Reeds tijdens zijn adolescentie vatte Patrick Modiano het plan op een roman te schrijven over de jodenhaat. Hij worstelde met de beledigingen zijn vader aangedaan gedurende de bezetting, en was gechoqueerd door de antisemitische boeken die hij bij zijn vader had aangetroffen die deze in een soort afschuw verzamelde.

Toen zijn eerste werk in 1968 gepubliceerd werd, ‘La Place de l’Etoile’, bleek dit dan inderdaad het thema. Het zou hem niet loslaten. Jaren later doet hij opzoekingswerk en stuit daarbij in een oude krant, de Paris-Soir van 31 december 1941, op pagina drie, op volgende tekst in de rubriek ‘D’hier à aujourd’hui’:

“Vermist: een vijftienjarig meisje, Dora Bruder, 1m55, ovaal gezicht, grijsbruine ogen, grijze sportjas, donkerrode trui, marineblauwe rok en hoed, kastanjebruine sportschoenen. Inlichtingen s.v.p. aan Mr. en Mw. Bruder, boulevard Ornano 41, Parijs.”

Nee Dora Bruder is geen fictief personage, ontsproten uit het brein van de romancier Modiano. De advertentie, de oproep was er. Net als alle gegevens die de auteur zou achterhalen op zijn speurtocht, zo bevestigt Jeanne Bem; professor Bem, die literatuur doceerde aan o.m. de Sorbonne. De identiteit van Dora zou later een officiële status krijgen. Modiano zou niet de schrijver bekend om zijn ‘herinneringen’ zijn mocht hij dit facet in deze roman verwaarloosd hebben. Zijn zoektocht naar Dora Bruder verloopt, hoewel zij overduidelijk het hoofdpersonage is en hij volledig ten hare dienste staat (en van de miljoenen andere slachtoffers van de holocaust), vaak parallel met sporen uit zijn verleden. Hij zal aan haar een roman wijden: ‘Dora Bruder’ (1997) (Vert. Meulenhoff, 1997).

Boulevard Ornano, daar moet Dora Bruder gewoond hebben. Hij heeft herinneringen aan de buurt. Als kind werd hij door zijn moeder op zaterdag en zondag vaak meegenomen naar de vlooienmarkt van Saint-Ouen daar. Stond daar niet ook een Poolse Jood die 2de hands valiezen en koffers verkocht… lijkt dit niet een tragisch symbool van wat gebeurde met al die duizenden mensen uit de buurt. In mei 1958 wandelde hij door een uitgestorven Blvd. Ornano, leeg en afgeschermd door de politie wegens rellen i.v.m. de Algerijnse kwestie – zou deze akelige sfeer niet ook geheerst hebben tijdens een razzia bedenk je dan. Winter 1965, Patrick had een vriendin die in de buurt woonde, de rue Championnet, wat was haar telefoonnummer: Ornano 49-20! Die winter, januari… hoe vaak heeft hij niet in cafés hier zitten wachten, o.m. in de Verse Toujours. Hij keek naar de gevel van de bioscoop ‘Ornano 43’, naast 41 dus. Nu is het een winkel. Hoe dikwijls heeft hij in de loop van de jaren 65-68 niet in deze straat gelopen waar ooit het gezin Bruder woonde. Op het nummer 41, vijf verdiepingen, architect Richefeu, gebouwd 1881, zo staat te lezen op een plaket. Het was een hotel, met beneden een café uitgebaat door ene Marchal… Dwalen de schimmen van de mensen die hier leefden nog in de buurt? “Soms schemert de stad van gisteren in vluchtige weerspiegelingen achter de huidige stad.” 

Het gezin Bruder, wie waren ze? Ze betrokken sedert 1937 op de vijfde verdieping enkele kamers met een keuken. Ernest Bruder was in 1899 te Wenen geboren, een Oostenrijkse Jood. Cécile Bruder was Hongaarse, °1907. Beide waren allicht om voor de hand liggende redenen hun land ontvlucht en zouden elkaar in Parijs leren kennen en in 1924 huwen. Terwijl Ernest zich eerst, berooid, liet inlijven bij het vreemdelingenlegioen waar hij, 100% invalide verklaard, uit terugkeerde. Het echtpaar woonde eerst in de arbeidersbuurt te Sevran, de rue Santerre 15 waar Dora geboren werd, betrok dan kamers in een hotel te Sevran om te stranden in de rue Polonceau eer ze hun definitieve stek vonden in de boulevard Ornano. “Het zijn mensen die weinig sporen achterlaten: haast anonieme gestalten. Ze maken zich niet los van het decor van bepaalde straten in Parijs, van het voorstedelijk landschap waar ze, zoals ik bij toeval ontdekte, ooit hebben gewoond. Die topografische nauwkeurigheid staat in schril contrast met alles wat we nooit over hen zullen weten – met die leegte, die muur van onbekendheid en stilte.”

Het is een hele zoektocht om deze reis door de stad te reconstrueren. Nog moeizamer zal het zijn om een beeld op te bouwen van het meisje dat Dora Bruder was, en uit te knobbelen wat er gebeurde in de loop van haar te korte leven. Een tocht via zoveel instanties en kantoren die niet altijd even bereidwillig waren. Geholpen door een nicht van het meisje die hij kon opsporen. Kijkend naar twaalf foto’s, Dora alleen of – meestal – met haar ouders, met een oma… 

Een rebels meisje, zo herinnert zich de nicht. Is het daarom dat zij in mei 1940 naar het katholieke internaat verbannen wordt, Saint-Coeur-de-Marie. Gesloten, streng, donker.  Voor ‘misdeelde gezinnen’. Of voelde men de bui hangen? In de herfst van 1939 dienden alle Oostenrijkers, vermits dat land opgegaan was in het Reich, geïnterneerd worden in Frankrijk, staatsgevaarlijk… En in oktober 1940, Parijs bezet, moesten alle Joden zich als dusdanig laten registreren. Het echtpaar zou dit doen maar vermeldde Dora niet – zij verdween, een schaduw voor de administratie. In december 1941 loopt Dora weg uit het internaat. Keerde zij na een weekend thuis niet terug? Of ontsnapte zij? Pas na twaalf dagen zou haar vader haar verdwijning melden bij de politie – zo daagt zij officieel weer op! Meteen plaatsen ze ook de oproep in de krant… Op 19 maart 1942 wordt vader Ernest aangehouden en verdwijnt naar kamp Drancy. Even later, op 17 april, keert Dora plots bij haar moeder terug. Wat heeft zij die ganse tijd gedaan? Waar heeft zij gelopen? Modiano dwaalt door de straten waar zij moet gelopen hebben, voorbij de plaats waar het klooster stond dat haar zo vreselijk moet geleken hebben; hij neemt de metro, ziet de stations waar zij wellicht ook geschuild heeft. “Ik dacht bij mezelf dat niemand zich meer iets herinnert. En toch voelde je zo nu en dan iets, onder die dikke laag geheugenverlies, een verre, verstikte echo, maar wat het precies was, viel niet te zeggen.”

Blijkbaar bleef Dora niet lang bij haar moeder, maar nu werd zij vermoedelijk door de politie teruggebracht, op 15 juni reeds. Het gevolg was wel dat er een verzoek tot opname in een verbeteringsgesticht werd opgesteld. Dat zou niet meer gebeuren. Op 19 juni 1942 werd haar lot bezegeld: met vijf meisjes zat zij in een auto die hen naar kamp Les Tourelles bracht. Op 13 augustus verhuist men haar naar kamp Drancy waar zij haar vader terugvindt. Ze zullen samen op 18 september 1942 richting Auschwitz reizen… En haar moeder? Na een eerste arrestatie in juli waarna zij dadelijk weer vrij gelaten werd, volgde op 9 januari 1943 een tweede die haar definitief op 11 februari haar echtgenoot en dochter achterna zou sturen.

In de loop van het verhaal over Dora Bruder, de zoektocht naar wie zij was – de poging om een raadsel op te lossen dat niet opgelost kon worden: waar verbleef zij, wat voerde zij al de tijd dat zij alleen door Parijs doolde, wat bezielde haar? – stuit Modiano op talrijke intrigerende namen, feiten… Hij vertelt over de auteurs Friedo Lampe, Felix Hartlaub, Roger Gilbert-Lecomte, allen op een andere wijze slachtoffer van het nazisme. Over de Arische vrouwen die protesteerden tegen de verplichting voor Joden om de gele ster te dragen door ludieke acties: zelf bizarre sterren dragen of deze aan hun huisdier omdoen… wat hen duur te staan kwam. Hij laat ons een zes pagina’s lange brief lezen van Robert Tartakovsky, gericht aan zijn echtgenote, net voor hij op transport gezet wordt – een brief vol vergeefse hoop en nutteloze raadgevingen. De heel koel opgesomde details over een reeks gedeporteerde vrouwen, het is een bittere schrijnende aanklacht… Daar tegenover emotioneel: de brieven aan de politie en aan de directie van de ‘jodenzaken’ met vraag om inlichtingen of smeekbeden om vrijlating, brieven van moeders, vaders, zelfs van alleen gebleven pubers… Een roman die een stille aanklacht is maar zo heel luid roept. 

Modiano gaat op zoek naar wie dat verloren meisje wel was. Maar zijn verhaal wordt een document over de jodenvervolging. Hij commentarieert niet, hij geeft geen oordeel: de feiten veroordelen zichzelf. Terwijl hij, de schrijver, naast de schaduw van Dora door de straten van Parijs dwaalt. Zijn herinneringen samenvloeien met wat haar leven kan geweest zijn. Een schitterende roman die zonder moralisering waarschuwt én meteen een monument opricht voor al die slachtoffers zoals er enkele hier aan de vergetelheid ontrukt worden. Een luide echo uit een zwarte periode.  

In 1999 bewerkte de Westdeutsche Rundfunk de roman tot een luisterspel.

Op 1 juni 2015 werd in het 18de arrondissement te Parijs de ‘Promenade Dora Bruder’ officieel ingehuldigd in het bijzijn van Patrick Modiano, enkele familieleden van het gezin Bruder en vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap.

Johan de Belie          

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.