De coloratuursopraan Aga Winska werd geboren op 13 maart 1964 onder de naam Agata Winnicka. Haar vader speelde fagot in de opera en daar heeft hij haar moeder leren kennen die daar hobo en piano combineerde en ook zong, maar later werd ze lerares fysica. Agata kreeg een opleiding als fluitiste, pianiste en zelfs als balletdanseres. Ze nam deel aan ECOV 1987 en werd datzelfde jaar winnares van de Elisabethwedstrijd, waarover ik destijds verslag uitbracht in De Rode Vaan…

Aga Winska

De eerste Koningin Elisabeth-wedstrijd voor zangvoordracht ligt achter de rug. Oorspronkelijk aangekondigd als een uniek gebeuren (in het verlengde van het succes van de Muntschouwburg), zal ze ongetwijfeld navolging kennen, het publieke succes was immers overweldigend. Aangezien de Elisabeth-wedstrijd jaarlijks wordt georganiseerd afwisselend voor viool, piano en compositie en deze laatste discipline stilzwijgend is afgevoerd omdat ze in dit media-tijdperk niet spectaculair genoeg is, zal dit onderdeel welhaast zeker worden vervangen door de zangwedstrijd, die juist een zeer goede beurt gemaakt heeft op radio en televisie.
Dat wil echter nu ook weer niet zeggen dat alles koek en ei was. Zo zal er zeker aan het reglement dienen te worden gedokterd. Deze « test-case » hinkte immers van het ene been op het andere. Aangezien het een zangwedstrijd was, mikte men enerzijds op all-rounders. Dit wil zeggen dat zowel het liedgenre als opera en oratorium aan bod kwamen. Anderzijds kwam de nadruk — door de inspirerende rol van Gerard Mortier — wel erg te liggen op het opera-aandeel en op die manier werden de verhoudingen dan toch weer scheef getrokken. Vooral het oratorium had hieronder te lijden. Dit werd enkel tijdens de halve finales uitgevoerd en dan nog met louter pianobegeleiding en op het weinig aantrekkelijke middaguur.
Als men echt een all-round wedstrijd wil behouden zou men op z’n minst het weinig populaire lied-onderdeel in de finale kunnen vervangen door een oratorium-aria, uiteraard begeleid door het orkest. Daar staat dan echter tegenover dat « kenners » beweren dat in het lied de echte ziel van de zanger zich openbaart en dat dit onderdeel dus niet aan waarde zou mogen inboeten. Bovendien werd er gepleit om juist via dergelijke wedstrijden de populariteit van dit genre wat op te krikken.
Een andere mogelijkheid is natuurlijk resoluut voor een opera-wedstrijd te opteren, maar in dat geval kan men zich dan weer afvragen of de formule van de internationale opera- en belcanto-wedstrijd van BRT/OVV niet beter is. De zangers zingen daarbij gekostumeerd, over de orkestbak en bovendien moeten ze ook in een duet hun capaciteiten tot dramatische samenzang en hun acteertalent tonen. Dit lijkt echter niet haalbaar bij de super-individualistische structuur die de Elisabeth-wedstrijd eigen is (al sprak iedereen er zijn tevredenheid over uit dat de geheimdoenerij deze keer op een laag pitje werd gehouden).
VERDIENDE WINNARES
Hoe dan ook, met de 25-jarige Poolse Aga Winska kende deze wedstrijd een winnares die boven alle verdenking stond. Als opera-zangeres was ze ongenaakbaar (haar « Estrano » was buitengewoon, van een niemendalletje als « L’air des clochettes » maakte ze een vocale belevenis en het mooist van al was misschien nog haar koningin van de nacht tijdens de halve finales). Mortier noemde haar de enige revelatie van dit festival en bood haar onmiddellijk een contract voor drie jaar aan. Overigens was Winska vorig jaar reeds in de Gentse opera te horen op uitnodiging van de Chopin-stichting.
Dat ze bovendien ook nog de oratorium-prijs kreeg, was voor de meesten (inclusief haarzelf) een verrassing, maar aangezien wij de wedstrijd via het televisiescherm (halve finales op Télé 21, finale op de BRT) hebben gevolgd, kunnen wij ons daarover niet uitspreken. Overigens is er nogal wat te doen geweest rond het verschil dat er zou zijn tussen een stem in de zaal en op de beeldbuis. We twijfelen daaraan uiteraard niet, maar toch graag deze opmerking: in de toekomst zullen de zangers wellicht ook voor radio en televisie optreden en een beoordeling langs die weg mag dus misschien anders zijn, waardeloos is ze zeker niet.
Dat we over de rangorde van de andere laureaten fameus van mening verschilden met de jury had blijkbaar trouwens niets te maken met het medium, ook onze confraters in de zaal waren het er niet mee eens. Door de opeenvolging van al die mooie, jonge, slanke sopraantjes wilden wij oorspronkelijk immers als titel boven dit stuk zetten: « Waar zijn de Bianca Castafiori’s van vroeger? », maar uiteindelijk bleken die er toch nog te zijn. De Amerikaanse Jeanette Thompson, die wel een zwarte versie van Margriet Hermans leek, kaapte immers de tweede prijs weg. Dat deed ze enkel op basis van een knappe vertolking van een aria uit « The consul » van Menotti en dat is toch wat magertjes, indien we dat woord in haar geval mogen gebruiken.
Versta ons niet verkeerd : een zangconcours is geen schoonheidswedstrijd. Maar, zoals b.v. ook Gerard Mortier zei, zingen doe je met heel je lichaam. We vragen ons trouwens af welke rollen er in de opera voor deze Thompson kunnen weggelegd zijn. Wel zien we in haar mogelijkerwijze een goede oratoriumzangeres.
UITSTEKENDE BEURT VOOR LAGE LANDEN
De lied-prijs en tevens de bronzen medaille, als we het in sporttermen uitdrukken, ging naar de Nederlander Huub Claessens. Dit was een complete verrassing en het PSK-publiek begon dan ook te jouwen als de eerste de beste hooligans. Zelf zouden we daaraan zeker niet meegedaan hebben, ook al was zelfs de finale-plaats van Claessens voor ons reeds een verrassing. Zijn nonchalante manier lag ons wel, maar we hadden nooit gedacht dat de stijve jury ervoor zou vallen.
Hij eindigde vóór een andere bariton, de Amerikaan Jacob Will, en daarmee was « onze » Werner Van Mechelen met zijn 9e plaats in die stemsoort nog het slechtst af. Ten onrechte volgens ons, maar Werner kan nog erg groeien. Hij werd nog vooraf gegaan door een andere Belgische laureate, Marie-Noëlle de Callatay (7de), die we reeds kenden uit « Dido and Aeneas » (zie rv nrs 3 en 8). Haar keurige sopraanstemmetje beroerde ons echter niet echt, evenmin als de mezzo van Yvonne Schiffelers (5e en tweede Nederlandse finaliste). Als men er dan nog rekening mee houdt dat Xenia Konsek en Pati Helen-Kent de halve finales haalden (met Mortier zijn wij van oordeel dat Konsek — die nota bene reeds een hoofdrol vertolkte bij de OVV — een finaleplaats verdiende) en dat er ook nog een Chinese uit het Munt-koor in de finale zat, dan is toch wel bewezen dat de lage landen bij de zee zeker niet hoeven te blozen als het op zingen aankomt.
WAT NA DE ELISABETHWEDSTRIJD?
Op de Elisabethwedstrijd zong Aga Winska naast de reeds genoemde aria’s ook nog een lied van Jongen, “Aria” van Van Rossum, “Là-bas vers l’Eglise” van Ravel, “Cançao de Garoâ” (1923) van de Braziliaan Bruno Kiefer, “Zueignung” van Richard Strauss (zoals iedereen vond ik haar voor deze Lieder minder geschikt; de pianobegeleiding was van Paule Vandendriessche) en “Qui la voce” uit “I Puritani” van Bellini.
Indien de Elisabethwedstrijd voor Aga Winska was tegengevallen, zou ze niet te beroerd zijn geweest om een carrière als popzangeres of in een koor tegemoet te zien, verklaarde ze. De prijs voor het oratorium die ze kreeg, omwille van haar interpretatie van het “Stabat Mater” van Pergolesi en “Jephte” van Carissimi, vond Zeger Vandersteene wel ten onrechte. Positief was haar uitspraak “ik heb veel te veel temperament om Wagner te zingen”. Wat ik vooral van Winska onthou is dat ik bij haar prestatie nooit de indruk had een wedstrijd bij te wonen. Zij gaf gewoon een uitstekend concert.
Gerard Mortier bood haar zoals gezegd onmiddellijk een exclusiviteitscontract bij de Munt aan, waarin ook een leraar was begrepen. Deze laatste heeft haar echt “mishandeld”, terwijl ze van Mortier ook teveel recitals moest geven. Opera’s daarentegen waren er heel weinig en als er dan al eens een was, dan werd het een flop. Aangezien ze tijdens de Elisabethwedstrijd een aria van Constanze had gezongen, liet hij haar opdraven in “Die Entführung aus dem Serail” en dat mislukte totaal. Winska verbrak haar contract en keerde terug naar haar vroegere lerares. Ze bleef echter wel veel zingen, zodat haar stem slechts heel langzaam terugkeerde.
En dan was er het fameuze incident tijdens het Festival van Vlaanderen. Een jaar eerder was er reeds een klein incidentje rond haar optreden (dat omwille van vermoeidheidsproblemen sterk werd ingekort), nu bleef ze helemaal weg…
Jan Briers: „De première van Mozarts Grosse Messe had in de Muntschouwburg plaats, een week voor ze bij ons zou worden uitgevoerd. En ik weet niet of u de kritieken gelezen heeft, maar ze werd de grond ingeboord zoals ik het nog zelden heb meegemaakt. Gerard Mortier heeft haar dus gewoon uit de productie verwijderd. Ik weet wel dat een aantal mensen ontgoocheld zullen zijn geweest, omdat zij speciaal voor haar waren gekomen, maar de vraag is of we Aga Winska moeten brengen als je op voorhand zeker weet dat het een desillusie zal zijn… En wat de oorzaak ervan is? Ik weet het niet. Naar het schijnt presteert ze op de repetities heel goed, misschien een soort van plankenkoorts? Ze vraagt overigens ook een speciale bewaking voor en na het concert zodat ze niet belaagd kan worden door bepaalde figuren waarmee ze vroeger nog te maken heeft gehad…”
Misschien heeft het ook te maken met haar merkwaardige afslanking. Terwijl ze vroeger aan de mollige kant was, zag ik haar een paar jaar later terug en nu was ze bijna graatmager, wat haar wel prachtig stond, maar je vraagt je toch af of dat zo maar ongestraft kan. Aan haar eetlust kan het echter niet liggen, want een half uur voor de voorstelling in Luik van “Il mondo della luna” van Haydn zat ze naast ons nog een biefstuk met kroketten te verorberen!
Toch is ze zich stilaan aan het herpakken, wat zich uitte in een ongelijk concert op uitnodiging van de Chopin-stichting in het Gentse Congrescentrum (het is immers precies de Chopin-stichting geweest die Winska uit Polen naar hier heeft gehaald om haar in de gelegenheid te stellen aan de Elisabethwedstrijd deel te nemen). Was ze ronduit zwak in Mozarts “Exsultate jubilate”, dan klonk ze toch al veel volumineuzer in de aria’s uit “Mefistofele” van Boito, “Manon” van Massenet en vooral “Dinorah” van Meyerbeer. Ze eindigde overigens met “E strano” uit “La Traviata”, waarbij duidelijk bleek dat ze het peil van die fameuze finale-avond nog niet opnieuw heeft bereikt, maar wat haar toch voldoende bijval opleverde om Musetta’s wals uit “La Bohème” als bisnummer te brengen. Men mag overigens in zo’n geval ook de rol van het orkest niet onderschatten en het Nationaal Orkest van België klonk onder de leiding van Howard Williams (vooral in de ouverture van Rossini’s “La Gazza Ladra”) weer ondermaats, zoals ik dat ook reeds in Sint-Niklaas had vastgesteld.
Op de prijsuitreiking van de tweede aflevering van de Elisabethwedstrijd in de fameuze “Kapel” zei de voorzitter, Graaf de Launoit, dan ook onomwonden dat “iedereen het erover eens was” (?!) dat het peil deze keer veel hoger lag dan vier jaar geleden. In zijn plaats ben ik me achteraf dan maar gaan verontschuldigen bij de toenmalige winnares Aga Winska, die bij de genodigden behoorde maar overigens, met uitzondering van het lange gesprek dat ze voerde met Marc Clemeur, door iedereen straal werd genegeerd. Winska zag er nochtans verrukkelijk uit maar haar stem, die op een bepaald moment onder de zware druk was bezweken, heeft ze nog steeds niet weergevonden.
Ook zou ze op dat moment in financiële moeilijkheden verkeren, zoals ik heel toevallig kon opmaken uit een privé-gesprek dat ze in de Munt had met een “goede vriendin”. Daarom misschien dat ze een onooglijk klein rolletje kreeg toebedeeld in “Il trittico” in de Munt (februari 1995). En dan nog enkel in “Il tabarro”! Waarom haar ook niet gebruiken in “Suor Angelica” en/of “Gianni Schicchi”? Misschien omdat, zoals begeleidster Inge Spinette mij wist te vertellen na een recital van Russische liederen in het foyer van de Munt, haar stem toch wel degelijk kapot is. Het merkwaardige is dat ze geen pianissimo’s meer kan zingen. In 1996 was ze echter in verwachting en dat kan zoals men weet misschien wel een positief effect hebben.
Overigens, ook van Zoë Hwang, de Taiwanese zangeres die 10de eindigde in de Elisabethwedstrijd 1988, wordt verteld dat ze haar stem heeft kapotgezongen…

Referentie
Ronny De Schepper, Aga! Winska! De Rode Vaan nr.23 van 1988

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.