In het begin van 2024 las ik “Fin de siècle” van Selden Edwards. Het wordt aangeprezen als “een wervelend verhaal over Wheeler Burden, de laatste erfgenaam van een beroemde bankiersfamilie uit Boston: rockidool, filosoof, honkbalheld, vrouwenliefhebber, halfjood en zoon van een legende. Een fantastische reis naar Wenen aan het einde van de negentiende eeuw, waar hij zo plotseling terechtkwam door een defect in de tijd. Hij leert daar zijn grootouders kennen en hun rol in de Oostenrijkse samenleving.“
“De fantasie om door de tijd te reizen is niet van vandaag of gisteren,” schrijft Thijs Kramer op zijn website 8Weekly scherp over cultuur. “We hebben er onder meer boeken als The Time Machine en films als Back to the future aan te danken. De Amerikaanse debutant-op-leeftijd Selden Edwards haalt het idee opnieuw van stal in Fin de siècle. (…) Net als andere werken uit het genre van de tijdreisliteratuur nodigt Fin de siècle uit tot filosofische overdenkingen. Mag de mens – mocht hij in de gelegenheid zijn – ingrijpen in het verleden? De gedachtegang is als volgt: stel je doet het (je vermoordt Hitler voor hij kwaad kan doen), dan verander je dus de loop van de geschiedenis, waarbij alles met alles te maken heeft. Er is dan een reële kans dat bijvoorbeeld de ontmoeting tussen je eigen ouders niet zal plaatsvinden en dat daarmee je eigen bestaan ongedaan wordt gemaakt. En daarmee dus óók de tijdreis die je zou gaan maken en uiteindelijk deze ingreep in het verleden zelf. Moeilijk, moeilijk.”
“Fin de siècle voegt aan dat nogal hypothetische discours weinig toe,” gaat Kramer kritisch verder, iets wat ik normaal nooit zou overnemen, aangezien ik nog aan het boek moet beginnen, maar ik moet toegeven dat ik mij door zijn discours laat meeslepen. “Edwards maakt optimaal gebruik van de mogelijkheden die het tijdreizen van zijn personages hem bieden. Er zijn ontmoetingen met (groot)ouders op jeugdige leeftijd. Er zijn misverstanden die in het graf zijn meegenomen en die nu opgehelderd worden. Er zijn notitieboekjes die hun weg door de tijd vinden. Iemand wordt zeer rijk op de beurs met behulp van legale voorkennis. En natuurlijk is er de couleur locale van het Wenen aan het eind van de negentiende eeuw; we zien grootheden als Mahler en Freud. Edwards creëert een ingenieus spel met raadsels in het heden en gedoseerde aanwijzingen in het verleden. Hij heeft dan ook meer dan drie decennia aan dit boek gewerkt.”
Ene Jan bevestigt dit op de website JKleest.nl: “Edwards heeft dertig jaar aan Fin de siècle gewerkt.” Maar hij komt tot een totaal andere conclusie dan zijn confrater: “Selden is erin geslaagd om de sfeer van het Wenen van toen op prachtige wijze weer te geven. Fin de siècle is niet eenvoudig, kent meerdere lagen en speelt een prachtig spel met de tijd. Het is een uitstekend boek dat de hersens van de lezer op overtuigende wijze aan het werk zet.”
Anne Jongeling op nu.nl is het alvast met hem eens: “Met deze machtige roman worden de hervormers van een nieuw Europees tijdperk teruggebracht naar mensen van vlees en bloed in een even fascinerend als fantastisch verhaal. (…) Het decor waarin deze gewetenskwesties worden aangesneden, het weelderige Wenen van weleer met luisterrijke operahuizen en boulevards en koffiehuizen, is net zo grandioos geschetst als de dialogen, de karakters, en de algehele sfeer van dit tijdsgewricht. En let wel: ik heb hiermee nog maar een tipje van de sluier opgelicht van dit veelgelaagde, intelligente epos, dat niet anders dan als ‘compleet’ kan worden omschreven. Fin de Siècle is een compleet boek in de zin van kennisoverdracht, en tevens een wijs boek dat fungeert als een enorme sportzaal voor hersengymnastiek. Of Fin de Siècle ook een volmaakt boek is, daarover zal alleen de tijd zelf, waarmee Edwards zulke gewaagde caprices uithaalt, kunnen oordelen.”
Om te besluiten keer ik nog eens terug naar onze vriend Kramer. Hij besluit: “Fin de siècle is misschien de moeite waard voor wie plezier heeft in het oplossen van de raadsels die besloten liggen in de terugdraaiende werking van de gebeurtenissen in dit boek. Die puzzel mag dan ingenieus zijn; voor de rest stelt het boek teleur. Edwards weet niet te uit te stijgen boven de al zo vaak gebruikte mogelijkheden van het genre.” En alhoewel ik het met hem over één ding alvast eens ben, namelijk “dat, zoals ook uit de hier gebruikte citaten blijkt, de uitgever een boek vol taalkundige slordigheden heeft gepubliceerd, draagt ook niet bepaald bij aan het leesplezier” (*), is mijn nieuwsgierigheid gewekt en denk ik dat ik dit boek met veel plezier ga lezen…
Selden Spaulding Edwards werd geboren in 1941 en groeide op in Marysville, een klein boerendorpje in de Sacramento Valley in Californië. Zijn vader, Harold Edwards, was daar manager van een familiale pruimen- en amandelboerderij. Selden studeerde in 1963 af aan de Princeton University met een diploma in religie na het voltooien van een afstudeerscriptie getiteld “Awareness and Response” en behaalde daarna een masterdiploma in onderwijs aan de Stanford University en een doctoraat in mythologie en dieptepsychologie aan het Pacifica Graduate Institute. Daarop volgde een levenslange toewijding aan het onderwijs.
In 1974, toen hij een jonge leraar in Californië was, begon Edwards een roman te schrijven. De volgende dertig jaar zwoegde hij aan hetzelfde manuscript – hij herzag het en voegde lagen en complexiteit toe aan het verhaal. Winters en zomers, als zijn gezin buiten aan het genieten was, bleef Edwards in zijn studeerkamer en schreef. Elke keer dat hij een nieuw concept voltooide, stuurde hij het naar uitgevers en agenten, maar het mocht niet baten.
Toen hij in 2003 met pensioen ging, probeerde Edwards het nog een laatste keer. Deze keer was er geen afwijzingsbriefje. Een literair agent belde hem “vrijwel onmiddellijk” en legde zijn roman voor aan Dutton , wiens redacteuren hem binnen vier dagen kochten. The Little Book (**) werd gepubliceerd in 2008 en nog hetzelfde jaar werd het in het Nederlands vertaald (door Adriaan Krabbendam) onder de titel “Fin de siècle”. (Wikipedia)
Ronny De Schepper
(*) “Verexcuseert u mij” (p.153) of “Een fatsoenlijke meisje” (p.331) of “afgetobt” (p.370) of “de kans dat ik geboren wordt” (p.382). Dat zijn natuurlijk fouten van de vertaler, net als het gebruik van de u-vorm op momenten dat twee mensen heel intiem met elkaar zijn (p.304-307), want in het Engels bestaat dit onderscheid niet. Pas op p.372 wordt bewust de overgang gemaakt naar de jij-vorm. Op p.168 gebruikt de auteur zelf echter het woord “masochistisch”. Nu was Leopold von Sacher-Masoch wel reeds gestorven in 1895 maar ik twijfelde er toch aan of dit adjectief twee jaar later reeds in zwang was. Ik heb het echter opgezocht en ik moet mijn ongelijk bekennen: de term masochisme werd in 1886 voor het eerst gebruikt door de Duitse arts Richard von Krafft-Ebing (Wikipedia).
(**) In het boek zelf is dit de “colloquial” benaming voor het boek “City of music” van ene Jonathan Trump. Ik heb uiteraard opgezocht of dit boek werkelijk heeft bestaan, maar helaas leverden opzoekingen in die zin iets helemaal anders op: met name muzikanten die zich er tegen verzetten dat Donald Trump muziek van hen zou gebruiken in zijn verkiezingscampagne…
Mijn buikgevoel was uiteindelijk het juiste: ondanks het feit dat Thijs Kramer mathematisch in het ongelijk wordt gesteld, is zijn visie de juiste. Ook ik vind dat het boek teleurstelt. In mijn ogen komt dat vooral door het feit dat hij van de hoofdpersoon een honkbalspeler en een rockmuzikant heeft gemaakt. Vooral de honkbalpassages werken erg op mijn systeem. Toegegeven, het is grotendeels door een persoonlijke afkeer voor een spel dat ik niet begrijp (zoals mijn vrouw zegt: “De wielrenners waren uitgeput.”) maar dat het met een te grote symboliek wordt overladen is een feit. Daarnaast begrijp ik ook niet waarom hij per se een rockidool moet zijn (iets waarvan ik, in tegenstelling tot baseball, zeker geen afkeer heb). Ik wil daarmee niet zeggen dat alle honkbalspelers en rockmuzikanten noodzakelijkerwijs imbecielen zijn, maar de theorieën die Wheeler ontwikkelt in zijn gesprekken met Sigmund Freud b.v. klinken toch hoogst ongeloofwaardig uit zijn mond. En dat geldt evenzeer voor zijn muzikale voorkeuren. Ik moet nog altijd de eerste rockgitarist tegenkomen die als lichtend voorbeeld Gustav Mahler heeft (en het zal al zeker David Crosby niet zijn, alhoewel het personage daarop is gebaseerd)! Nee, het is een nutteloze omweg om tot de kern van de zaak te komen. Edwards heeft dus dertig jaar aan het boek gewerkt. Wel, nog een paar jaar erbij had toch geen kwaad gekund!
LikeLike