“Ik was een eigengereid manneke, hoor. Van de andere kant konden ze me ook wel enorm opnaaien. Zo had ik ingeschreven voor een koers in Dongen. Veel slechte weg; het deed wat Bels aan. Onze buurman zei: dae kende gij helemoal nie Cees. Zoiets moesten ze niet tegen mij zeggen. Ik ben van het hele spul weggereden. Met een halve ronde voorsprong kwam ik binnen. Van hetzelfde laken een pak in Geldrop, met die kasseienhelling. Halfkoers gaan lopen en alleen aangekomen. Een volle auto met premies, inclusief een complete fiets. Thuis gekomen meteen door naar die verrekte buurman om het hem onder zijn neus te wrijven”.
LEERSCHOOL DER DRIE ZUSTERSTEDEN
Bij de onafhankelijken liep het eigenlijk best goed. “Ik reed nog altijd veel in België. Maar had niemand om mee in de slag te gaan. Dan zat ik als eenzaat tussen al die mannen. Zo herinner ik me nog een koers in Breendonk. Het zal in ’54 geweest zijn. Vergeten doe ik het nooit, alleen al om de mooie naam van die koers: de Leerschool der Drie Zustersteden. Na 150 kilometer met drie man naar de streep. Ik was de rapste en toch word ik daar derde, achter twee Belgen”. De Haarlemse maffia vervangen door de Vlaamse. Het leek wel een herhaling van Zandvoort ´51.
“Als Hollander trok je vaker aan het kortste eind. Ik had eens gewonnen. Overduidelijk. Uitslag was opgemaakt en ik had mijn ereronde al gereden. Komt Martin van Geneugden nog protesteren bij de délegué. Uiteindelijk moest ik mijn prijs en erepalm inleveren en ging meneer er mee lopen. Zo pissig ben ik nog maar zelden geweest.
En toch had ik wel een zwak voor die Belse wedstrijden. Grotere omlopen. Een bepaald sfeertje. Ambiance zeiden ze daar. Op een Belse fiets zat ik, naar mijn gevoel, ook beter. Voor mijn materiaal toog ik daarom naar de gebroeders Ballaerts in Antwerpen. Die bouwden superfietsen, van het merk L’Express. Het waren joden, hartstikke pinnig. Hoeveel geld je ook besteedde, nog geen gratis truike kon eraf.
Een beetje bijgelovig was ik toch ook wel, hoor. Die rooie zakdoek als talisman bijvoorbeeld. Altijd om gehouden. En het liefst droeg ik een geel tricot. Van L’Express of zo’n geel-zwart ding van TWC Pijnenburg”.
TE PEERD PARMANT AL TRIUMFANT
Op zijn 27e trouwt Cees met zijn Annie van der Zanden. Tijd om een paar tandjes kleiner te schakelen. Terug naar de amateurs. Nog elf jaar blijft hij tussen allerlei jong volk in het peloton hangen. Meest criteriums op de zondagen. “Ik kon nog een kort prijske rijje en had er nog best lol aan”. Als de fiets dan ten langen leste aan de kant wordt gezet, duikt Cees, sportief gezien, toch in een zwart gat. “Ons Annie reej pèrd en tenniste. Nou dat ben ik toen ook maar gaan doen”. Van zijn 40e tot zijn 65e stroopt Cees als springruiter de plaatselijke concoursen af. Het stalen ros vervangen door een levend exemplaar. Te peerd parmant, al triumfant. Met weer tig bekers voor de prijzenkast.
“De koers, die raak je nooit meer kwijt. Die laat je niet meer los. Laatst waren we uitgenodigd op de gouden bruiloft van Jantje Konings in Breda. Jantje had als bijnaam het Peperkoekske vanwege de ontelbare peperkoeken die hij als premie had gewonnen. Nou op dat feest waren natuurlijk allemaal van die ouwe knakkers. Een echte reünie van vijftigerjaren renners. Met elk glas bier werden de verhalen over vroeger, sterker en hilarischer. Met Wim van Est vaak in een hoofdrol. Zoals die keer in België. Als winnaar moest Wim een ereronde rijden. Normaal fietsten we dan honderd meter met de bloemen heen en terug. Want die omlopen zijn soms wel tien kilometer lang. Op een gegeven moment waren ze Wimme kwijt. Was ie met zijn palm, helemaal van de wereld, nog een keer de hele toer gaan doen. We hebben wat afgelachen die avond. Wies van Dongen is wat dat betreft de gangmaker. Een rasverteller“.
Cees en Annie hebben Tilburg al heel lang geleden verlaten. Om neer te strijken op hun landgoedje, aangeschurkt tegen de Beekse Bergen. In een soort splendid isolation woont daar de Paijmans clan bij elkaar. Pa en ma, oudste zoon Wim met zijn gezin, en achter op het terrein de jongste zoon, Hans, in een caravan, samen met ”un schòn meske” een Portugese. Een hele verzameling van behuizing en stallen. De liefhebberij voor de paarden is overgegaan op zoon Wim en kleindochter Kimberley. De jongste doet volgens Cees, ”iets met klassieke auto’s”.
GE VOELT WEL WÀDEDDE AANKUNT
Cees sport nog volop. Een paar keer per week met de mountainbike op pad. “En kilometertje of twintig op de harde weg”. Of tennissen in de Hilvarenbeekse sporthal.
Cees heeft ruim de tijd genomen om zijn have en goed te laten zien. Plots realiseert hij zich de afspraak voor de spinning. “Annie smèèrt uns gaauw un paar botterhamme, want ik moet zo gaon spinne”. Spinning, Cees? “Jazeker één keer per week ga ik nog naar de spinning. Prachtig tussen al die jonge strakke meiden en jongens. Dan zie ik die gezichten. Wat komt die ouwe opa hier nog doen. De conditie is nog redelijk goed, al zeg ik het zelf. En dat fietsgevoel, die souplesse, heb ik ook nog wel. Ge voelt wel wàdedde aankunt. En dan zie ik ze kijken en hoor ik ze denken: Zou diejen ouwe het nog nie begeven. Maar Cees begeeft niet hoor. Echt niet”
Het Genderdal revisited.
Cees Paymans, de laatste renner die met een sjaaltje reed. Hij is pas negenenzeventig.
Theo Buiting 14/11/08
Naschrift: Cees Paymans is op 26 mei 2021 op 92-jarige leeftijd te Goirle overleden als gevolg van een hersenbloeding.




