Tilburg ontving de nieuwbakken kampioen met alle egards. Een vorstelijke rondrit in een open Pontiac. Een zegetocht langs alle gewijde plaatsen. Van café de Korenbloem naar café Belvédère. Dan een korte stop bij café J. van Geloven, het clubhuis van wielerclub “ ’t Abattoir”. Weer terug naar Belvédère waar werkelijk tout Tilburg aantrad om de laureaat te feliciteren. Van het Gemeente Bestuur tot de St. Nicolaas Vereniging Zuid. Om maar enige instituties van naam en faam te noemen. Maar de show werd absoluut gestolen door de kinderfanfare “Veul geweld veur weinig geld”. Moeder Paijmans moest zelfs een traantje wegpinken.
VEUL GEWELD VEUR WEINIG GELD
Urenlang handjes schudden en toespraken aanhoren. Pa en ma blonken even hard als Cees.
Een keur van geschenken werd aangeboden. De Nieuwe Tilburgse Courant raakte er maar niet over uitgepraat. En laat, en passant, vooral niet na te vermelden dat veel cadeaus door haar bemiddeling gearrangeerd zijn. Eroba geeft hun aankomend ploeglid een nieuwe fiets. De firma Radium pakt uit met een shirt en twee tuben. RIH doet genereus met een trui en een broek. “Eveneens door tussenkomst van ons blad werd hem namens de Pontiac horloges een Pontiac-kampioenen-coupe overhandigd. Slechts Wim van Est en Henk Faanhof bezitten een coupe van dergelijke afmeting. Tevens kregen wij de bevestiging dat wanneer Cees prof wordt hij een Pontiac horloge aangeboden zal krijgen”. Einde citaat uit de Nieuwe Tilburgse Courant.
Schriftelijke en telegrafische gelukwensen komen binnen van de Consul der KNWU Piet van Ierlandt, pastoor van Miert en “’t Bakkerke” de soigneur van Wout Wagtmans. Zelfs Jan Pijnenburg geeft acte de presence. Cees herinnert het zich nog heel goed: “Ik was een trouw lid van de RKTWC Pijnenburg. Maar erelid Jan ben ik er nooit tegengekomen. Hij is op latere leeftijd een beetje een nurkse mens geworden. En dik hè. In Tilburg zeiden de mensen: hij zúípt z’n eige nie kapot, maar hij vrit z’n eige kapot. Op het laatst kon hij alleen nog maar op een damesfietske vooruit. Een keer viel hij er vanaf en kon nog maar amper overeind komen. Staat er een zo´n kleine snotneus bij en die zegt: hé meneerke ge moet ‘ns lere fietse, gij. En dat tegen de Kanonbal! Mimi, zijn vrouw dat was een lief mens. Die hield het allemaal een beetje recht”
LUGANO 1953
Cees werd automatisch geselecteerd voor het wereldkampioenschap in Lugano. Al op de receptie sprak de clubvoorzitter Jan van Grinsven, door de krant gekwalificeerd als “een kenner van de wielersport”, ronkende taal. “Beste Cees, we komen over een maand terug als gij de regenboogtrui om uw lendenen zult hebben”. Maar de geachte spreker bleek er echt geen kaas van te hebben gegeten. Het vlakke had geen geheimen, maar bergop was voor de Paaij onontgonnen terrein.
“In het parcours van Lugano hadden ze een driedubbele Cauberg verstopt. Elke ronde werd ik op die rotbult eraf gepierd. Samen met Rik van Looy uit Herentals. Hij was wat jonger als ik maar we hadden al veel samen gekoerst in de Kempen. Onder het aanroepen van alle Italiaanse heiligen konden we samen telkens weer aansluiten. Die Belgen hadden altijd van die pikzwarte bittere koffie in de kruik. Niet te zuipen dat spul. Ik had thee met citroen. Op een gegeven moment vraagt Rik wat drinken van mij. Hij vist een ampulleke uit zijn achterzak en kapt het zaakje naar binnen. Nou ik zal je zeggen, Rikske werd niet meer gelost. Sterker nog, hij wint de pelotonsspurt voor de derde plek. Ceesje was toen allang wijlen. Ja, er werd veel gepakt in die dagen hoor.
In Lugano nog zoiets. Hein Tarzan van Breenen reed bij de profs de stenen uit de grond. De hele koers in de weer met Germain Derijcke. Alleen, ’s avond was hij kwijt. Totaal van z’n eige lag ie in de tuin van het hotel. Het had niet veel gescheeld of hij was er geweest. Ja, die gooide ook nogal wat naar binnen. Niemand maakte zich daar trouwens druk over. Het was niet verboden en je was erg naïef als je er niets van af wist”.
DE SIOUX
Na 1953 vraagt Cees een licentie aan als onafhankelijke. De gouden bergen die manager Piet van Ierland beloofd had, bleken uit los zand te bestaan. Het was duidelijk dat het grote werk te hoog gegrepen was. Cees is reëel genoeg om zijn ambities in te tomen Hij ziet en hoort veel. Koffertjes vol met spul, “waar een dokter nog van zou verschieten”. Soms komt de verzoeking uit onverwachte hoek. Pa Paijmans was intussen allang getransformeerd tot de vurigste supporter en voelde zich ook wel een beetje mentor. ”Als het eens wat minder liep zei onze pa doodleuk dat ik maar wat moest pakken. Op de TWEM baan was hij zelf een keertje geprepareerd door Victor Linart, de stayerswereldkampioen. Vanwege zijn markante kop, noemden ze die de Sioux. Onze pa reed als een duivel, maar daarna is hij wel een paar dagen zo ziek gewist as unnen hond. Niet iedereen heeft natuurlijk het ijzeren gestel van een indiaan. Nee, ik begon daar niet aan. Mijn gezondheid stond voorop. De markt ging voor alles. Dat was mijn boterham. Vijftig jaar heb ik daarop gestaan Ik heb er zelfs nog een lintje van de koningin voor gekregen. Veel renners verdienden helemaal niets. Die waren gewoon verslaafd aan de sport. En sommigen nog wel aan iets meer. De vrouw moest voor hen gaan werken.
Ook begon onze pa mijn zit te veranderen als de uitslagen wat tegenvielen. Zadel omhoog, stuur wat lager. Van die dingen, wittewel. Maar ik had alles vooraf gemerkt. Voor de koers stond alles weer op zijn oude plaats. Als het dan goed gegaan was zei pa: ziede wel Cees nou zitte perfect. Och ja, ik liet hem altijd maar zo wijs.”
Theo Buiting
(wordt vervolgd)


