Na de dood van Christoph Willibald von Gluck (op 15 november), werd de 31-jarige Wolfgang Amadeus Mozart op 7 december 1787 door keizer Jozef II benoemd tot hofcomponist. Alleen werd de bezoldiging herleid van 2.000 gulden (die Gluck ontving) naar 800…

In 1788 schrijft Mozart in Wenen ook zijn drie laatste symfonieën: de 39ste (KV.543), de 40ste (KV.550) en de 41ste (KV.551). Men weet niet voor welke orkesten ze bedoeld waren (volgens sommigen werden ze nooit uitgevoerd tijdens zijn leven), zodat men veronderstelt dat ze “vanuit een creatieve drang” werden geschreven en dat ze wel degelijk als “trilogie” waren bedoeld.
Aangezien Mozart het in die tijd al hard te verduren had, kan men moeilijk aannemen dat hij zich met dergelijke “futiliteiten” zou bezighouden. Het is veel plausibeler dat hij ze heeft geschreven om ze via subscripties uitgevoerd te krijgen, maar dat er te weinig volk op afkwam. Dat was overigens de laatste keer dat hij in Wenen nog een poging ondernam om zijn muziek op die manier uitgevoerd te krijgen. Wél wilde hij naar Engeland (zoals Haydn hem enige tijd later zou nadoen), omdat dit “het beloofde land” was voor componisten, maar toch slaagt Mozart er niet in ook dit gefinancierd te krijgen. Hij maakt dan maar een tournee door Duitsland, waarop hij deze drie symfonieën wellicht wél heeft gespeeld. Ook deze tournee was geen succes.
Na zijn dood werd de fameuze veertigste symfonie wel degelijk onmiddellijk als een “hit” erkend. Joseph Haydn citeerde de trage beweging in zijn “Jahreszeiten” bij de woorden “je zomerse kracht is uitgeput”, waarmee hij wellicht zijn te jong gestorven collega wilde in herinnering brengen. Het menuet van zijn kant diende als basis voor het menuet van Schubert voor zijn vijfde symfonie. De typisch “romantische” uitvoeringspraktijk van deze symfonie wordt toegeschreven aan Wagner.
De 41ste wordt ook wel Jupiter-symfonie genoemd, een benaming die in Londen is ontstaan. Volgens Mozarts zoon is het violist en dirigent Johann Peter Salomon (de sponsor van Haydn) die deze bijnaam heeft uitgevonden. Hij werd voor het eerst gebruikt in 1823 toen Muzio Clementi in Londen zijn pianoversie van deze symfonie uitgaf. Men vermoedt dat de nogal pompeuze opening aan Salomon de naam van de Romeinse oppergodheid heeft ingefluisterd.
“Mozart is de voorloper van de romantiek,” zegt Sigiswald Kuijken. “Maar dan op zo’n manier dat het toch boeiend blijft, want wat romantici als Wagner of Liszt denken over zichzelf te moeten vertellen, vind ik niet steeds zo interessant. Mozart legt wel de nadruk op de eigen beleving, maar via hemzelf gaat het eigenlijk over de hele mensheid. Op die manier is hij trouwens ook een kind van zijn tijd, al konden de restricties die het individu werden opgelegd toch ook wel tot heel mooie dingen leiden. Maar het werd wel tijd dat het gedaan was. Die revolutie is er in 1789 niet voor niets gekomen!”
“Cosi fan tutte” werd gecreëerd op 26 januari 1790 in het Weense Burgtheater, waar dus ook “Die Entführung aus dem Serail” in première was gegaan. Ook “Le nozze” was een groot succes geweest zodat Keizer Jozef II aan Mozart en da Ponte een nieuwe opdracht had gegeven voor het schrijven van een opera, doch deze keer gebaseerd op een waar verhaal.
Aangezien in die tijd in Wenen het verhaal de ronde deed van twee officieren die tijdens een gemaskerd bal op de weddenschap van een oude cynicus ingingen, kwamen Mozart en de Ponte al vlug bij “Cosi” uit, ook al omdat in de Nozze Don Basilio zingt “Cosi fan tutte le belle, non c’é alcuna noveltà“. De muziek bij deze frase leverde trouwens ook het materiaal voor de ouverture van de nieuwe opera! De namen werden gehaald uit “Orlando Furioso”, waarin in de 39ste zang een gelijkaardig verhaal voorkomt.
Aangezien op dat moment (nl. sedert 9 februari 1788) ook de Turkse oorlog aan de gang was, verwijderde da Ponte zich van het gegeven van het gemaskerd bal en verplaatste het naar de oorlogsomstandigheden. Wat het in de grond inderdaad een triest verhaal maakt.
Da Ponte voert dus twee vrienden ten tonele, Ferrando en Guglielmo, die verloofd zijn met twee zussen: Ferrando met Dorabella en Guglielmo met Fiordiligi. Don Alfonso gaat met hen een weddenschap aan om te bewijzen dat de trouw van de beide meisjes, “zoals die van alle vrouwen”, maar schijn is. Hij laat de loverboys naar de oorlog vertrekken, terwijl ze even later weerkeren vermomd als “Albanezen”. Nu schakelt hij het ondeugende kamermeisje Despina in om haar geslachtsgenoten aan te manen “wat van het leven te profiteren, want dat doen hun verloofden zeker ook”. En wie weet of de would be soldaten ooit nog wel behouden weerkeren?
Oorspronkelijk lukt het niet, maar als ze veinzen zelfmoord te plegen en door een vermomde Despina met de methode van Mesmer (als charlatan naar Parijs verbannen maar nog steeds een vriend van Mozart) weer tot leven worden gewekt, gaat het al wat beter. De lichtzinnige Dorabella heeft niet zo heel veel overtuigingskracht nodig om er met zo’n leuke Albanees vandoor te gaan. Toevallig blijkt dat echter Guglielmo te zijn, daarom is de overgave van Fiordiligi aan de vermomde Ferrando nadien eigenlijk nog tragischer, want dit koppel blijkt eigenlijk goed bij elkaar te passen.
Als Don Alfonso op het einde de komedie onthult, laten de meest progressieve regisseurs (gelukkig ook François de Carpentries in de Munt) dan ook nieuw ontstane paartjes verder gaan, terwijl de conservatieven een beetje ongeloofwaardig terugkeren naar het uitgangspunt. In het libretto staat dat de mannen de vrouwen “vergiffenis schenken”, maar dat wil daarom niet noodzakelijk zeggen dat men terugkeert naar de originele koppeltjes!
De meeste regisseurs laten op het einde dan ook “gelouterde” koppels zien, maar bij de versie van het Onafhankelijk Toneel waren Ferrando en Fiordiligi juist gelukkiger na hun ervaring, terwijl Dorabella, die ook bij Mozart sceptischer is over “eeuwige trouw”, wel haar twijfels heeft of ze met Guglielmo, eigenlijk toch een verleider “van nature”, een heel leven zal doorgaan (tussen haakjes: zij verkleedden zich niet in Albanezen maar in Japanners, omdat daar anno 1990 meer mysterieuze erotiek van uitgaat dan van de islam, aldus regisseur Gerrit Timmers).
De eerste maal in de regiegeschiedenis van dit werk dat de twee protagonisten Fiordiligi en Dorabella een zelfstandige keuze laat maken van hun partners valt in Dresden te situeren, volgens de RV-correspondenten Pim en Wim, maar helaas is de naam van de regisseur zelf weggevallen. Er staat enkel dat het “een grote DDR-man” is en verder: “Het is onvoorstelbaar wat hij gedaan krijgt van het Dresdnerteam. Het acteren van de verschillende personages maakt van het werk een juweel. Geen enkel ogenblik is er een zwak moment. Alles verloopt even vlot en probleemloos. Verder willen wij de nadruk leggen op de sobere decors en het ontbreken aan experimenten. Er wordt niets méér gezocht achter het werk, dan hetgeen Mozart er waarschijnlijk mee bedoeld heeft. Tenslotte is « Cosi fan Tutte » slechts verfijnde opera-buffa waar mooie en pittige aria’s afwisselen met pseudo-dramatische ogenblikken en pikante galanterieën. De Staatskapelle Dresden onder leiding van de Nederlander Hans Vonk was glansrijk. De zes personages zongen en acteerden op hetzelfde hoge niveau. Gewoonweg een avond om van te snoepen.”
Het dichtste bij een komische interpretatie kwam de Amerikaan Peter Sellars met zijn snackbar-enscenering. Het “duel” met de patattenmesjes is onvergetelijk, evenals de “bella serenata” die een van de minnaars brengt met het zoutvat als “soundmix”-mikro. Hij werd in deze interpretatie nagevolgd door zijn landgenoot David Miller, die zelfs de American Football-uitrusting van Cherubino uit Sellars’ “Nozze” heeft overgenomen. Hij verandert hiervoor bovendien (oh heiligschennis!) lichtjes de tekst: het “campo marziale” wordt een “campo sportivo”. Niet voor niets is Miller nog Sellars’ assistent geweest…
Het opmerkelijke is wel dat ze de Football-maskers dragen als ze “gewoon” zijn, dus als “Albanezen” ontdekken de meisjes voor het eerst het ware gezicht van hun minnaars! Miller begeleidde een voor de rest noodzakelijk sobere voorstelling in het Brusselse “Nouveau Théâtre de Belgique” aan de vleugel, omdat het hier een eindejaarswerk van studenten betrof van het conservatorium van Luik (december 1992, maar eigenlijk een herneming uit mei 1991).
Kort voor de Miller-enscenering was in de Nederlandse Opera te Amsterdam Harnoncourts “Cosi fan tutte” hernomen met o.a. Charlotte Margiono. De regie was hier van Jürgen Flimm. Het begon met een “déjeuner sur l’herbe”, waarin het naakte meisje eigenlijk erg vrouw-onvriendelijk wordt bejegend, maar het is ook een vrouw-onvriendelijk stuk natuurlijk. Flimm werkte met een geprojecteerde vertaling, maar dan wel zo hoog dat je niet tegelijk naar de scène kon kijken én de vertaling lezen.
Het gebruik van commedia dell’arte-figuren (ook voor het koor) was een beetje goedkoop, net als de doolhof op de grond, die om zichtbaar te zijn dan ook nog diende te worden gekanteld, waardoor de zangers enige problemen ondervonden. Ook de kostuums waren allesbehalve, vooral in het geval van Despina, maar bij Dorabella vormde het wel een leuk contrast: onder haar “rouwkleed” draagt ze immers een wulps doorzichtig ding.
Op het einde werden de koppeltjes hersteld, maar tijdens de slotaria zweren de meisjes trouw aan beide mannen. Bovendien verbergt een zwart doek (op onhandige wijze) de blauwe hemel. Opvallend was dat Harnoncourt hier geen “Mozartiaans” orkest gebruikte, maar wel een vrij uitgebreide bezetting. Het orkest waarmee Mozart zelf moest werken, was daarentegen niet erg spectaculair, op uitzondering dan van de klarinetten, die werden immers gespeeld door de broertjes Stadler, waarvoor Mozart niet lang daarna (eigenlijk alleen voor Anton) zijn beroemd concerto en kwintet zal componeren.
Er zaten ongetwijfeld ook autobiografische elementen in het stuk. Vergeten we niet dat ook Mozart zelf gehuwd was met de zus van het meisje waarop hij écht verliefd was. Volgens Peter Sellars legt hij zijn eigen gewetensnood in de mond van Ferrando. Mozart liet het stuk dan ook doelbewust door twee zusjes (Ferraresi, waarvan er één wel Villeneuve heet, omdat dit de naam van haar man was, maar het betekent niet dat ze van Ferrara zijn, zoals sommigen wel eens beweren) creëren. Fiordiligi was overigens de maîtresse van da Ponte en ook Alfonso en Despina waren man en vrouw.
Op oudejaarsavond van 1789 had Mozart Joseph Haydn en de koopman Puchberg bij hem thuis uitgenodigd om naar een pianorepetitie van “Cosi” te komen luisteren. Het was de tijd dat hij Puchberg letterlijk om geld smeekte, ook omdat hij bang was dat Constanze hem zou verlaten omwille van zijn armoedig bestaan (zie brief uit augustus 1789).
Vergeten we bovendien ook niet dat we nog volop in de dweperige periode zitten in de nasleep van Goethes “Werther”, al is ook het rumoer rond “Les liaisons dangereuses” (1782) nog niet verstomd, die ook op weddenschappen rond veroveringen draaide (zelfs Salieri voert in “La grotta di Trofonio” een partnerruil ten tonele, zij het veroorzaakt door een heks die de verliefden onherkenbaar maakte). Da Ponte “vertaalde” dit dan ook naar gewaagde grappen: “Hebben zij een goed gevulde beurs?” “Zij hebben alles wat een fatsoenlijke dame zich maar wensen kan.”
Maar hoe revolutionair deze opera ook mag geweest zijn, Mozart hield zich wel aan het typische opera-schema: de sopraan houdt van de bariton en de mezzo van de tenor (alhoewel John Eliot Gardiner Dorabella toch ook door een sopraan laat zingen). Toch wonnen de conservatieven het pleit, al werden ze daarbij geholpen door het toeval dat de keizer kort na de première stierf. Volgens sommigen is precies door de ziekte van de keizer het verhaal onjuist dat Mozart en da Ponte op suggestie van hemzelf van een waar verhaal waren vertrokken.
Op dat moment waren er al tien opvoeringen geweest want de opera sloeg wel aan bij “het gewone volk”. Maar daarna zorgden moraalridders ervoor dat de opera meer dan een eeuw lang zo goed als nooit meer werd uitgevoerd, tenzij met een totaal nieuwe tekst, die niets meer vandoen had met het origineel. Men viel o.a. terug op “Love’s Labour’s Lost” van Shakespeare of “La dama duende” van Calderon, of nog erger: men maakte er een patriottisch drama van zoals in Frankfurt met “Guerillas” in 1837 en een andere versie uit die tijd heette zelfs “Weibertreue oder die Mädchen von Flandern” (Bretzner), omdat Vlaamse meisjes blijkbaar voor hun ontrouw bekend stonden. De verdienste het origineel in eer te herstellen komt uiteindelijk niemand minder dan Richard Strauss toe (al houden de Britten het natuurlijk eerder bij de versie van Thomas Beecham in 1910).

Ronny De Schepper

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.