Het is al 35 jaar geleden dat de Italiaanse schrijver en politicus Leonardo Sciascia is overleden (foto YouTube)

Leonardo Sciascia was raadslid in Sicilië, lid van het Italiaans parlement en later van het Europees Parlement, telkens voor de Partito Radicale. Opgeleid als advocaat wijdde hij zich pas op veertigjarige leeftijd aan het schrijven over Sicilië en de maffia. Zijn analyse als lid van de parlementscommissie tot onderzoek van de ontvoering en moord op Aldo Moro (L’affaire Moro, 1978) wordt als een meesterwerk beschouwd. In zijn beste werk toont hij dat, zoals in het echte leven, er zelden een gelukkige afloop is en dat er evenmin zelden recht wordt gedaan aan de gewone man. Voorbeeld hiervan zijn A ciascuno il suo (Ieder het zijne, 1966) en Il contesto (De context, 1971).
Sciascia schreef vanuit zijn Siciliaanse ervaring en dat vanaf zijn debuut Il giorno della civetta (1961), dat nu vrij letterlijk wordt vertaald als De dag van de uil, maar ikzelf heb het helaas gelezen in een uitgave uit 1968 in de reeks de Wereldbibliotheek, waar het de ongeïnspireerde titel De doodmakers meekrijgt. Het is amper Nederlands als je het mij vraagt. En dat geldt ook voor de rest van de vertaling door J.A.Verhaart-Bodderij. Als ik afgaande op de dubbele naam mag veronderstellen dat het een “zij” is, dan heeft zij zich schuldig gemaakt aan tal van fouten, zoals het consequent spellen van onmiddellijk met één “l” en even consequent maar even foutief meervoudsvormen op -ie als -ie’s (b.v. confidentie’s, p.99, of coïncidentie’s, p.101). En met vreemde woorden weet ze al helemaal geen weg: contrôle (p.96), symptoon (p.102) of chèque (p.103). En als kers op de taart mocht een dt-fout uiteraard niet ontbreken: “De waarheid ligt op de bodem van een put: je kijkt in de put en ziet de zon of de maan; maar als je erin springt, vindt je noch de zon, noch de maan, maar de waarheid.” Ik zou zeggen: stuur dààr de maffia maar op af. (Verhaart spelt consequent mafia met één “f”, maar dat is te verantwoorden.)
Ook Johan de Belie heeft destijds in De Rode Vaan twee artikels geschreven over deze auteur. Het tweede ging als volgt:
Eerder, naar aanleiding van de Nederlandse vertaling van zijn roman ‘Todo Modo’, noemde ik de Siciliaanse auteur Leonardo Sciascia de leermeester van Umberto Eco. Het globale oeuvre van Sciascia overschouwend zou je hem de vader van de complete hedendaagse Italiaanse literatuur moeten noemen. Zijn veelzijdigheid strekt zich uit over alle genres (proza, theater, poëzie, essai) en over diverse stijlen. Centraal staat meestal toch de Siciliaanse samenleving als voorbeeld voor wat in de wereld gebeurt: corruptie, schijnheiligheid en machtsmisbruik worden door Sciascia graag op de korrel genomen. Daartoe hanteert hij een grote verbeeldingskracht om verhaal en personage uit te bouwen, een zeer scherp inzicht in politiek en samenleving, en een grote gevoeligheid. Dit alles als basis voor een literatuur die zich kenmerkt door helderheid, stilistische kracht, snelheid.
Sciascia schrijft hekelend tegen de Kerk en tegen het conservatisme. Zijn Sicilië is daarbij slechts een metafoor. En wanneer de auteur zich in zijn werk herhaaldelijk tot een linkse oppositie bekent, zal hij niet aarzelen terwijl hij zijn afkeer van het fascisme (dat hij overal in de maatschappij weer herkent) uitschreeuwt, ook zijn broeders van gestructureerd-links nauwlettend in de gaten te houden. Bijna potsierlijk wordt het links zijn van de partijgenoten van de Partita Comunista afgeschilderd. Ook hier ontmoet Sciascia in zijn roman ‘Candido, of een droom die begon op Sicilië’ (Lotus, Antwerpen, 1979) de hypocrisie die hem weghoudt van de Kerk als instituut.
Candido, de naam duidt expliciet op de Candide van Voltaire (de hele roman is een ode aan de Verlichting en aan de figuur van Voltaire), wordt tenslotte uit de partij gestoten; terwijl juist hij de socialistische principes hoog hield. Zijn ‘naïeviteit’ wordt niet begrepen, verkeerd uitgelegd, met argwaan bekeken door de politieke leiders. « Kortom, communist zijn was voor Candido een haast natuurlijke kwestie: het kapitalisme voerde de mens naar de ontbinding, naar het einde, terwijl het instinct tot zelfbehoud en de wil tot overleven in het communisme vorm hadden gevonden. Het communisme was dus eigenlijk iets dat te maken had met de liefde, ook met het bedrijven van de liefde. » Bijna badinerend, zelden met grote woorden strooit Sciascia zijn filosofie rond. Zijn kritiek is helder en scherp, maar wordt steeds met humor doordrenkt; de spot en het sarcasme zijn voor Sciascia betere wapens dan een politiek betoog.
Verlichting, waakzaamheid tegenover het politiek bedrijf en tegenover de hypocrisie van de burgerlijke maatschappij; dat alles stopt Sciascia ook in romans en verhalen die geënt zijn op reële gebeurtenissen. Waarbij zijn voorkeur uitgaat naar de analyse van misdaden. Typerend voor dit genre is de pas in het Nederlands verschenen roman ‘1912 + 1’ (Kritak, Leuven, 1988; 94 blz., 450 fr.). Met de titel verwijst Sciascia naar D’Annunzio die, bijgelovig, niet met ‘1913’ wou dateren.
En dat is precies het jaar waarin deze roman speelt, de tijd van de gelegenheidspoëzie van D’Annunzio, het opkomende fascisme, in een mannenmaatschappij waarin zich dit vrouwendrama afspeelt. Waarbij Sciascia zich aan de kant van de vrouw stelt. Hij verhaalt de ‘moord’ die door Gravin Maria Tiepolo gepleegd wordt op de jonge oppasser van haar echtgenoot, kapitein bij het keurkorps Bersaglieri. Een passiemoord, angst voor eventuele chantage, de wens een einde te maken aan een verhouding, of inderdaad zelfverdediging tegen ongewenste intimiteiten? Sciascia verhaalt de gebeurtenissen en het proces aan de hand van de archiefstukken. Maar het verhaal zelf staat niet centraal. Wel de Italiaanse samenleving, de sfeer en koptekst waarin dé vrouw wordt aangeklaagd, de schijnwaarden, de menselijke relaties en dan vooral de onechtheid daarvan. Een politieke en sociale realiteit.
Sciascia maakt daarbij, hoewel hij een historisch proces in zijn tijdsgeest plaatst, de balans op van een samenleving; van onze samenleving. ‘1912 + 1’ is één der fascinerende werken van een auteur die sociale en politieke stellingname weet te combineren met grote literatuur, en van wie elk boek een onvoorwaardelijke aanrader is. Een auteur die leven en literatuur als één geheel ziet. In ‘Candido’ schrijft hij: « of bestaat ons leven tegenwoórdig uit alles wat al geschreven is ?… We denken dat we leven, dat we echt zijn, en we zijn niets anders dan de projectie, de schim van reeds geschreven dingen. »

Referentie
Johan de Belie, Leonardo Sciascia: Italiaanse verlichting, De Rode Vaan nr.43 van 1988

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.