even zo snel als het peloton is gepasseerd wordt de orde hersteld. Sergio en consorten zijn tout à coup verdwenen. In een vloek en een zucht is het terras van de cafetaria ontmanteld. De straat is dood. Hartstikke dood.

’s Avonds door naar Charleroi. Op zoek naar de Tourkoorts. Niks, nada! Het is de finaleavond van het Europees voetbalkampioenschap. De stad oogt uitgestorven. Griekenland wint en dan lijkt het wel of Charleroi is vergeven van de Grieken. Constant toeterende auto’s met blauwwitte vlaggen en uitgelaten bemanning scheuren door de straten. Klein Athene. Hoezo Tour de France.

Terug in het café met slaapplaatsen. De stamgasten van ’s middags zijn nog paraat aan de tap. En er wordt nog steeds flink doorgezopen. Onze dikzak drinkt nog steeds grote potten “blanche”. Een ladderzatte figuur probeert ons duidelijk te maken dat hij de volgende dag voor een nette doorkomst van de tweede etappe verantwoordelijk is. Politieagent of verkeersregelaar? Maakt niet uit. Ober, doe hier nog maar drie bier!

Het koersen in België was voor ons, gespeend van afdoende atletische bagage, natuurlijk meer dan een verzoeking. Hele weekenden werden opgeofferd aan een brandende ambitie. Alleen al de reis vice versa in het Fiatje 600 van vriend Willem, of de VW kever van straatgenoot Willy, was een calvarietocht. Het land kende nog geen snelwegen en wij hadden de centen en de goesting niet om een hotelletje te boeken. Onderwijzer zijn stond ook verre van ons, trouwens.

Willy van der Heijden sr (met witte helm) en Willy jr (“piep” en onbedorven) linksonder in beeld in 1969. Foto Adrie van der Heijden, Nijnsel.

Met meer dan lede ogen en totaal afgepeigerd passeerden we dan op een hete zondagnamiddag terug naar huis “The Talk of the Town” in Diest. Een dancing  met een Amerikaanse uitstraling. Groot rond pand met een verleidelijk uitnodigende neonreclame, een beetje zoals die tenten vroeger langs de Route 66. En daarbij natuurlijk al die auto’s en die meiden met mini-jupes en blote ruggen. Een uur of zes en al volop sfeer, het begin van een hot summer evening in een stampvolle, dampende discothèque. Overigens is The Talk of the Town anno nu omgekat tot een Chinees restaurant met de nogal verrassende naam “Happy Wok”. Ook daar dus Oosters imperialisme.

Niet kijken, doorjassen, wij hadden andere toekomstvisioenen. Doorkomst in Valkenswaard, bijna thuis, van hetzelfde laken een pak. Al volop fris, jong uitgaansvolk op de been. Wij naar huis, fiets poetsen en vroeg te bed. Jezus Christus wat waren we toch onnozelaars. Françoise Hardy’s (God heeft sinds vorige week haar ziel) “tous les garçons et les filles de mon âge….” galmt nu nog door mijn bovenkamer.

Daarnet kwam de VW Kever van Willy van der Heijden nog even in beeld. Af en toe was ik medepassagier. Willy sr, Marie-Louise zijn vrouw, zoon Willy jr. en dochter Jeannie plus de meebetalende derde-inzittende. Met twee fietsen op de imperiaal onderweg naar de koers in Bels.

Einde van de kleine Willy 5/12/88. Die het leven toen al lang ontstegen was. Zie ook “Hoge Pirelli’s en Liggende Achten”

Willy sr en Willy jr zijn de oom en neef van A.F.Th. van der Heijden en de protagonisten (met name de “kleine Willy”) van de novelle “Weerborstels”, het Boekenweek-geschenk van 1992. Ze figureren daarin als Robbert en Robby Egberts. Eigenlijk is dat boekje onderdeel van de romancyclus ”De Tandeloze Tijd”. Laat nou Sylvia vorige week te hebben aangekondigd, dat ze de Tandeloze Tijd gaat herlezen. “U hoort nog van me” schreef ze. Ben stikbenieuwd.

Huisgenoot P. zal toch op zijn ontdekkingstocht niet onverhoopt in hameau Les Cahottes zijn aanbeland. Niks te beleven, absoluut geen blote ruggen en/of mini-jupes te blikken en voor de ravitaillering niet eens een holle loempia te krijgen.

Theo Buiting, 17.6 2024

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.