Johan de Belie las ‘Klok zonder wijzers’ (Athenaeum, 2018) van Carson McCullers.

‘Clock without Hands’ (1961) is de laatste roman van Carson McCullers. Een buitenbeentje in die zin dat hier de focus minder ligt op wat dominant is in haar werk, de onmogelijkheid van de liefde, het feit dat individuen elkaar nooit echt bereiken. Hier is het thema hoofdzakelijk die andere bekommernis die in haar schrijven – en in haar leven – belangrijk was: het rassenprobleem, de segregatie. Waarmee zij, opgegroeid in het zuiden van de US (Columbus, Georgia) geconfronteerd werd in een periode dat de slavernij al lang verboden was maar er verder niks van versoepeling inzake rassenscheiding te merken was. Zij situeert haar roman in Milan, Georgia, het jaar is 1953.

Wie is de hoofdrol toebedeeld in deze roman waar de lezer zich voortdurend bevindt in de hoofden van de personages die hun gedachten en emoties verwoorden, overdenken, op ons loslaten – telkens weer, grillig, dan de ene, de andere, een volgende, en opnieuw… ieder blijft telkens weer een deel van het verhaal completeren. Is de bijna 40-jarige apotheker J.T.Malone de spilfiguur, hij die al dadelijk verneemt binnen een jaar te zullen overlijden – leukemie. Wat hij aan niemand zal meedelen, ook niet aan zijn gezin, echtgenote en twee jonge kinderen. Of toch: tenslotte zal hij Fox Clane in vertrouwen nemen.

Fox Clane, ongetwijfeld de belangrijkste figuur in Milan, oud-rechter, ex-Congreslid. Zijn huishouden bestaat uit Verily, een kleurlinge die poetst en kookt, en zijn kleinzoon Jester. Hij laat zich kennen als een reactionair individu. Het drama in zijn leven was de zelfdoding van zijn zoon (de vader van Jester). Het waas hierrond zal gaandeweg optrekken. Een vonnis onder Clane waarbij zijn zoon een kleurling verdedigde, en de ontgoocheling over de houding van zijn vader, moet een trigger geweest zijn voor de fatale daad. Terwijl we zien dat ook nu tussen de rechter en zijn kleinzoon – hij verafgoodt de jongen, de 18-jarige knaap is dol op zijn opa – een verwijdering ontstaat. De oude man is van plan opnieuw actief te worden: hij wil er voor zorgen dat de waardeloos geworden munt van de zuiderse staten geherwaardeerd wordt, de devaluatie ongedaan gemaakt. Zo wordt het Zuiden weer rijk; ook hij – de miljoenen papieren dollars die hij bezit zullen dan weer meer betekenen dan oud papier. Jester spreekt zich uit tegen rassenscheiding, geeft aan te willen strijden voor de rechten van kleurlingen en andersdenkenden. Rechter en kleinzoon staan hier vol onbegrip tegenover elkaar.

Jester gunt ons ook soms een blik in zijn brein, om te tonen dat zijn ambities niet stroken met de hoop van zijn grootvader. Om te laten zien dat hij wil weten wie zijn vader werkelijk was en wat hem, succesvol advocaat, tot zelfdoding dreef zodat hij – toch al halve wees gezien zijn moeder de bevalling niet overleefde – toen alleen bleef. Om voorzichtig zijn gevoelens te suggereren voor Sherman Pew…

Nee geen hoofdrol voor Jester. Zou die niet toevertrouwd zijn aan Sherman Pew, hij is wel proportioneel meest aan het woord samen met Malone. Bovendien is de twintigjarige de enige kleurling die uitgetekend wordt, en in het verhaal cruciaal is. Als baby te vondeling gelegd werd hij opgevoed in een blank gezin waar hij vanaf zijn tiende seksueel misbruikt werd door de vader. Inmiddels is hij opgegroeid tot een zeer intelligente en werklustige jongen. Die zich in de stad soms laat opmerken, ook omwille van de kleur van zijn ogen: “een nikker met blauwe ogen, wie heeft dat ooit gezien!” Sherman heeft een obsessie: hij wil zijn moeder vinden, dagdroomt voortdurend wie zij zou kunnen zijn. Misschien was het wel de beroemde zangeres Marian Anderson aan wie hij – uiteraard vruchteloos – brieven schrijft.  

Oud-rechter Clane heeft iemand nodig als secretaris en haalt Sherman in huis. Niet alleen wegens diens capaciteiten maar er is een band: de jongen heeft ooit zijn leven gered. En – maar dat weet alleen hijzelf en het zal pas op het einde aan het licht komen – was de blanke vrouw die centraal stond in het proces dat alle gezinsleed voor hem veroorzaakte de moeder van Sherman. De jongen schrijft de vele brieven die Clane dicteert, hij leest voor wat langzaam zijn belangrijkste taak wordt omdat de rechter houdt van zijn stem en verstandige interpretatie van de teksten. De man is in de ban van de knaap die zich alle vrijheden in huis veroorlooft, een bevoorrechte positie inneemt. Hijzelf lijkt, geadoreerd door de rechter, ook van de oude man te houden. Terwijl hij de kleinzoon Jester voortdurend kleineert, uitscheldt, met hem ruziet – hij is jaloers op diens pianospel, op diens mogelijkheden tot verdere studie waarvan hij, kleurling, uitgesloten is. En Jester… hij is op Sherman verliefd.

Sherman op zijn beurt houdt van een blank meisje dat hij begluurt. Hij beschouwt haar als een engel, een esoterisch wezen. Het ras speelt dus geen rol, gelukkig want de lezer die in Shermans hoofd zit weet dat hij alle witten haat, ook zijn werkgever. Al blijft hij vriendelijk, zelfs wanneer de rechter hem brieven wil dicteren met zijn plannen inzake de herwaardering van de munt en tenslotte zelfs de herinvoering van de slavernij. Hij weigert wel kordaat deze brieven te schrijven. De oude man takelt fysisch maar vooral psychisch snel af. Hij onthult aan Sherman zijn afkomst. Het besef dat zijn moeder wit was laat de jongen breken, de ontgoocheling is te groot. Hij heeft nu nog één obsessie: zijn haat tegen de blanken. Hoe kan hij hen treffen? Hij zal hen uitdagen: hij koopt een huis in een ‘witte wijk’, richt het luxueus in en betrekt het. Een ongehoorde provocatie voor de blanke gemeenschap. In de apotheek begluren we via Jester een samenzwering in de stijl van de niet meer bestaande KKK. Sherman zal de verwittiging van Jester negeren, wat in een voor hem dramatisch einde resulteert.

Er is geen spilfiguur. Niet Jester, niet rechter Clane, zelfs niet buitenbeentje Sherman. Evenmin de tenslotte zijn laatste adem uitblazende apotheker J.T.Malone hoewel deze op het eind beseft dat er meer is in het leven dan wat hij veertig jaren dacht te zien: hij beleefde alles alsof het een klok zonder handen was die het ritme aangaf terwijl even verder, buiten de bekrompenheid van de stad, er de natuur was. Waar seizoenen ritme, tempo, tijd aangaven, de wijzers van de klok waren… het echte leven.

Een hoofdpersoon? Zou dat dan niet de stad zelf zijn? Het stadje als zinnebeeld van burgerlijkheid, van bekrompen denken, van schijnheiligheid, van racisme en segregatie. Het stadje waar Clane iedere zondag zijn borrel kwam drinken in de apotheek. Waar de horlogemaker die naast de apotheek woonde zijn ongezonde lunch kwam eten om te ontsnappen aan het diner van vrouwlief. De stad waar we mannen zien discussiëren op het plein, waar figuren als de Nigeriaan Wagon wiens benen geamputeerd zijn na een ongeval in de zagerij, en als Grown Boy die dagelijks diens karretje naar zijn bedelplaats duwde, of als de prostituee Reba constanten zijn in het schilderij dat ons voor ogen komt. De stad Milan heeft de hoofdrol, zij is de aanklacht tegen die meerderheid van de blanke bevolking die geen afscheid wil nemen van het denken (en handelen) van de zuiderse staten. Zij toont via enkele personages en hun verhalen de impact van die houding op het leven, ook op politie, rechtbank, overheid.

‘A clock without hands’ is een scherpe aanklacht meesterlijk verpakt in een verhaal met meerdere dramatische lijnen, gestoffeerd met portretten die zichzelf vertellen en door de voortdurende wisseling de roman voortstuwen. Een rijke taal, gebruik van beelden, soms poëtisch, een sterke opbouw… Carson McCullers gebruikt hier haar schrijftalent om haar woede te uiten, en als terechte waarschuwing.

Johan de Belie                

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.