Het is vandaag al veertig jaar geleden dat de Sovjetrussische schrijver Michail Sjolochov is overleden, van wie ik onlangs nog het eerste deel van “And Quiet Flows the Don” heb gelezen, de Engelse vertaling van zijn meesterwerk dat in het Nederlands ook wel werd vertaald als “De Stille Don”.
Sjolochov werd geboren in de Russische regio Kamenskaya, in ‘het land der kozakken‘. De Kozakken zijn een traditionele gemeenschap van mensen die leven in het zuidelijke steppegebied van Oost-Europa en Aziatisch Rusland. Ze staan bekend om hun onafhankelijke levenswijze en militaire vaardigheden, vooral wat hun rijkunsten betreft. De (symbolische) hoofdstad van de Kozakken is sinds 1993 het historische Don-Kozakkencentrum Novotsjerkassk in het zuidwesten van Rusland.
Zijn vader behoorde tot de lagere middenklasse, werkzaam als boer, veehandelaar en molenaar. Sjolochovs moeder was van Oekraïense afkomst en was weduwe van een kozak. Zij was analfabeet, maar leerde lezen en schrijven om te kunnen schrijven naar haar zoon.
Sjolochov ging naar school in Kargin, Moskou, Bogoetsjar en Vesjenskaja tot 1918. In dat jaar sloot hij zich aan bij het Rode Leger en nam deel aan de Russische Burgeroorlog. Hij was toen pas 13 jaar oud.
Sjolochov begon met schrijven op een leeftijd van 17 jaar. Zijn eerste boek, Het Geboortemerk, verscheen toen hij 19 jaar was. In 1922 verhuisde Sjolochov naar Moskou om journalist te worden, maar hij moest allerlei baantjes aannemen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Van 1922 tot 1924 was hij onder meer dokwerker, beeldhouwer en boekhouder, maar in die periode volgde hij tevens diverse schrijf- en journalistieke opleidingen. Zijn eerste (op grote schaal) gedrukte werk was het satirische artikel Een test (1922).
Sjolochov kreeg vooral bekendheid door zijn roman De Stille Don, welke in vier delen verscheen tussen 1928 en 1940 (in het Engels: Peace, War, Revolution en Civil War). Tegen de achtergrond van de Russische Burgeroorlog, de strijd tussen de roden en de witten, schetst Sjolochov een beeld van het leven van de Don-Kozakken. In 1965 kreeg Sjolochov met name voor De Stille Don de Nobelprijs (*). De Don is een rivier in het zuiden van Europees Rusland. Met een lengte van 1870 kilometer is het de vijfde langste rivier van Europa. Het stroomgebied meet 443.000 km². De langste zijrivieren zijn de Severski Donets met een lengte van 1053 km en de Chopor met een lengte van 979 km. De Don ontspringt in de oblast Toela ten zuiden van Moskou. De rivier stroomt in zuidelijke richting en beschrijft in zijn benedenloop een grote oostwaartse boog. Hier komt de Don dicht bij de Wolga, waarmee ze sinds 1952 door het Wolga-Donkanaal is verbonden.
Sjolochov beschrijft de Kozakken als tsaristisch en diepgelovig (om niet te zeggen: bijgelovig), wat ongetwijfeld naar waarheid is, maar het is opmerkelijk dat dit niet alleen gedoogd werd door het Sovjetregime, maar dat hij er ook nog voor beloond werd. Dat het er uiterst gewelddadig (ook en misschien vooral tegenover vrouwen) aan toe gaat, zal ook wel realistisch zijn en overeenkomstig de toen geldende normen. Maar dat het boek al meteen begint met de seksuele toer op te gaan (met name door overspelig gedrag) is toch ook merkwaardig. Het merkwaardigste is echter dat, ondanks het tijdsverschil (meer dan honderd jaar geleden) en de specifieke levensomstandigheden van de Kozakken, heel die liefdeshistorie leest als de eerste de beste soap!
Dat kan helaas niet gezegd worden van het tweede deel dat over de Russisch-Oostenrijkse oorlog gaat. Sjolochov relativeert weliswaar de “heldendaden” en beklemtoont de harde realiteit (een groepsverkrachting, hoe moeilijk het is om iemand – ook al is het dan “de vijand” – te doden…) maar het blijft toch voornamelijk een verslag van veldslagen, wat mij totaal niet interesseert. Ik lees enkel door omdat ik op beterschap hoop voor het derde en vierde boek, maar de titels (Revolutie en Burgeroorlog) voorspellen niks goeds! Na 300 van de 600 bladzijden ben ik er dan ook mee opgehouden.
Begin jaren dertig werd Sjolochov lid van de communistische partij, in 1936 van de opperste Sovjet en in 1937 van de commissie der wetenschappen. Sindsdien genoot hij bekendheid als een der kopstukken en voormannen uit de Sovjet-literatuur en van het socialistisch realisme. Hij ontving onder meer de Stalinprijs (1941), de Leninorde (1955) en de Leninprijs (1961). In 1961 werd hij zelfs lid van het Centraal Comité van de Communistische Partij.
Sjolochovs naam werd aan het einde van zijn leven enigszins geschaad door uitlatingen die hij in 1965 deed tijdens het proces tegen de schrijvers Andrej Sinjavski en Joeli Daniël (hij noemde hen ‘verraders’).
In the autumn of 1974 an article was published in Paris (‘The Rapids of Quiet Don: the Enigmas of the Novel’), by the author and critic D*. He claimed that Tikhi Don was not at all Sholokhov’s work, but that it rather was written by Fiodor Kriukov, a more obscure author who fought against bolshevism and died in 1920. The article was given credibility and prestige by none other than Aleksandr Solzhenitsyn (a Nobel prize winner five years after Sholokhov), who wrote a preface giving full support to D*’s conclusion. Scandals followed, also touching the upper echelons of Soviet society, and Sholokhov’s reputation was faltering abroad (see e.g. Doris Lessing’s comment: “vibrations of dislike instantly flowed between us”, 1997). (**)
Merkwaardig is alleszins dat Sjolochov dus is overleden op het moment dat ik op De Rode Vaan werkte en voor zover ik het me kan herinneren hebben wij daar – ondanks zijn prestigieuze onderscheidingen – met geen woord aandacht aan besteed!
Ronny De Schepper (op basis van Wikipedia)
(*) Als het “met name voor De Stille Don“ was, waarom lag er dan 25 jaar tussen? De Nobelprijs wordt bovendien altijd uitgereikt op het einde van het jaar (kandidaturen moeten ten laatste voor 1 februari aangekomen zijn bij de Academie, waarna de voorstellen onderzocht worden door het Nobelprijscomité. Tegen april beperkt de Academie het aantal kanshebbers tot ongeveer twintig en in de zomer blijven er nog maar vijf namen over. In oktober van hetzelfde jaar stemmen leden van de Academie en diegene met meer dan de helft van de stemmen mag zichzelf winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur noemen) en het proces tegen Andrej Sinjavski en Joeli Daniël vond plaats in februari van datzelfde jaar!
(**) Iemand als Viktor Jerofejev denkt daar echter helemaal anders over:
