De grote happening waarmee het Festival van Vlaanderen ieder jaar in Gent van start gaat, was ook nu weer een enorme succes.

Zag het er ’s ochtends even naar uit dat de regen als spelbreker zou optreden, dan stond er ’s namiddags juist een stralend zonnetje op het menu. De organisatoren hadden zich overigens reeds min of meer ingedekt tegen minder goede weersomstandigheden, door alle locaties te concentreren rond het Sint-Baafsplein. Een ander lovenswaardig initiatief was dat men de kaartenverkoop was gestopt toen er 2.500 de deur waren uitgegaan. Op uitzondering van het Bisschopshuis (150 man) waren de vier andere zalen weliswaar berekend op 450 à 700 toehoorders, maar de muziekliefhebbers zijn natuurlijk vrij om zelf hun menu samen te stellen en zo kon het toch gebeuren dat sommige locaties overbevolkt waren. Dat was in ‘95 zeker het geval met de te kleine zaal in het Bisschopshuis, maar ook het NTG was tot in de nok gevuld. Dat was ook niet te verwonderen want met een combinatie van Jordi Savall (bekend van de film “Tous les matins du monde”) met de flamencogroep Los Cabales was dit veruit het meest populaire programma. En voor wie in het Bisschopshuis de klassieke pianist Levente Kende niet aan het werk kon horen die composities van Bela Bartok vertolkte, gebaseerd op volksmuziek die dan door het ensemble Okros ten gehore werd gebracht, dit concert werd de zondag daarna nog eens overgedaan in kasteel Gravenhof (Dworp), maar dan met de Hongaarse groep Muszikas, die zo mogelijk nog beter is dan Okros.
Dat wil echter niet zeggen dat er voor de “moeilijkere” programma’s minder volk was. Integendeel! Zo zat de Sint-Baafskathedraal afgeladen vol voor de Chinese muziek van het ensemble Han Tang Yüeh-Fu uit Taiwan. Dat betekent eigenlijk “Zuiderse wind” en dat is dan ook andere muziek dan de Chinese “blowing & hitting” zoals we dat gewend zijn. Bij hen heet het “silk & bamboo”. Deze zeer zachte muziek gaat terug tot in de Han- of Tang-dynastie en werd vroeger enkel door mannen vertolkt. Dat was een beetje vreemd want de teksten werden juist in de mond van de vrouw gelegd (meestal smachtend wachtend op haar man die als koopman soms maandenlang onderweg was; eigenlijk was dit een soort van wishful thinking) en ook zeer hoog gezongen. De groep in Gent bestond echter ook uit vrouwen en de zang klonk dan ook veel natuurlijker.
Daarnaast was er het ensemble Organum dat Dominicaanse gezangen uit de 13de eeuw bracht. Of beter gezegd: zij brachten Gregoriaans op een manier zoals dat uit een tractaat van de Dominicanen van rond 1200 blijkt. Dit handschrift werd reeds in 1850 door niemand minder dan Edmond De Coussemaeker ontdekt, maar het zette de Gregoriaanse traditie dermate op zijn kop dat het pas sinds kort ernstig wordt genomen.
In de crypte van het Geraard De Duivelsteen werd voor een even intieme sfeer gezorgd door de Armeense dudukspeler Gjivan Gasparyan (bekend van de film “The Russia House”) en de groep Sequentia (foto), waarmee ik ’s avonds een gesprek had (samen met Andrew Lawrence-King) in een restaurant in het Patershol, die een zeer theatrale versie van de IJslandse edda-sagen bracht. Deze crypte, die toebehoort aan de Regie der Gebouwen, werd dat jaar voor het eerst als concertzaal gebruikt. Voor deze gelegenheid was ze zeer geschikt, maar in de toekomst zal dat ook slechts voor zeer specifieke evenementen het geval kunnen zijn. Een duduk is overigens een soort van hobo, gemaakt uit abrikozenhout, wat een heel speciaal timbre geeft. Het is eigenlijk een instrument uit de volksmuziek (herders), dat pas sedert een 30-tal jaar aan het conservatorium wordt gedoceerd en dan precies dankzij kameraad Gasparyan, die onder het USSR-bewind de enige Armeniër was die de eretitel “nationaal artiest van Armenië” meekreeg.
De enige locatie die niet helemaal vol liep, was het muziekconservatorium waar het Tsjechische ensemble Jablkon (half jazz, half hedendaags klassiek) gekoppeld was aan de ud-speler Munir Bashir en de avant-garde trombonist Vinko Globokar. Het was de bedoeling om tot een soort van jamsessie te komen, maar Jablkon weigerde met Globokar te spelen en ook de Arabische luitspeler leek de uitspattingen van deze laatste slechts met een knipoog te volgen.
Daarnaast was er nog straatanimatie met een Jordaans orkest, het koperkwintet van de luchtmacht en een Cubaans draaiorgel. Dit verschilt van onze draaiorgels, aangezien het als een instrument wordt bespeeld (m.a.w. de rol gaat er niet gelijkmatig door), begeleid door percussie. Daarna had er op de Graslei een wereldmuziekconcert plaats met het laatste optreden voor lange tijd van Zap Mama, voorafgegaan door Rhyt’Miss, een blank vrouwelijk percussiekwintet. Waarna nog het traditionele vuurwerk volgde, begeleid door de Muziekkapel van de Gidsen, die een speciale bewerking hadden gemaakt van Ravels “Rhapsodie Espagnole”. Tenslotte was er in het Kunstencentrum Vooruit een Fiesta Mundial.
Dit was nu reeds het derde jaar dat klassieke muziek met wereldmuziek (of beter gezegd: niet-West-Europese muziek) wordt geconfronteerd i.p.v. de vroegere popconcerten op de Koornmarkt b.v. Volgens Serge Dorny zijn in West-Europa de populaire muziek en de “kunstmuziek” te ver uit elkaar geëvolueerd. “De hedendaagse muziek heeft hier geen enkele relevantie meer voor de maatschappij. Dat is elders wél het geval. Vandaar deze keuze.”
In tegenstelling tot 1994 toen Paul Van Nevel tot Festivalster werd uitgeroepen en niet zijn Huelgas Ensemble, spreekt men in 1995 wel degelijk over het Collegium Vocale als Festivalster en niet dirigent Philippe Herreweghe. Wellicht omdat het initiatief deze keer van het koor zelf is uitgegaan, dat in 1995 z’n 25ste verjaardag vierde en daarvoor oorspronkelijk zelf een eigen programma had uitgedokterd voor december. Toen het dit organisatorisch niet bleek aan te kunnen, is men bij het Festival van Vlaanderen gaan aankloppen, waar men een gespecialiseerd team bereid vond om de viering vaste vorm te geven, maar dan wel in de Gentse Festivalmaand september i.p.v. december.
Uiteraard vond deze viering plaats in het kader van de cyclus “De Vier Temperamenten”, waarin Paul Van Nevel nu blijkbaar definitief (?) de plaats heeft ingenomen van René Jacobs naast Sigiswald Kuijken, Jos Van Immerseel en uiteraard Philippe Herreweghe. Wat heet natuurlijk “definitief”? Volgens Jan Briers jr wil Jacobs het voorlopig een beetje kalmer aan doen, maar “als een volgende keer Sigiswald Kuijken b.v. wat minder actief is, kan René Jacobs zeker terugkeren. Anderzijds is het wel prettig samenwerken met Paul Van Nevel. Dat is een man met een heel rijke fantasie. Zo zal hij dit jaar een fado-concert geven dat pas om 22u begint en waarbij de mensen aan tafeltjes zitten en Portugese wijn drinken.”
Jos Van Immerseel voerde in het kader van de Vier Temperamenten met zijn Anima Eterna het eerste klavierconcerto van Beethoven uit als een aanloop naar een integrale van diens klavierwerken. Dit concerto werd trouwens ook in Antwerpen uitgevoerd (in de Singel), waar voor het overige de nadruk zoals gewoonlijk lag op de “Laus Polyphoniae”. In 1995 stond het programma vooral in het teken van de Antwerpse muziekdrukkunst in de 16de eeuw, omdat het precies 400 jaar geleden was dat componist en uitgever Hubert Waelrant overleed. Zo werden b.v. de oudste in druk verschenen composities in Antwerpen (een aantal motetten) uitgevoerd tijdens een totaalhappening die de intrede van keizer Maximiliaan in Antwerpen moest verbeelden.
Als we het over oude muziek hebben, dan moeten we zeker de afdeling Brugge vermelden, die reeds in 1964 inpikte op de pas ontstane belangstelling voor de herontdekking van de oude muziek op historisch verantwoorde instrumenten. En zo komt het dat we in 1995 al aan het elfde clavecimbel-concours en de vijfde pianoforte-wedstrijd toe waren met in totaal 130 deelnemers uit 24 landen. Bij de 26 pianoforte-spelers ook de twee enige Belgen, Tom Beghin en Alex Roosemeyers. In 1994 was het orgelconcours net zoals in het wielrennen een bijna homogeen Italiaans succes (alleen de Amerikaan David Yearsley kon zijn voet naast triomfator Luca Antoniotti plaatsen). Nu waren er weer 16 Italiaanse deelnemers, maar deze keer werd er vooral uitgekeken naar de deelnemers uit het Verre Oosten met op kop niet minder dan 26 Japanners! Daarbij mag het dan toch een troost zijn dat Tom Beghin uit Leuven in de minder druk bezette pianoforte wedstrijd een eervolle vermelding achter zijn naam kreeg. Onvoldoende echter om naar de finale door te stoten, die inderdaad op een heel hoog peil stond. Alleen de jonge Nederlander Bart Van Sambeek had een off day, de drie andere finalisten waren sterk aan elkaar gewaagd.
Uiteindelijk was het de Japanse Kikuko Ogura die zowel de prijs van de jury als de publieksprijs in de wacht sleepte. Twee jaar eerder had Ogura als lid van het Trio Van Beethoven trouwens ook reeds de Musica Antiqua-wedstrijd gewonnen. Overigens opmerkelijk dat zij de enige vrouwelijke finaliste was, terwijl bij het clavecimbel de vrouwen in de meerderheid waren.
De Oostenrijker Florian Birsak was een eervolle tweede en een andere Nederlander Arthur Schoonderwoerd kreeg van Lukas Huybrechts de prijs van Radio 3, al vond diens vriendin Marleen Spaepen dat de speciale opstelling en meer nog de speciale belichting die Schoonderwoerd eiste belachelijk was en niet terzake doende. Merkwaardig was ook nog dat het tegelijk ook een wedstrijd van pianoforte-bouwers was, want elke finalist vertegenwoordigde een bepaalde bouwer. In die zin was de uitslag als volgt: 1.Maene, 2.McNulty, 3.Hungerberg, 4.Kobalt.
Heel anders lag het met het clavecimbelwedstrijd, die nochtans veel hoger staat aangeschreven. Het peil was hier zo ontstellend laag dat de jury onder de leiding van Johan Huys zeer terecht de eerste twee prijzen niet toekende. De derde prijs ging dan naar de Italiaan Roberto Menichetti, die deze plaats ook reeds vorig jaar bij het orgelconcours had bezet. En het is juist: Menichetti was degene die het minste fouten had gespeeld. Anderzijds bracht hij erg saaie vertolkingen en het is voor een wedstrijd in het kader van een Festival van Oude Muziek dan toch merkwaardig dat men hier evenzeer de virtuositeitsnorm van pakweg een Elisabethwedstrijd gaat hanteren.
De publieksprijs ging naar een andere Italiaan Giampietro Rosato, inderdaad een echte showman, die ongetwijfeld een succesrijke carrière zal uitbouwen. Maar ook zijn vertolkingen waren voor aandachtige toehoorders te oppervlakkig. Het (relatieve) succes van deze twee Italianen had echter ook te maken met de begeleiding door leden van het beroemde barokorkest Il Giardino Armonico. De eenzame boe roeper mag dan nog onbeleefd geweest zijn, hij vertolkte misschien toch wel een gevoelen dat bij velen leefde, namelijk dat deze Italianen hun uiterste best deden bij hun landgenoten, maar de andere finalisten aan hun lot overlieten of zoals in het geval van de Australische Katrina Brown ze gewoonweg tegenwerkten.
Door het wegvallen van de twee hoofdprijzen werden er wel massa’s “eervolle vermeldingen” toegekend zodat een aantal van de deelnemers toch nog uit de kosten kwam. Maar het is wel jammer dat zij dit ongetwijfeld ook op hun “curriculum vitae” zullen inschrijven, terwijl ze toch niet echt “eervol” uit de strijd kwamen.
In de marge van de wedstrijd vonden zoals gebruikelijk een aantal seminaries en workshops plaats, maar vooral ook de tentoonstelling in de Stadshallen, waarvoor niet minder dan 60 ateliers uit alle hoeken van de wereld inschreven en waar we Jos Van Immerseel alweer tegen het lijf liepen.
En tenslotte waren er natuurlijk nog de middag- en avondconcerten, die in dit Purcell-jaar vooral in het teken stonden van deze Britse componist die 300 jaar geleden overleed. Eén van de hoogtepunten was een scenische voorstelling van zijn “Dido and Aeneas” door The Opera Restor’d London.
Daarnaast was er ook aandacht voor de piano in de 19de eeuw (met o.a. Jos Van Immerseel en zijn Erard uiteraard), de muziek uit het Middellandse zeegebied (met o.a. het ensemble La Romanesca) en natuurlijk ook de onuitputtelijke Bach met o.m. een originele visie op de “Brandenburgse concerten” door het New London Consort, maar ook Pieter Wispelwey met een solo-suite voor cello. Dat alles maakte dat organisator Robrecht Dewitte met een budget van 17 miljoen zo’n 35.000 bezoekers mocht ontvangen.
Het festival van Kortrijk dat reeds in april van start gaat, legde dan weer de nadruk op de hedendaagse Vlaamse muziek met niet minder dan drie wereldcreaties: de Missa Aurea van Arthur Meulemans (die eigenlijk reeds uit 1945 dateert), Black Venus van Robert Groslot en werk van Rafaël Dhaene.
Dezelfde belangstelling vinden we ook weer in Mechelen, waar men zelfs een speciaal ensemble heeft opgericht met Arielle Valibouse, Béatrice Derolez, Peter Van der Weert enz. dat werd genoemd naar de Mechelse musicoloog Paul Collaer, die in het interbellum de grootste componisten bij hem thuis ontving (zoals Stravinsky of Milhaud), maar die hiervoor geen erkenning kreeg, integendeel zijn hoge gasten mochten hun muziek niet eens in het openbaar laten horen. Dat wordt dan nu goedgemaakt.
De “special guest” was dat jaar Ivan Fischer, die met diverse ensembles optrad, waaronder ook zijn Budapest Festival Orchestra dat hij in 1983 samen met zijn vriend Kocsis oprichtte. Fischer richt zich vooral tegen wat hij noemt de “dinosaurussen”, zijnde de grote symfonieorkesten. Serge Dorny vond dat het Festival van Vlaanderen zich hierbij kon aansluiten, terwijl het toch vooral hiervoor bekend (berucht?) is. In 1995 waren dat o.m. nog Mariss Jansons, Zubin Mehta, Izthak Perlman, Jessye Norman en Barbara Hendricks, maar voor de allergrootste publiekstrekker moest men uitwijken naar het Sportpaleis van Antwerpen, waar de 16.000 kaarten voor Pavarotti op één dag de deur uit waren. Maar toegegeven, er werden ook vernieuwende inspanningen gedaan. Zo speelde Roger Norrington voor het eerst Haydn en creëerde het Brodzky Quartet een strijkkwartet van Luc Van Hove.
De nieuwste afdeling van het FVV, de afdeling Vlaams-Brabant, is ook actief in het kader van de concerten in de zogenaamde “historische steden”, daarmee bedoelt men dan provinciestadjes zowat overal te lande, die geen echte concertzaal bezitten en dus jaarlijks in het teken van de decentralisatie eens een gerenommeerde naam over de vloer krijgen. Niet ten onrechte maakte de programmator voor Oost-Vlaanderen, Serge Dorny, de vergelijking van het Festival van Vlaanderen als reizend cultureel centrum.
In nauwe samenwerking met de KUL (prof.Mark Delaere is immers de programmator) werd in Vlaams-Brabant een programma van hedendaagse en van renaissancemuziek uitgewerkt, gaande van Vier op’n Rij over Gustav Leonhardt tot het Danel Kwartet. I.s.m. prof.Bossuyt komt de polyfonie ook hier natuurlijk aan bod, al was de Laus Polyfoniae in Antwerpen een tegenvaller wat publieke opkomst betreft.
Wat de 20ste eeuw betreft was er een mis van Karel Goeyvaerts, uitgevoerd door het Collegium Vocale en Champ d’Action, wat uitmondde in een CD, en de creatie door de Beethoven Academie van een compositie-opdracht die aan Henri Pousseur werd gegeven. Prof.Delaere spaarde overigens zijn kritiek op de politiek van het FVV niet: het is onaanvaardbaar, aldus Delaere, dat de muziek ten dienste wordt gesteld van economie en diplomatie. Kortom, het was duidelijk dat deze afdeling uit onvrede werd geboren. Het was nog een beetje te vroeg om al nauwe samenwerkingsverbanden met Klapstuk uit te bouwen, maar dat belette niet dat deze vzw dat jaar op eigen houtje met een zevende editie van hun festival uitpakte. Het uitgangspunt was die keer de “herijking” van de dans, waarmee men vooral bedoelt dat de choreograaf dood is, zoals William Forsythe aangaf: de dans is een niet herhaalbaar gegeven en wordt dus telkens opnieuw gecreëerd. Daarom is er geen choreograaf meer, maar zijn de dansers co-auteurs.
Iets heel speciaals zijn de Kasteelconcerten van Peter Van Bouwel. Daarin worden volksmuziek en zogenaamde kunstmuziek met elkaar in contact gebracht. Meestal via volkse thema’s die in bepaalde composities werden verwerkt. Volgens Serge Dorny komt dit thema ook terug in de concerten van het orkest van het Marinsky-theater o.l.v. Valeri Gergiev, die opnieuw te gast was met twee opera’s in concertante versie: “Katschei” van Rimski-Korsakov en “Mazeppa” van Tsjaikovski. De Sovjet-autoriteiten zouden volgens Dorny namelijk enkel in theorie de volksmuziek hebben gesteund, maar in werkelijkheid werden componisten aangespoord om slechts bepaalde volkse thema’s (en dan nog liefst de meest westerse) in hun composities te verwerken. Voor deze zeer aanvechtbare stelling baseert hij zich (uiteraard) op de postume autobiografie van Sjostakovitsj.
Maar goed, in de reeks Kasteelconcerten gaat de aandacht naar zes streken. Eerst en vooral is er natuurlijk Hongarije, omdat Jubilate dit land in 1995 in de kijker plaatste. Levente Kende speelde zoals gezegd in kasteel Gravenhof (Dworp) samen met de volksmuziekgroep Muszikas het programma dat hij tijdens de happening met Ökrös speelde. In kasteel Bossenstein (Broechem), gebouwd door de heren van Ranst is uiteraard Paul Rans met zijn groep te gast, naast een vocaal kwartet. Uiteraard vallen er ook doedelzakken te beluisteren in deze reeks, echter niet in kasteel d’Aertrycke in Torhout, waar nochtans Schotland centraal staat, maar wel in het kasteel van Neerijse want doedelzakken komen eigenlijk uit Tsjechië, dat hier in de kijker werd geplaatst. In het kasteel van Ooidonk tenslotte werd muziek uit Andaloesië ten gehore gebracht, terwijl Paul Klinck in het kasteel van Beervelde een vioolduel aanging met Zweedse volksmuzikanten.
Vergelijkbaar met deze reeks zijn de drie maal vijf concerten van jonge musici in het kader van “muziek ten huize van”. Vijf jonge muzikanten spelen in patriciërswoningen in Vlaanderen, in Brussel en in Wallonië.
Al een aantal jaren is het Festival van Vlaanderen niet meer beperkt tot het Belgische Vlaanderen, maar neemt ook Zeeuws-Vlaanderen eraan deel. Onze Noorderburen willen vooral de jongeren wat meer interesse doen krijgen voor de klassieke muziek. Daarom gaat men de populaire toer op en heeft men als thema de invloed van de volksmuziek op de kunstmuziek gekozen en dan meer bepaald in Roemenië en Hongarije. Vandaar de titel “Tussen Donau en Karpaten”. Het meest “drempelverlagende opstapconcert” zoals de Hollanders dat dan noemen was een optreden van George Zamfir in Clinge op 16 september. Alhoewel ook “De nacht van de Karpaten” in Sas van Gent op 22 september tot een regelrechte happening zou moeten uitgroeien. Het grootste probleem in Zeeuws-Vlaanderen is dat buiten Terneuzen (35.000 inwoners) er geen enkele concertzaal voorhanden is. Wel zijn er tal van prachtige kerkjes. Dat is natuurlijk wel bepalend voor de programmatie. En dan bedoelt programmatrice Yolande Mergler niet dat men enkel maar religieuze muziek kan programmeren (zoals dat in Gent b.v. het geval is geweest), maar wel dat de galm voor specifieke problemen zorgt. Orkesten als die van Ivan Fischer (Hulst, 8 september) of Jos Van Immerseel (Koewacht, 14 september) kregen daarmee af te rekenen. Maar sommige muziek komt juist vooral tot haar recht in die ruimtes. Een aanrader op dat vlak was wel het muzikale kerkepad op 23 september.

Bij de voorstelling van het FVV 1995 werd aangekondigd dat aan Jan Briers sr de titel van ere-voorzitter werd toegekend en dat de nieuwe voorzitter van de Raad van Bestuur voor het seizoen 1995-96 (in opvolging van Willy Claes) Mark Eyskens (foto) is. Als ex-minister van financiën beloofde deze ervoor te ijveren de fiscale aftrekbaarheid van maecenaat te verbeteren. De subsidies werden door de Vlaamse regering overigens opgetrokken van 34 naar 40 miljoen, maar dat betekende nog altijd amper 15% van de totale begroting, daar waar het Holland Festival voor 55% overheidssubsidies krijgt en Salzburg zelfs 75%. Bovendien maakte Jan Briers jr zich ook boos op de provincie West-Vlaanderen die het initiatief Musica Flandrica steunt i.p.v. het Festival.

Referenties
Ronny De Schepper & Stéphane Godfroid, In Brugge klinkt oude muziek weer als nieuw, Het Laatste Nieuws 29 juli 1995
Ronny De Schepper, Festivalhappening brengt in Gent muziek uit heel de wereld, Het Laatste Nieuws 8 september 1995
Ronny De Schepper, “Kijk es naar mij, ik hou van veel muziekjes”, Het Laatste Nieuws 11 september 1995

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.