Het mag u niet verbazen als er binnenkort weer veel films met Louis de Funès op televisie te zien zullen zijn, want het is vandaag precies veertig jaar geleden dat de Franse komiek is overleden.
Louis de Funès werd geboren in Courbevoie op 31 juli 1914. Alhoewel hij van adellijke afkomst was, groeide hij op in armoede. Zo moest hij o.a. als barpianist aan de kost komen tot hij deel uitmaakte van de theatergroep van Robert Dhéry en vooral bekend werd van reklamespotjes voor Martini. Die werden gevolgd in 1945 door “La tentation de Barbizon” en in 1952 door “La poison” (Sacha Guitry). Een jaar later wordt hij door Tino Rossi een blauw oog geslagen in “Tourments” (Jacques Daniel-Norman). Dat gebeurt buiten beeld, want aangezien Tino Rossi nog niet eens deftig door het beeld kan lopen, kon zo’n vechtpartij niet geloofwaardig in beeld worden gebracht.
Uit 1954 dateert “Ah les belles Bacchantes!” (Yves Robert). In 1956 is er “La traversée de Paris” (Claude Autant-Lara), gevolgd in 1960 door “Candide” en in 1961 “La belle Américaine” (Robert Dhéry). In 1962 volgt na “Le gentleman d’Epsom” van Gilles Grangier met in de hoofdrol Jean Gabin, “Pouic-Pouic” van Jean Girault, die in 1964 ook de laatste film in zwart-wit regisseert, namelijk “Faites sauter la banque”. Op dat moment zijn alle ingrediënten al aanwezig: de kolerieke pater familias die met zijn hele familie een bank wil overvallen die hemzelf eerst heeft bestolen en dat met veel grote gebaren en veel nerveus gedoe. Geen wonder dat datzelfde jaar nog diezelfde Jean Girault ook nog tekent voor “Le gendarme de St.Tropez”, terwijl André Hunebelle “Fantômas” voor zijn rekening neemt. Hiermee is de doorbraak van Louis de Funès eindelijk een feit.
In 1965 is er dan “Le corniaud” (Gérard Oury), gevolgd door “La grande vadrouille” (Gérard Oury, 1966), waarbij hij tweemaal wordt gekoppeld aan zijn tegenvoeter op het komische spectrum, Bourvil. In de sixties moest ik nog naar mijn vaders pijpen dansen wat films betreft en die hield het toen vooral bij Norman Wisdom, Jerry Lewis, maar ook bij Louis de Funès. Op het moment zelf vond ik dat allemaal wel leuk, maar als je die films nu bekijkt, dan denk je: nou ja… Maar “La Grande Vadrouille” vind ik ook nu nog altijd top! Leukste scène: terwijl de Funès aan het repeteren is met het orkest, heft de zanger die Faust speelt zijn aria aan in de zaal. De Funès kwaad: Où croyez-vous que vous êtes? Faust: Euh… à l’opéra, maître…
In 1967 zijn er niet minder dan drie films met Louis de Funès: “Oscar” (Edouard Molinaro), “Le grand restaurant” (Jacques Besnard) en “Les grandes vacances” (Jean Girault). In 1968 zelfs vier: “Le petit baigneur” (Robert Dhéry), “Le gendarme se marie” (Jean Girault), “Le tatoué” (Denys de la Patellière) en “Le gendarme en balade” (Jean Girault). In 1969 was er “Hibernatus” (Edouard Molinaro), een jaar later gevolgd door “L’homme orchestre” (Serge Korber), wat zowat het dieptepunt moet zijn in de carrière van de Funès (met een hopeloze poging om zoon Olivier in zijn voetsporen te doen treden). Ook “Sur un arbre perché” en “Monsieur Jo” (een remake van “The gazebo” van George Marshall uit 1959 met Glenn Ford in de hoofdrol) waren niet echt geslaagd.
Daarom besloot Gérard Oury om terug te grijpen naar een duo-film met Bourvil. Dat zou “La folie des grandeurs” worden, maar Bourvil overleed nog voor de film kon worden opgestart. Daarom zien we Louis de Funès aan de zijde van Yves Montand. Gelukkig werd het ook een groot succes. In 1973 volgt dan “Les aventures de Rabbi Jacob” (Gérard Oury) en “Le gendarme à New York” (Jean Girault) in 1975. In 1976 kreeg de Funès een hartaanval die hem verplichtte het wat kalmer aan te doen, wat je b.v. goed kan merken in “L’aile ou la cuisse” (Claude Zidi) uit 1977 en in “Le gendarme et les extra-terrestres” (Jean Girault) uit 1978. Datzelfde jaar gaat hij echter toch nogal te keer in “La zizanie” tegenover Annie Girardot. Vooral de scène waarin hij een biljart om zeep helpt is de mensen bijgebleven.
In 1980 gaat zijn droom in vervulling, dan mag hij immers “L’avare” van Molière draaien. Blijkbaar moest hij daarvoor eerst zijn broek laten zakken, want zijn volgende film “La soupe aux choux” uit 1981 van Jean Girault is pure onderbroekenhumor. Het “grappige” zit ‘m immers vooral in het feit dat je van die koolsoep veel winden moet laten. De tegenspeler van de Funès is de eveneens reeds een tijdje overleden Jean Carmet. In 1982 volgt nog “Le gendarme et les gendarmettes”, eveneens van Jean Girault. Kort daarna, op 27 januari 1983 is Louis de Funès overleden.
Ronny De Schepper