Émile Zola stierf, onverwacht, in Parijs op 29 september 1902 in zijn woning aan de Rue de Bruxelles door koolmonoxidevergiftiging. Zijn echtgenote was er bijna even erg aan toe, doch zij werd gered in het ziekenhuis van Neuilly. Pas vele jaren later werd duidelijk dat zijn dood eigenlijk nog een nasleep was van de Dreyfus-affaire. Hij had namelijk een schouwveger ingehuurd om zijn schouw te kuisen, maar deze was zo’n verstokt tegenstander van Dreyfus dat hij de schouw juist dicht maakte i.p.v. te kuisen. En zo kwam Zola om het leven door een zogezegd slecht werkende kachel…

Ik vond het al merkwaardig dat mijn “willekeurige woordgenerator” er toch heel vaak woorden achteraan in het alfabet uit haalde. Maar eind december 2021 dreef hij het wel heel ver: alleen de Franse schrijver Émile Zola kwam nog in aanmerking en dan wel met “Germinal”. Dit boek over de mijnstaking van 1884 in het Noord-Franse Anzin wordt over het algemeen als zijn meesterwerk beschouwd. Niet voor niks begon de menigte bij zijn begrafenis de titel van de roman te scanderen als zijn kist in de grond werd neergelaten…

Zelf denk ik dat de roman voor mij te laat komt. Ik had hem in mijn maoïstische periode moeten lezen, denk ik soms (toen las ik wel – overigens met veel genoegen – “Nana”: erotiek heeft mij eigenlijk altijd meer geïnteresseerd dan politiek), maar daar staat dan tegenover dat de Franse extreem-linkse feministe Paule Lejeune (1925-2014) in 1978 “Germinal, un roman antipeuple” publiceerde. Met andere woorden: ’t was weer niet links genoeg voor extreem-links! Op Wikipedia vind ik niet terug of Lejeune nu een trotskiste was of een maoïste (bijna een halve eeuw na de feiten vindt niemand dat nog belangrijk) en ook de uitgeverij (Editions Maspero) geeft mij soms de indruk het eerste te zijn, maar toch gaf men ook verschillende “rode boekjes” uit en dat smells dan weer like Mao spirit...

In “Germinal” komt overigens ook veel meer seks voor dan men zou verwachten. Let wel: ik schrijf “seks” en geen “erotiek”, want het gaat over de vrije zeden die de woon- en arbeidsomstandigheden van de mijnwerkers met zich meebrengen (door de hitte wordt er soms naakt gewerkt, mannen en vrouwen door elkaar). Maar toch gaat het ook verder dan dat. De staking breekt b.v. uit op een moment dat de mijneigenaar, Hennebeau, bezoek verwacht. Hij vindt dus dat zijn vrouw dit bezoek moet uitstellen, maar deze vindt van niet. Dat maakt hem boos, maar merkwaardig is de manier waarop Zola dit beschrijft: “Un instant, il dut avoir le désir brutal de la prendre, de rouler sa tête entre les deux seins qu’elle étalait, dans cette pièce tiède, d’un luxe intime de femme sensuelle, et où traînait un parfum irritant de musc; mais il se recula, depuis dix années le ménage faisait chambre à part.” (p.192-193)

Enige tijd later, als de staking reeds zo lang aan de gang is dat de mijnwerkers honger beginnen te lijden, heeft hij zelfs de volgende bedenking: “Et ces imbéciles se plaignaient de la vie, lorsqu’ils avaient à pleines ventrées, cet unique bonheur de s’aimer! Volontiers, il aurait crevé de faim comme eux, s’il avait pu recommencer l’existence avec une femme qui se serait donnée à lui sur des cailloux, de tous ses reins et de tout son coeur. Son malheur était sans consolation, il enviait ces misérables.” (p.268)

Ik heb wel de indruk dat Zola daar een systeem van maakt, van telkens sociale onrust met erotiek te verbinden. Als b.v. de staking gewelddadig wordt, komt dat ook overeen met Hennebeau die een nieuwe verhouding van zijn ontrouwe echtgenote ontdekt (p.336-339). Iets wat hem trouwens veel meer verbittert dan de staking zelf.

Opvallend op dat moment komt ook het Frans-Vlaamse element naar boven bij Zola: “Tout le vieux sang flamand était là, lourd et placide, mettant des mois à s’échauffer, se jetant au sauvageries abominables, sans rien entendre, jusqu’à ce que la bête fût soûle d’atrocités.” (p.341) En wie zijn de ergsten? “Et les femmes surtout l’effrayaient, la Levaque, la Mouquette et les autres, agitées d’une fureur meurtrière, les dents et les ongles dehors, aboyantes comme des chiennes.” (p.341)

In zekere zin is die verbinding met seksualiteit er ook in de indrukwekkende finale als de drie protagonisten (twee mannen die vechten om dezelfde vrouw) opgesloten zitten. Maar toch… als ik eerlijk moet zijn: ik was eerder gegrepen door het dierenleed. De dood van de paarden Trompette en Bataille b.v., dat maakte de meeste indruk op mij.

Emile Zola werd geboren in Parijs. Desondanks bracht hij zijn jeugd en zijn schooljaren door in Aix-en-Provence, waar zijn vader, van Italiaanse origine, ingenieur was. Door zijn planning voor de watervoorziening was zijn vader geruïneerd. In de armoedige jaren die daarop volgden, wist zijn zoon zich toch een bestaan te verwerven bij de uitgeverij Hachette. Daar viel hij op, toen hij in 1866 bijzonder scherp uithaalde naar de officiële Salonjury, toen “De fluitspeler” van Édouard Manet geweigerd werd. Hij was toen nog een fervent verdediger worden van het impressionisme.
Zola was een harde, methodische werker die van de literatuur een wetenschap wilde maken. Hij zag zichzelf als sociaal historicus en was enigszins teleurgesteld dat hij enorm gevierd werd als artiest, maar veel minder om zijn theoretische of kritische werken.
Zijn grootste artistieke prestatie is de cyclus “Les Rougon-Macquart, histoire naturelle et sociale d’une famille sous le Second Empire” (1871-1893), samen ongeveer tienduizend bedrukte bladzijden. Die familie wordt dan gevormd door de dertig afstammelingen van een groentenkweker uit Plassans (lees: Aix).
Wat hieraan voorafgaat kunnen we als zijn leertijd bestempelen. Alleen “Thérèse Raquin” (1867), een nogal geconstrueerde geschiedenis van een overspelig koppel die met zelfmoord eindigen, is interessant. En deze keer wel degelijk voor de “Préface” van de tweede uitgave uit 1869, wat een belangrijk document is voor het naturalisme.
“Les Rougon-Macquart” is geschreven in navolging van “La comédie humaine” van Balzac, maar in tegenstelling tot Balzac heeft Zola de hele cyclus wel degelijk vooraf geconcipieerd. De constructie is ontstaan uit de milieu-theorie van Hyppolite Taine (“Origines de la France contemporaine”, 1856) en de erfelijkheidsopvattingen van Prosper Lucas (“Traité philosophique de l’héredité naturelle dans les états de santé et de maladie du système nerveux”, 1847). Misschien is het mede daardoor dat Ernest Mandel zegt: “Als je de geschiedenis van de literatuur bekijkt, dan merk je dat auteurs die eerder behoudsgezind zijn — het klassieke voorbeeld is Balzac — door hun kunde en hun vermogen om een maatschappij te begrijpen, een kritischer bewustzijn verbreiden dan auteurs als een Zola, die een links iemand was en gedurig zijn boodschap proclameerde.” (Vrij Nederland, 30/3/1985)
De cyclus toont de periode (het regime van Napoleon III) als een tijd van parvenus en profiteurs, een holle, lege wereld vol corruptie, economische uitbuiting, proletarische ellende en menselijke verwording, die in een débacle moest ten onder gaan (dat wordt dan de oorlog van 1870).
De delen kunnen als losstaande romans worden gelezen. De hoogtepunten worden gevormd door het zevende deel “L’assommoir” (1877), de levensgeschiedenis van Gervaise Macquard, tevens een knap gecomponeerde roman over het alcoholisme.
De roman over haar dochter, “Nana” (1880), het negende deel van de cyclus, fascineert vooral wegens de geslaagde symboliek, wat dus een transgressie betekent voor de “realist” Zola. De mooie prostituée Nana wordt ook wel eens de gouden paardenvlieg genoemd. Zij verpest immers de hogere klassen.
Ch.1: Na een grote reclamecampagne pakt het theater (“Noem het bordeel”) van Bordenave uit met “De Blonde Venus”, een stuk met in de hoofdrol Nana, achttien jaar en al ex-prostituée! Zij treedt bijna naakt op de scène en alhoewel zij niet kan acteren of zingen, slaat het hoofd op hol bij alle mannen. En dat zijn dan: haar pooier, en verder Fauchery en zijn neef La Faloise, de achttienjarige knaap Daguenet, een Joodse bankier (Steiner) en de man van de actrice Rose Mignon. Enkel graaf Muffat blijft onbewogen.
Ch.2: “A day in the life of Nana” met har minnaars, haar “beroep” en haar kind dat ondertussen reeds twee jaar oud is.
Ch.3: Salon bij gravin Sabine. De meeste (mannelijke) aanwezigen zullen ’s anderendaags aanwezig zijn op en diner bij Nana. Muffat, echtgenoot van Sabine, die echter niet het echtelijke bed met haar deelt, is de enige die weigert.
Ch.4: Het diner bij Nana wordt een braspartij met de adel van Parijs en enkele lichtekooien.
Ch.5: Een prins woont de vertoning bij (ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling) en troont Nana met zich mee, dit tot grote spijt van graaf Muffat, die ondertussen totaal in haar ban is geraakt. Hij kan zich troosten met de gedachte dat Nana binnenkort zijn buur zal worden, want Steiner heeft haar een buitenhuis gekocht.
Ch.6: Zizi (troetelnaam voor Georges Hugon) wordt de minnaar van Nana, maar zij behandelt hem eerder als een kind. Fauchery is tuk op gravin Muffat, terwijl Daguenet eerder haar dochter (en vooral haar erfenis) op het oog heeft. De graaf zelf houdt het niet meer uit en gaat met Nana naar bed. Deze beleeft er echter geen plezier aan omdat het zien van een negentigjarige ex-prostituée haar tot nadenken heeft gestemd.
Ch.7: Nana gooit Steiner en Muffat op een brutale manier aan de deur, nu ze smoorverliefd is op Fontan, een collega toneelspeler.
Ch.8: Fontan en Nana gaan samenwonen. De vrek Fontan slaat haar en geeft haar bijna geen geld. Uit liefde voor hem prostitueert Nana zich weer. Tenslotte schopt hij haar toch de deur uit. Zij gaat bij een “collega” wonen, Satin, maar die wordt juist door de politie opgepikt.
Ch.9: Nana gaat terug naar het theater (er wordt een stuk gespeeld van Fauchery) en naar Muffat. Ze eist de rol op van een gedistingeerde dame, die oorspronkelijk voor Rose Mignon (de vroegere minnares van Muffat) was bestemd. Ze krijgt de rol, dankzij het geld van Muffat en het feit Fauchery met de gravin slaapt, maar het wordt een flop.
Ch.10: Nana krijgt nu de allures van een “dame du monde” en bewoont een duur appartement (op kosten van Muffat) waarin ze haar minnaars (Vandeuvres, Georges Hugon en zijn broer luitenant Philippe) logeert. Ze heeft ook een dubieuze verhouding met Satin, die ze met moeite van het tippelen weghoudt. Nana heeft Muffat overhaald zijn dochter Estelle uit te huwelijken aan Daguenet. Ze had dit met deze laatste afgesproken op voorwaarde dat hij op zijn trouwdag met hààr (Nana dus) naar bed zou gaan.
Ch.11: We vinden iedereen terug op de hippodroom, waar Vandeuvres zijn laatste troef uitspeelt. Hij heeft al zijn geld gezet op Lusignan. De winnaar is echter Nana, een ander paard uit zijn stal. Het wordt een triomf voor de “echte” Nana, waarin zelfs de dood van Vandeuvres (hij heeft zichzelf en zijn paarden in brand gestoken, zoals hij had voorspeld) tot een fait divers wordt.
Ch.12: Nana heeft een miskraam (zij was reeds drie maanden zwanger). Rose Mignon heeft uit afgunst op haar en ook op Fauchery, die ze echt bemint, een brief van Gravin Sabine naar Graaf Muffat gestuurd, waarin deze over haar verhouding met Fauchery schrijft. Daguenet huwt met Estelle. Hij biedt zich na de kerkdienst bij Nana aan, zoals was afgesproken. De graaf en de gravin verzoenen zich, omdat ze beiden geld nodig hebben, maar ze komen overeen dat ze elk hun vrijheid zullen behouden.
Ch.13: Nana drijft haar genotzucht dermate ten top dat, na Vandeuvres, ook de anderen moeten begeven. Philippe Hugo geraakt in de gevangenis wegens diefstal uit de regimentskas. Georges pleegt zelfmoord, omdat Nana toegeeft van zijn broer te houden. Dan ruïneert ze achtereenvolgens Foucarmont (een marine-officier), Steiner, La Faloise en Fauchery. Graaf Muffat verlaat haar, nadat hij zijn oom, de markies de Chouard, in haar bed heeft aangetroffen. De gravin van haar kant, die door Fauchery in de steek was gelaten, vlucht eerst met een handelaar, maar wordt onder invloed van de jezuïet Venot weer diep christelijk. Satin tenslotte ligt in doodstrijd wegens een “beroepsziekte”.
Ch.14: Na nog een laatste optreden in het theater verdwijnt Nana plotseling naar Kaïro en vandaar naar Rusland. Zij treedt bijna binnen in het legendarische en er gaan allerlei geruchten de ronde over haar fabuleuze rijkdom, maar de auteur insinueert dat ze zich heeft geruïneerd met een passie voor een neger. Ze keert terug, net op het moment dat haar kleine Louiset sterft aan de pokken. Zij wordt zelf ook door deze vreselijke ziekte aangetast en het is niemand minder dan Rose Mignon die ervoor zorgt dat ze toch in min of meer menselijke omstandigheden kan sterven. Dat gebeurt uiteindelijk op dezelfde dag dat Frankrijk de oorlog heeft verklaard aan Bismarck en de Pruisen. De auteur viert zijn cynisme bot tijdens het laatste bezoek dat alle personages nog eens aan de dode brengen. De vrouwen bespreken haar erfenis, de mannen de komende oorlog. Enkel Rose Mignon en Muffat zijn echt onder de indruk. Nana sterft afzichtelijk, zij die eens zo geschitterd heeft, enkel en alleen door haar schoonheid.
In tegenstelling met de “klassieke” naturalistische romans, die een “tranche de vie” tonen, eindigt “Nana” dus op de traditionele manier met de dood van het hoofdpersonage. Dit is een tekortkoming t.o.v. Zola’s eigen strenge eisen, maar ze wordt ten dele goedgemaakt door de schitterende sarcastische contrastwerking: tijdens haar leven was ze ongelooflijk mooi, maar in de dood is ze afzichtelijk lelijk; tijdens haar leven werd ze door iedereen benaderd, bij haar dood wordt ze door iedereen gemeden (wegens het besmettingsgevaar).
Verder komen er in dit laatste hoofdstuk nog enkele filosofische opvattingen naar voren: “Wij zullen haar altijd herinneren als de Blonde Venus,” laat Zola door haar collega’s zeggen, maar tegelijk ridiculiseert hij dit gezegde, zodat hij zich misschien wel aansluit bij het gezegde: “Slechts de dood zal over je goede of slechte faam beslissen.” (Ik verwijs hierbij naar “Easy rider”, een film die ik toen pas had gezien, maar nu kan ik me niet meer herinneren wat ik daarmee precies bedoel.)
Een ander opvallend gegeven is dat degenen die het meest door Nana werden vernederd, nog het beste met haar begaan zijn in haar doodstrijd (met name Rose Mignon en Muffat).
En tenslotte: het feit dat men aan haar doodsbed reeds hevig discussieert over de oorlog contrasteert sterk met de periode van haar glorietijd, wanneer zij het onderwerp van ieder gesprek was. Men leest hier tussen de regels ook de opvatting over de “absurditeit” van het leven (natuurlijk nog niet op te vatten in de strikte zin, zoals Sartre en de existentialisten dat later zouden doen): de dood van de eens zo geroemde Nana wordt al tot een fait divers, terwijl ze nog opgebaard ligt.
Het dertiende boek, “Germinal” (1885), is op de eerste plaats een breed uitgewerkte sociale roman over de mijnwerkers, maar ook hier vinden we een machtige symboliek terug, namelijk die van de gesaboteerde mijn als het failliet van een maatschappij.
Het vijftiende, “La terre” (1887), is dan weer een boerenroman, met een pessimistische visie op de mens (“crime does pay!”).
En dan is er ook nog het zeventiende deel, “La bête humaine”, over de technische revoluties in het transport (1890), meer bepaald over de trein.
Zola is de eerste geweest die de mens als individu heeft geconfronteerd met aspecten van het sociale leven. Als dusdanig heeft hj een onschatbare invloed uitgeoefend op al de realistische literatuur die na hem is geschreven. Zola heeft een nieuwe dimensie gegeven aan de mens: de sociale. Toch bleef hij totaal ongevoelig voor het socialistische gedachtengoed.
Tussendoor valt hij in 1886 in een losstaand werk, “L’Oeuvre”, zijn oude vrienden van het impressionisme af. Zijn oude vriendschap met Cézanne ging hierdoor kapot.
De romans die nog na deze cyclus volgen, kunnen worden verwaarloosd. Zij dragen niet bij tot de roem van de auteur. Met zijn open brief “J’Accuse…!” (1898) daarentegen schrijft hij wél geschiedenis. Hierin kiest hij partij voor de Joodse kapitein Alfred Dreyfus, die ten onrechte van spionage was beschuldigd. Hierop werd Zola veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. Hij wachtte daar niet op, maar week uit naar Groot-Brittannië. Na een jaar kon hij terugkomen en werd hij als held ontvangen.

Ronny De Schepper
(met dank aan wijlen prof.Bolckmans voor de beschouwingen over het naturalisme en aan Wikipedia voor de biografische gegevens)

2 gedachtes over “Emile Zola (1840-1902)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.