45 jaar geleden ging ik in het Gentse Arenatheater naar “Er is nog veel leed op de prairie” kijken, een voorstelling van Bert Verhoye. Na afloop had ik in de foyer een gesprek met de auteur dat onder de titel “Maar Vlaams cabaret bestaat niet, man!” in De Rode Vaan is verschenen.
Na afloop van de première van “Er is nog veel leed in de prairie” in het Gentse Arenatheater hadden we een gesprek met de auteur Bert Verhoye, een man die sedert zijn berucht Verschaeve-stuk zelden uit de actualiteit is geweest. Dit misschien vooral vanwege zijn flair voor het persmedium (Verhoye is zelf journalist bij “De Nieuwe Gazet”), een flair waarvan ook dit gesprek niet gespaard bleef.
Specifiek over « De Prairie » hebben we het niet gehad. Best misschien, want ondertussen werd het stuk van de affiche genomen omdat het volgens Arena-directeur Jacques Veys niet beantwoordde aan de verwachtingen. Persoonlijk vond ik het ding niet slecht. Alleen… het was geen cabaret.
VERHOYE : Vlaams cabaret bestaat niet. Cabaret en kleinkunst zijn typisch Hollandse begrippen : net zoals in de plastische kunst “schildert” men kleine, huiselijke tafereeltjes. Klein-kunst dus. Agressieve vormen van cabaret zie je haast niet meer, alleen Neerlands Hoop nog. Maar tussen een Henk Elsink en een Henk van Montfoort bijvoorbeeld zie ik geen enkel verschil.
— Je jongste producties (Medicine Show, Same Player Shoots Again) liepen steeds in Arena. Dit theater specialiseert zich vooral in musicals. Oefent dit genre dan ook invloed uit op jouw conceptie van cabaret?
VERHOYE : Helemaal niet. We zijn gewoon te gast bij Arena. Onze volgende productie (“Ulrike in Wonderland”) zal trouwens in Antwerpen lopen. Samen met de mensen die nu ook meewerken aan de “Prairie” hebben we een nieuwe groep « De Zwarte Komedie » gesticht. Dat wij tot hiertoe steeds terecht konden in Arena, is wellicht gewoon omdat directeur Veys vond dat wij in Arena’s kraam pasten en omgekeerd waren wij blij met de technische accommodatie. Maar ik zou mijn eigen stukken geen “cabaret” willen noemen, eerder “spektakel”. Vandaar dat ik er Frankie March bij haal om Elvis Presley te imiteren. En wat amateurisme hoort er naast de persiflages ook nog bij,
— Dat amateurisme en een voorliefde voor parodieën maken je zo’n beetje de tegenhanger van Vuile Mong. Bij Mong neemt men dit er graag bij omdat hij op een arbeiderspubliek mikt. Jij speelt daarentegen voor snobs en “intellectuelen”…
VERHOYE: Dat is niet waar! Snobs hàten mij.
– Op welk publiek mik jij dan?
VERHOYE: Ik “mik” op geen publiek. Het publiek publiek is geen schietschijf. Als er publiek is, is het O.K. Vuile Mong heb ik anderzijds slechts één keer gezien, ik vond het gesubsidieerde flauwe kul.
– Je gaat me toch niet zeggen dat je niet een bepaald publiek voor ogen hebt als je iets schrijft ?
VERHOYE: Toch wel. Luister, ik ben journalist…
– Voor een liberale krant…
VERHOYE: Inderdaad, “liberaal”, maar niet PVV. Ik heb geen partijkaart. Maar goed, op die manier word je dus geconfronteerd met de actualiteit en die kan je maar tot op een bepaalde hoogte verwerken in je artikels. Je kan bijvoorbeeld wel schrijven hoeveel doden er hier of daar gevallen zijn, maar niet de tragiek die daarachter schuilt. Dàt wil ik dus in mijn werk uiten.
– Ben je door de rellen rond “Verschaeve” niet een tijdlang ten onrechte in de linkse hoek verzeild geraakt?
VERHOYE: Wat is “links”? Kan jij me dat vertellen? Ik kan je echter wel vertellen wat “rechts” is. In mijn werk zit een
eerlijke sociale bewogenheid voor bejaarden, gehandikapten enz.
— Inderdaad, dit wil ik wel op je krediet-zijde schrijven. In de “Prairie” bijvoorbeeld zit een zeer sterke aanklacht tegen de CVP-staat.
VERHOYE : Dat houdt me inderdaad sterk bezig. Ik vind dat alle vrijzinnigen, hun krachten zouden moeten bundelen tegen de dictatuur waarnaar de gewestvorming ons gaat leiden. Dan zal Vuile Mong trouwens ook kunnen fluiten naar zijn drie miljoen subsidies ! Vandaar dat ik ook voorstander ben van een samengaan van socialisten en liberalen in de regering.
– Zo ? En de economische politiek dan ?
VERHOYE: Ik doe niet aan economie, ik doe aan theater. Ik dacht trouwens dat Willy Claes dat zou oplossen of vergis ik me ?
– Politiek cabaret niet beïnvloed door Bertolt Brecht lijkt me haast ondenkbaar…
VERHOYE : Brecht is een kwal, een slecht auteur en een slecht ideoloog. Met slogans dien je de linkse zaak niet ! In september gaan wij een stuk brengen “Denk ik aan Duitsland tegen slapenstijd, dan ben ik urenlang m’n nachtrust kwijt”, met muziek van Eisler, Weill en Dessau, die allen met Brecht hebben gewerkt, maar op tekst van Tucholsky en Kästner, omdat deze veel beter zijn dan die van Brecht. Van Kästner brengen we trouwens een grandioze persiflage op “Soerabaya Jenny”. Maar de nadruk van het stuk ligt wel op de economische crisis, de inflatie, de werkloosheid en het opkomend fascisme.
– Ik zou nog even willen terugkeren op het onderscheid “liberaal” tegenover “P.V.V.-er zijn”. Grootjans zelf heeft toch in Spectator gezegd dat je meegewerkt hebt aan één van hun gastprogramma’s ?
VERHOYE : Dat was voor het Willemsfonds en als je die uitzending niet gezien hebt, zou je er beter over zwijgen.
— Als men dan toch van Vlaams cabaret zou willen spreken…
VERHOYE : Maar Vlaams cabaret bestaat niet, man ! Kijk maar naar het succes dat een kwal als Raymond van het Groenewoud heeft. Wat kan die jongen ? Niks ! Weet je wat ? Vijf jaar geleden deden wij voor de radio met Jan Geysen en Piet Piryns het cabaret “Sursum Corda” en toen hadden we een pianist nodig. Van het Groenewoud werd hiervoor aangetrokken. Af en toe wou hij dan tussendoor ook eens een nummer brengen, maar telkens werden die door Geysen naar de papiermand verwezen. En nu staat hij met diezelfde teksten nummer één !
— Jij werkt muzikaal vooral met Wim Huys, die ook de muziek heeft geschreven voor een reclamefilmpje voor het leger…
VERHOYE : Het doet me plezier dat je ook Humo leest. Een CVP-blad overigens.
— Ze zullen blij zijn dat te vernemen, maar wil je me nu even laten uitspreken ? Ik meende te zeggen : als men dan toch van Vlaams cabaret zou willen spreken, dan moet men — ik denk vooral aan Vuile Mong, maar toch ook aan sommige sketches van jou — willen of niet de invloed onderkennen van een Gaston en Leo, een Theo van den Bosch, een Charel Janssens, of niet soms ? Ergert je dat ?
VERHOYE : Welnee, de invloed van die mensen wordt alleen grof overschat. Iemand als Theo van den Bosch, die heeft nooit voor meer dan duizend mensen opgetreden, maar naar twee ploegen als Antwerp en Beerschot, die dan beide nog niet eens kunnen voetballen, daar komen wel vijftienduizend mensen naar zien. Theo van den Bosch en de rest interesseren mij niet. Ik heb er niks mee te maken. Herman Van Veen is mijn enige vriend — en dat is ook de enige die ervoor uit durft te komen.
Ronny De Schepper

(Met dank aan J.P.Bouckaert voor de illustraties)