De Engelse regisseur Brian de Palma viert vandaag zijn 85ste verjaardag.

Hij debuteerde in 1960 met de kortfilm “Icarus”. Daarna volgde er nog een handvol kortfilms tot hij met “Murder à la mod” (een toespeling op de “mods”, trendy jongeren uit de sixties met als één van hun symbolen de jonge Rod Stewart) zijn eerste langspeelfilm (nog in zwart-wit) draaide in 1967. Volgens J.D.R. in Het Nieuwsblad hoort het thuis bij de “sexploitatiefilms” (gratuite seks & geweld) en is het als dusdanig slechts een jeugdzonde van de later zo beroemde regisseur. Louter een curiosum dus, maar de fans zullen het niet willen missen, nu de film op dvd werd uitgebracht.
Zijn doorbraak kwam er met “Scarface” (1983). Brian De Palma was zo te spreken over het script (van Oliver Stone) dat hij stopte met de regie van Flashdance om deze film te regisseren. Toen hij zijn film echter bij de MPAA indiende, kreeg hij een “X”-rating. Hij sneed er een paar stukken uit en diende de film een ​​tweede keer in; opnieuw kreeg de film een ​​”X”-rating (een van de redenen daarvoor was blijkbaar dat clown Octavio te vaak werd neergeschoten). Hij sneed er opnieuw een paar stukken uit en diende de film een ​​derde keer in; opnieuw kreeg de film een ​​”X”. De Palma weigerde de film verder in te korten om hem in aanmerking te laten komen voor een “R” (restricted). Samen met producent Martin Bregman organiseerde hij een hoorzitting met de MPAA. Ze brachten een panel van experts bijeen, waaronder echte narcotica-agenten, die stelden dat de film niet alleen een accurate weergave was van het echte leven in de drugswereld, maar uiteindelijk ook een antidrugsfilm was en door een zo groot mogelijk publiek bekeken moest worden. Dit overtuigde de rechters ervan dat de derde ingezonden versie van de film een ​​”R”-rating verdiende, met een stemming van 18-2. De Palma vermoedde echter dat als de derde versie van de film een ​​”R” was, de allereerste versie ook een “R” had moeten zijn. Hij vroeg de studio of hij de eerste versie mocht uitbrengen, maar kreeg te horen dat dat niet kon. Omdat de studiomanagers echter de verschillen tussen de ingezonden versies niet kenden, bracht De Palma de eerste versie van de film toch uit in de bioscoop. Pas maanden later, toen de film op videocassette uitkwam, bekende hij dat hij zijn eerste niet-ingekorte en beoogde versie van de film had uitgebracht.

RAISING CAIN
Als “evil twin”-film wordt “Single white female” van Barbet Schroeder uit 1992 in “Time” vergeleken met “Raising Cain” van Brian de Palma (het horror-script doet ergens aan de Woody Allen-Mia Farrow-ruzie doet denken). Het uitgangspunt hierbij is dat we allemààl “tweelingen van onszelf” zijn, waarbij de goede engelbewaarder de bovenhand moet halen op het duiveltje in onszelf. Dat zou dan “cultuur” heten. Leuker is de opmerking dat filmpersonages zelf blijkbaar nooit naar de film gaan, want had Allie uit “Single white female” (Bridget Fonda) “Fatal attraction” gezien, dan was ze wel op haar hoede geweest voor Hedy (Jennifer Jason Leigh). En hadden de speurders in “Raising Cain” zich de moeite getroost om “Psycho” te gaan zien, dan hadden ze sneller de dader kunnen vatten. Want, natuurlijk, De Palma heeft het weer niet kunnen laten om zich door zijn groot voorbeeld te laten inspireren, net als in 1980 voor “Dressed to kill”. De Palma staat immers bekend als de grootste Hitchcock-aanbidder onder de huidige regisseurs. Ooit imiteerde hij de meester soms zelfs bijna klakkeloos. In “Body double” bijvoorbeeld.

BODY DOUBLE

Trouwens, Brian De Palma  kreeg het idee om Body Double te regisseren nadat hij met een body double had gewerkt voor Angie Dickinsons douchescène in Dressed to Kill , wat bijna letterlijk wordt overgedaan in de slotscène. 
Brian De Palma had oorspronkelijk gepland dat dit de eerste Hollywoodfilm zou worden met ongesimuleerde seksscènes. De studio dacht daar anders over. Toch ontstonden er geruchten die jarenlang bleven bestaan ​​dat regisseur Brian De Palma veel actrices naar zijn huis had gehaald om de erotische masturbatiescène uit deze film “uit te proberen”.

08 melanie griffiths in body double

Het begluren van een buurvrouw die een sensuele striptease uitvoert, leidt in deze film tot een hele reeks verwikkelingen die uitmonden in een moord met een pneumatische boor en de hoofdacteur doet belanden in de wereld van de harde porno, kortom veel grovere effecten dus dan Hitchcock ooit zou gedurfd hebben.
Toch is in ‘Body double’ de invloed van ‘the master of suspense’ duidelijk aanwezig. Met name films als ‘Rear window’ waarin James Stewart een moord ontdekt door met een telelens zijn buren te bespioneren en ‘Vertigo’ waarin Kim Novak min of meer van gedaante verwisselt, zijn in DePalma’s thriller gemakkelijk ie herkennen. Het herkennen van deze invloed doet echter niets af aan de spanning.
Ook ‘Body double’ is niet ontkomen aan de (op dat moment) nieuwste trend in de muziekwereld: het inhuren van een bekend regisseur voor het maken van een clip. Ook De Palma heeft dat gedaan en wel voor ‘Frankie goes to Hollywood’. Wanneer de hoofdacteur achter de moordenaar aanzit belandt hij op de set van een pornofilm en loopt daar opeens Frankie tegen het lijf. Samen met hem loopt hij over de set waarbij de hit ‘Relax’ ten gehore wordt gebracht.
In ‘Body double’ speelt Melanie Griffith de vrouwelijke hoofdrol. Ze is de dochter van de mooie, hoogblonde Tippi Hedren, die vooral bekend werd door haar rollen in ‘Marnie’ en ‘The birds’ van Hitchcock. Het kan geen toeval zijn dat haar dochter nu beroemd wordt door een rol in de film van zijn opvolger. Hoe goed ik de film ook vind, in 1984 werd De Palma genomineerd voor een Golden Raspberry Award voor Slechtste Regisseur, maar hij verloor van John Derek voor Bolero. (IMDb)
BLOW OUT
Er was nochtans een tijd dat de Palma geen thrillers maakte, maar experimenteel opgevatte, politiek georiënteerde films, waarin hij de geest van de tijd – het midden en het einde van de sixties – wilde weergeven. Telkens deed hij dat met Robert de Niro, die toen zijn “fetish-acteur” was. Eerst in “The wedding party” uit 1965, daarna in “Greetings” en tenslotte in “Hi mom!” uit 1969.
De Palma brak echter pas door in 1974 met “Phantom of the Paradise”, gevolgd door “Wise guys”, een gangsterkomedie uit 1976. Het is een typische buddyfilm met in de hoofdrol “an unlikely couple”, in dit geval Danny DeVito en Joe Piscopo, waarop mits succes nog talrijke vervolgen zouden zijn gekomen, maar dat was dus niet het geval, vooral van die Piscopo werd nooit meer iets vernomen (hij werkte daarna bij “Saturday night live” en in de jaren tachtig kreeg hij kanker, ziekte die hij weliswaar overwon, maar die hem blijkbaar toch belette verder te werken; in de jaren negentig trouwde hij voor een tweede keer en voegde nog drie kinderen bij dat ene dat hij uit zijn eerste huwelijk reeds had; pas in 2009 dook hij weer op in de toneelversie van “Dirty rotten scoundrels”).
Na “The fury” uit 1978 volgde “Blow out” uit 1981, samen met het reeds genoemde “Body double” zijn meest “Hitchcockiaanse” film. Alhoewel de titel duidelijk een allusie maakt op “Blow up” van Antonioni, betekent het toch gewoonweg “klapband”. De film gaat immers over een geluidstechnicus voor films (John Travolta) die per ongeluk bewijsmateriaal opneemt waaruit blijkt dat een auto-ongeluk met een senator die zich kandidaat stelde voor het presidentschap in feite moord was, en daardoor in gevaar komt, zowel hijzelf als het meisje dat hij van de verdrinkingsdood in de auto heeft gered (Nancy Allen, de voormalige echtgenote van de Palma). Het is overduidelijk een allusie op het feit dat Edward Kennedy uiteindelijk tot president van de Verenigde Staten gekozen zou zijn, als hij niet betrokken was geweest bij het zogenaamde ‘Chappaquiddick-incident’.
Op 18 juli 1969 vertrok Kennedy na een feestje op het eiland Chappaquiddick met Mary Jo Kopechne in zijn auto. Hij vertelde later dat hij op een onverlichte weg verkeerd gereden was en toen per ongeluk met zijn auto van een houten bruggetje was afgereden, waarbij deze ondersteboven in het water terechtkwam. Kennedy waarschuwde de politie in eerste instantie niet, maar probeerde met enkele vrienden Mary Jo Kopechne te redden. Zij kwam echter om het leven. Daarna ging hij zonder de politie te waarschuwen terug naar zijn hotel. De volgende dag werd de auto door voorbijgangers gevonden, waarna de politie Kennedy arresteerde.
Het incident groeide uit tot een schandaal, waarbij Kennedy ervan beschuldigd werd dat hij dronken was geweest en niet alles had gedaan om zijn passagier te redden. Uiteindelijk pleitte hij schuldig aan het verlaten van de plaats van een ongeluk met persoonlijk letsel. Hij kreeg slechts een voorwaardelijke straf.

Brian De Palma kreeg het idee voor het verhaal toen hij de geluidsmix maakte voor zijn vorige film, Dressed to Kill (1980). Al Pacino was de eerste keus van regisseur Brian De Palma voor de rol van Jack Terry. Toen hij niet beschikbaar bleek, werd John Travolta gecontracteerd, wat leidde tot een suggestie van minstens één studiomanager om Olivia Newton-John uit Grease te casten voor de rol van Sally (wat De Palma natuurlijk weigerde).
Quentin Tarantino verklaarde in een interview dat deze film zijn favoriete Brian De Palma-film is. Tarantino castte John Travolta zelfs voor Pulp Fiction (1994) omdat hij zijn optreden in deze film zo goed vond. (In de Franse versie werd de stem van John Travolta ingesproken door Gérard Depardieu.)
De film kreeg overwegend positieve recensies van filmcritici, waaronder lovende kritieken van Pauline Kael en Roger Ebert. Maar het einde (met de Liberty Parade) zou de film hebben doen lijden onder de box office-kritiek. Tijdens de montage werden twee rollen beeldmateriaal gestolen waarop John T. door de straten rende, dwars door de politielinie, de parade en door de winkelruit ramde. Deze zijn tot op heden nooit meer teruggevonden. Dit betekende dat de scènes opnieuw moesten worden opgenomen, wat $ 750.000 kostte. Cameraman Vilmos Zsigmond was niet meer beschikbaar en werd vervangen door László Kovács.
CASUALTIES OF WAR
Later volgden nog “The untouchables” en “Casualties of war” (1989), gebaseerd op waar gebeurde feiten die destijds werden blootgelegd door Daniel Lang in het tijdschrift The New Yorker. Het gaat met name over een patrouille die een Vietnamese vrouw meenam “om zich te amuseren”. Nadat ze collectief werd verkracht, werd ze koelbloedig neergestoken (in de film wordt ze neergeschóten omdat het afmaken met een mes te bloederig zou zijn). Een “banaal” oorlogsfeit zoals er zoveel gebeuren naar we mogen aannemen. Het zou dan ook nooit de geschiedenisboeken of het witte doek gehaald hebben, mocht één van de patrouilleleden (die zich afzijdig had gehouden) dit later niet bekend hebben gemaakt.
De film begint met een flashback door het feit dat deze man, die in de film de naam Eriksson krijgt (rol gespeeld door Michael J.Fox), in de metro een Oosterse vrouw ziet die hem terugvoert naar de hel van Vietnam en in de eerste plaats de hinderlaag waarin hij valt, zodat hij een zekere dood voor ogen ziet. Hij wordt echter gered door zijn overste Meserve (Sean Penn). Men voelt het al met de ellebogen: later zou deze Meserve verantwoordelijk zijn voor het misbruiken van die Vietnamese vrouw (Thuy Thu Le als Oahn, ze was aanwezig op het filmfestival in Gent) en de film gaat dus eigenlijk over de twijfels van Eriksson (die overigens niet helemaal “afzijdig” bleef in het hele verhaal, hij moest immers de wacht optrekken terwijl de vrouw verkracht werd). Ook de moord zelf dient te worden “gerelativeerd” in die zin dat ze misschien wel “koelbloedig” was, maar dan wel omdat de strijd met de Vietcong opnieuw was opgelaaid en de vrouw in die omstandigheden een “last” was voor de patrouille.
Hierdoor overstijgt de film het loutere oorlogsdrama omdat hij uitgroeit tot een bezinning over goed en kwaad. In hoeverre zijn Meserve en zijn manschappen slachtoffer van de omstandigheden? Is hun houding verschoonbaar?
Tenslotte besluit Eriksson – op het gevaar van zijn eigen leven – het misdrijf te melden aan zijn oversten. Maar deze gaan er licht overheen. Zo’n feiten “gebeuren nu eenmaal” in oorlogsomstandigheden. Daarom besluit hij uiteindelijk naar de pers (The New Yorker) te stappen.

THE BONFIRE OF THE VANITIES
Kortom, alweer een meesterwerk van De Palma, dat schril in contrast staat met z’n volgende film, “The bonfire of the vanities”. Dit was ongetwijfeld zijn grootste flop en daarvan heeft hij zich nooit hersteld. Ook niet met “Mission: impossible”. Brian De Palma werd oorspronkelijk gekozen om “The Ghost and the Darkness” te regisseren, terwijl Kevin Costner de rol van Patterson zou spelen. Toen The Bonfire of the Vanities  (1990) een flop bleek te zijn, trok de studio hun aanbod aan De Palma in, en Costner ging verder met Bodyguard (1992).

CARLITO’S WAY
“Carlito’s way” uit 1993 daarentegen bracht hem weer op het juiste pad, net zoals de Carlito (rol van Al Pacino) in de film probeert te doen. Doordat hij zich echter aan de “wet van de straat” wil houden, brengt hij zichzelf steeds weer opnieuw in nesten, tot en met de fatale afrekening natuurlijk. Hiermee verklap ik overigens niets, want de film wordt in flashback gespeeld.
Flashbacks maken ook een integraal onderdeel uit van “Snake eyes” uit 1998, waarin Nicolas Cage een rollercoaster aan emoties moet gestalte geven. In het begin is het dat van een opgeklopte (cocaïne gesnoven?) corrupte flik en aan het slot komt er een totaal overbodige liefdesaffaire om de hoek kijken, maar het middendeel is een intelligente reconstructie (uit diverse hoeken) van een politieke moord tijdens een bokswedstrijd, waarbij dus zoals gezegd veel flashbacks komen kijken, wat van de kijker toch wel enige aandacht vergt. Ikzelf heb hem thuis op televisie bekeken en kon dus geregeld het beeld stilleggen om met mijn vrouw (gespecialiseerd in speurwerk) te overleggen hoe alles nu precies in elkaar zat, maar dat is natuurlijk iets wat in de bioscoop (waarvoor een film toch op de eerste plaats is bestemd) totaal onmogelijk is.

35 femme fatale

FEMME FATALE
Voor “Femme fatale” uit 2002 schreef Brian De Palma zelf het scenario over een “femme fatale” (uiteraard), gespeeld door de Nederlandse Rebecca Romijn, die tijdens het filmfestival van Cannes meewerkt aan een diamantenroof. Enfin, “werken” is een groot woord, want haar taak bestaat erin de mannequin die de diamantenbeha draagt te versieren. Toegegeven, dit gebeurt in een redelijk “stomende” scène, die echter enigszins wordt verknald door het feit dat componist Ryuichi Sakamoto het nodig oordeelde er een pastiche van Ravels “Boléro” te moeten “ondersteken”.
Laura Ash, zo heet de “femme fatale”, bedriegt echter ook haar partners en verdwijnt met de volledige buit. Zeven jaar later duikt ze echter opnieuw op in Parijs als vrouw van de Amerikaanse ambassadeur (rol van Peter Coyote). Door toedoen van een paparazzo (Antonio Banderas) komen haar vroegere partners haar weer op het spoor…
Brian de Palma verrast met een “dubbel slot”. Bij het eerste “slot” blijkt het allemaal maar een droom te zijn geweest. Het verhaal gaat dan echter verder en op basis van de droom kan het hoofdpersonage “de realiteit ten goede keren”, zoals men dat dan in het magisch-realisme zegt. Deze film is daarvoor misschien nogal aan de simplistische kant, maar toch zitten er een paar mooie, typisch magisch-realistische elementen in. Zo loopt in de droomscène niet enkel het bad over, waarin het dromende hoofdpersonage zit, maar ook het aquarium, al is hiervoor uiteraard geen enkele aanleiding. Dit zou voor de aandachtige kijker echter een aanduiding moeten zijn dat deze scène zich niet in de realiteit afspeelt. Bij het “realistische” slot is ook mooi dat precies de zon in het hangertje dat de vrachtwagenchauffeur heeft gekregen voor de (bloedige) ontknoping zorgt.
Humo gaf als commentaar: “De Palma etaleert eens te meer zijn sterkste en zwakste kanten als filmmaker: briljante camerabewegingen en eigenzinnige montagetrucs, maar een echt boeiend verhaal gaat er niet achter schuil.”

THE BLACK DAHLIA
In 2006 volgde “The Black Dahlia”. Daarin slaagt hij er zelfs niet in om de plot van James Ellroy helder voor te stellen. Voor Ben Van Alboom op Klara is dat geen probleem: je moet op z’n minst de film twee keer bekijken, vindt hij. Maar een film diént niet om twee keer te bekijken. En al helemaal niet als het een thriller betreft!

PASSION
Zoals voor vriend en tijdgenoot Francis Coppola volgden na bejubelde films in de seventies en eighties dus woeliger tijden voor Brian De Palma. Met Passion (2012) probeerde hij opnieuw een voet tussen de deur te krijgen in Hollywood, al werd de film met Europees geld gemaakt en betreft dit een remake van Alain Corneau’s Crime d’Amour. Het verhaal is identiek: de manipulatieve Christine (Rachel McAdams) gaat steevast met de eer lopen voor het werk van naaste medewerkster Isabelle (Noomi Rapace). De rivaliteit ontspoort tot een misdaaddrama wanneer Isabelle het heft in eigen handen neemt. De Palma voegt weinig toe aan de plot, maar injecteert het verhaal wel met zijn eigen obsessies. Hij drijft de erotiek op (vooral de lesbische passages), gebruikt split-screens, stoeit met spiegels en droomsequenties. In al die details, die meer dan eens zijn voornaamste obsessie — Alfred Hitchcock dus uiteraard — verraden, kijkt de regisseur niet meer om naar zijn hoofdrolspeelsters. Het leidt tot bedenkelijke prestaties van een theatrale McAdams en een inerte Rapace, die staart als een konijn naar een lichtbak. Zo wordt De Palma een goochelaar met alleen oude trucs, in een film die nu al gedateerd aanvoelt, concludeert S.V. in de Gazet van Antwerpen van 29 juni 2013 en ik vrees dat ik hem gelijk moet geven. Overigens, Passion? Was er nu echt geen betere titel te bedenken?

DOMINO

Dat is ook het geval voor “Domino” uit 2019. “Het is een coole spionagefilm met een flinke dosis Hitchcockiaanse inspiratie. Ondanks het kleinere budget voelt het toch aan als een De Palma-film. Bij dit soort films maak ik me vaak zorgen over de intenties van de kunstenaar om terrorisme, in welke vorm dan ook, om te zetten in iets dat bedoeld is om te vermaken, maar ik zie hier geen enkel nut in, behalve dat het hoofdpersonage zowel zwak als gebrekkig is, net als wij; dat is het doel van elke Hitchcockiaanse thriller. Bekijk deze film, probeer er geen belangrijke boodschap of feiten uit te halen, want daar word je alleen maar gek van. Het is geweldig entertainment, en meer niet.” (mrhappy227 op de IMDb)

De IMDb heeft het ook over “an English-language Belgian film”, maar dat is serieus overdreven. Akkoord, de terroristen kijken op een bepaald moment naar VTM met Bieke Ilegems als newsanker (ook al zijn ze Franstalig) en de aanslag op de rode loper (o.a. op Ella-June Henrard) wordt dus verondersteld in Gent te zijn, maar in de film spreekt men op een bepaald moment over Amsterdam… Alleen de windmolen die clichématig moet aanduiden dat men in Nederland is, blijkt uiteindelijk in Oedelem te staan! Om maar te zeggen hoe slordig men met die gegevens is omgesprongen. Trouwens, wat betekent de titel? Dat wordt nergens uitgelegd…

De Palma klaagde over de moeilijke productieomstandigheden: “Ik had veel problemen met de financiering. Ik heb nog nooit zo’n vreselijke filmset meegemaakt. Een groot deel van ons team is nog niet eens betaald door de Deense producenten. De film is af en klaar om uit te brengen, maar ik heb geen idee wat de toekomst brengt, hij is momenteel in handen van de producenten. Dit was mijn eerste ervaring in Denemarken en waarschijnlijk ook mijn laatste.” Het was de tweede film die Carice van Houten en Guy Pearce samen maakten, na hun ontmoeting in Brimstone (2016). Ze hebben slechts één scène samen in de finale, hoewel ze geen dialoog uitwisselen. (IMDb)

Ronny De Schepper

Referentie
Raf Butstraen, Een harde film over harde feiten, Het Nieuwsblad 25/1/1990.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.