Het is vandaag al 25 jaar geleden dat de Amerikaanse zangeres en actrice Julie London is overleden.
Julie London werd geboren als Gayle Peck in Santa Rosa (Californië) op 26 september 1926. Haar ouders waren vaudeville-artiesten. Toen ze veertien was, vestigde het gezin zich in Los Angeles. Kort daarna begon Gayle op te treden in films. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ze een populaire pin-up bij de Amerikaanse soldaten.
In 1947 trouwde zij met acteur, regisseur en producer Jack Webb. Het paar kreeg twee dochters. Ze scheidden in 1954. Toen leerde ze jazzpianist Bobby Troup kennen (vooral bekend als componist van Route 66), met wie ze in 1959 zou trouwen. Ze kregen een dochter en tweelingzonen. Ze bleven samen tot Troups dood in 1999. Julie zou hem trouwens amper een jaar overleven.
Troup begeleidde haar bij haar eerste plaatopname, een sessie voor Bethlehem Records in 1955 waarin ze vier nummers inzong. Bobby Troup bezorgde haar een contract bij het pas opgerichte Liberty Records. De single “Cry Me A River” van 1955 was de eerste grote hit voor dat platenlabel. Julie zong het nummer in de film The Girl Can’t Help It, met Jayne Mansfield in de hoofdrol. De song was geschreven door Arthur Hamilton, met wie ze nog samen op de highschool had gezeten.
Julie London had een lage, zwoele, rokerige stem, met een beperkt bereik en vooral geschikt voor blues en ballads; het soort songs dat in het Engels torch songs wordt genoemd (*). Ze zong als een crooner, dicht tegen de microfoon, wat een intiem en sensueel effect had. Het strafste voorbeeld daarvan vind ik haar bewerking van de bubblegum-song “Yumme yumme I got love in my tummy”, dat ze van een onnozel lied deed uitgroeien tot een zwoel nummer.
In totaal zou ze 32 albums uitbrengen op Liberty, haar laatste in 1969; soms met begeleiding van een uitgebreid orkest met strijkers, dan weer met een klein jazzcombo. Deze elpees waren ook Jan De Smet van De Nieuwe Snaar opgevallen, vooral dan wegens de sexy hoezen. Hij besteedde er dan ook uitgebreid aandacht aan in een aflevering van De Laatste Show.
Haar laatste opname was “My Funny Valentine” voor de soundtrack van de film Sharky’s Machine uit 1981. Andere bekende nummers van haar zijn “Meaning of the Blues”, dat ze zong in de film The Great Man (1957); “Daddy” (een nummer van Bobby Troup); “My Heart Belongs To Daddy” van Cole Porter en Desafinado (Slightly out of Tune) van Antonio Carlos Jobim.
Julie London speelde in meer dan twintig films. Haar belangrijkste rol was in de western Man of the West uit 1958, waarin ze de vrouwelijke hoofdrol speelde. Ze speelde ook enkele gastrollen in tv-reeksen en vanaf 1972 speelde ze de rol van een verpleegster in de serie Emergency! Ook haar man Bobby Troup kreeg een rol in die serie, die geproduceerd werd door Julies ex-man Jack Webb.
Julie London was een zware rookster en in 1995 kreeg ze een beroerte. Haar gezondheid ging daarna sterk achteruit en ze overleed in 2000 in een ziekenhuis in Encino (Californië), op de verjaardag van Bobby Troup, die op 7 februari van het jaar daarvoor was overleden.
Ronny De Schepper (op basis van Wikipedia)
(*) Een torch song is een sentimenteel liefdeslied, meestal een lied waarin de zanger treurt om een onbeantwoorde of verloren liefde, waarbij de ene partij zich niet bewust is van het bestaan van de andere, de andere partij verder is gegaan, of een romantische affaire de relatie heeft beïnvloed. De term komt van het gezegde “to carry a torch for someone“, of om het licht van een onbeantwoorde liefde brandend te houden. Het werd voor het eerst gebruikt door cabaretier Tommy Lyman in zijn lofzang op “My Melancholy Baby“.