Vandaag is het precies 75 jaar geleden dat de Duitse schrijver Bertolt Brecht voor het HUAC (Comité voor Anti-Amerikaanse Activiteiten) moest verschijnen, later vooral bekend geworden als de McCarthy-Commissie. Bertolt Brecht had het fascistische regime in eigen land ontvlucht en had zich in de VS gevestigd, maar werd het tijdens de McCarthy-periode erg lastig gemaakt. Ironisch genoeg kon Brecht daar zonder liegen verklaren “dat hij nooit lid geweest was van de communistische partij”. “Zijn vrouwen waren lid in zijn plaats,” heet het dan… Toch hield hij het nog datzelfde jaar voor bekeken en keerde hij terug naar Duitsland, in zijn geval was dat dan Oost-Duitsland.
Eén van de laatste stukken die hij in Amerika heeft geschreven, was “De Kaukasische Krijtskring“. It was translated into English by Brecht’s friend and admirer Eric Bentley and its world premiere was a student production at Carleton College, Minnesota, in 1948. Its first professional production was at the Hedgerow Theatre, Philadelphia, directed by Bentley. Its German premiere by the Berliner Ensemble was on October 7th, 1954 at the Theater am Schiffbauerdamm, in Berlin. The play is sometimes played without the prologue, and it was always played that way in the US during the McCarthy era. The first US production to include the prologue was in 1965.
Toen de Nieuwe Scène in 1983 met de Brecht-topper “Moeder Courage” uitpakte, werd hier en daar reeds voorzichtig gemompeld dat de theateropvattingen van Bertolt Brecht lichtjes achterhaald waren, maar schaars zijn zij die deze auteur helemaal van zijn voetstuk durven lichten. En dat deze eerbied niet helemaal ten onrechte is, blijkt b.v. uit “De Kaukasische Krijtkring“, een 1945 voltooid stuk dat één van de mooiste uit de literatuur van de twintigste eeuw is. Met het oordeel van de “anarchistische” rechter Azdak als orgelpunt: “Opdat alles wat is, van hen zij die het hun hart schenken”, daarmee ook de ruzie tussen de twee kolchozen beslechtend.
Alleen, is Brecht eigenlijk wel gediend met begrippen als “eerbied”? Hij die de eerste was om anderen van hun voetstuk te lichten, zou hij niet eerder geneigd zijn om “nieuwlichters” te verwelkomen als hij zou merken dat zijn theatertaal de fin de siècle-mens van het jaar tweeduizend niet meer aanspreekt? Anderzijds zijn sommige mensen (zoals Bert Verhoye) van oordeel dat Brecht eigenlijk geen enkel eigen idee had. Een voorbeeld is “Mutter Courage”, dat eigenlijk geïnspireerd is op “Die Landstörzerin Courasche”, een personage uit de avonturen van “Der Abentheuerliche Simplicissimus Teutsch” uit 1668 van Hans Jacob Christoffel von Grimmelshausen (1622-1676).
BETUTTELING
In een versie “volgens het boekje” wordt de politieke boodschap natuurlijk wel duidelijker geformuleerd. Maar kàn dit nog wel? Wat duidelijk niet meer kan, dat zijn de muzikale intermezzi die dan ook nog eens expliciet worden aangekondigd met woorden als: “Hoort nu wat hij (of zij) wel denkt, maar niet durft uit te spreken!” Dan denk ik eerder: laat maar zitten, ik ben geen klein kind, ik wil niet betutteld worden. Nochtans is dit typisch Brecht, al wilde hij zogezegd nooit betuttelen en juist door de “vervreemdende” aanpak de toeschouwer zelf een oordeel laten vormen. Dat is in dergelijke passages dus zeker niet waar. Hier gaat Brecht zelf in de fout en dat is bijgevolg een dubbele reden om hierin de schaar te zetten.
Zelfs Walter Tillemans, de man die zowat als de Vlaamse erfgenaam van Brecht kan worden beschouwd (*), zet zich tegen die betutteling af: “Ik probeer niemand te veranderen. Ik heb een hekel aan mensen veranderen. Ik vind dat verschrikkelijk. Dat zijn pastoors. Men moet van de mens afblijven, men moet de mens mens laten zijn. Men moet alleen de omstandigheden veranderen. Men moet echter geen ‘nieuwe mens’ maken, dat is voor mij een verschrikking. Daar had Orwell gelijk in. Mij boeit het echter vooral om dingen aan te raken die te maken hebben met ons samen-leven. ‘Er is geen moeilijker kunst dan de kunst van het samenleven,’ zegt Brecht. Da’s waar. Samenleven heeft te maken met cultuur. Dat is ergens een fatsoensgedrag. Dat is ongelooflijk interessant en hoe langer ik daarmee bezig ben, hoe meer ik besef dat het theater een spelvorm is die ons een cultuur van het samenleven bijbrengt.”
Een voluntaristische (misschien zelfs vitalistische) instelling, die aansluit bij een internationale tendens, vooral vertolkt door Peter Sellars: “Art is preparing the people for action”. Of nog: “De kunstenaar moet een stem vinden voor de stemlozen.” Guy Joosten zet zich daar in De Standaard van 3/5/1997 fel tegen af: “Dat is toch je reinste paternalisme? De mensen zijn wel mondig. Daar zijn Witte Marsen voor.” Maar toch gaat hij verder: “Als we theater maken om de mensen mee te delen wat ze eigenlijk in de boekskes van de coiffeur kunnen lezen, dan zijn we ver van huis. Toch is dat wat er gebeurt. Daarom probeer ik de conservatoriumstudenten op te leiden tot terroristen. Ik probeer ze te prikkelen om de poten onder mijn stoel weg te zagen. Nadien moeten ze de bestaande instituten ondermijnen.”
TERUG NAAR DE KAUKASISCHE KRIJTSKRING
Wat evenwel duidelijk niet meer kan, dat is de muziek van Paul Dessau. Zeker als je daar dan tegenover de heerlijke klanken hebt van een Dirk Van Esbroeck in het stuk van het Speeltheater b.v. In Antigone was het vooral Reinhilde Decleir die de zangpartijen voor haar rekening moest nemen, begeleid door pianiste Françoise Vanhecke. Decleir deed dit met veel vuur, helemaal in de Brechtiaanse traditie, maar vreselijk enerverend. Telkens men nog maar begon te zingen, begon ik al naar het einde van het lied te verlangen. En dat was dubbel het geval indien het werd aangekondigd met de woorden: “Hoort nu wat hij (of zij) wel denkt, maar niet durft uit te spreken!” Dan denk ik eerder: laat maar zitten, ik ben geen klein kind, ik wil niet betutteld worden. Nochtans is dit typisch Brecht, al wilde hij zogezegd nooit betuttelen en juist door de “vervreemdende” aanpak de toeschouwer zelf een oordeel laten vormen. Dat is in dergelijke passages dus zeker niet waar. Hier gaat Brecht zelf in de fout en dat is bijgevolg een dubbele reden om hierin de schaar te zetten.
Andere acteurs spelen dan weer minder nadrukkelijk en zouden op die manier beter in het stuk van Eva Bal op hun plaats zijn. Dat is op de eerste plaats zeker het geval met Katrien Meganck als Grusche, de vrouw aan wie het kind uit het Salomons oordeel uiteindelijk wordt toegewezen. Na “Het Concert” (van Malpertuis) was dit alweer een prachtprestatie van deze jonge actrice die ongetwijfeld nog heel hoge toppen gaat scheren. Ook Carry Goossens (vooral in zijn Azdak-rol), Eddy Brugman en Martine Werbrouck presteerden opvallend. De scenografie van Karina Lambert mocht er trouwens ook zijn. Maar daarmee hebben we het dan wel gehad (seizoen 90-91).
“De Kaukasische Krijtkring” van Bertolt Brecht werd in Antigone opgevoerd in een regie van Franck Van Erven en een decor van Karina Lambert. Met Reinhilde Decleir (de zangeres Arkaidi Tscheidse), Carry Goossens (Azdak), Françoise Vanhecke (pianiste), Peter Bulckaen (Simon), Katrien Meganck (Grusche), Eddy Brugman (Lavrenti), Martine Werbrouck (Natella Abaschwilli), Didier Delmotte (hereboer Sjoetef) en verder nog Kristiaan Lagast, Wim Vandendriessche en Patrick Roze.
Ronny De Schepper
(Zeer) selectieve bibliografie
Ronny De Schepper, Brecht kan ook ontroeren, De Rode Vaan nr.2 van 11/1/1991
Fredric Jameson, Brecht and Method, Londen, Verso, 1998.