“Over mensen die niet bij elkaar passen maar wel bij elkaar horen”, staat op een tussenpankarte van het lanceerfilmpje voor Maria Goos’ Familie, toen ‘Het Toneel Speelt’ het in 2013 opvoerde. Het lijkt wel politiek, en dat is het ook. Want elke politiek heeft veel te verbergen, en zet een mombakkes op dat “kompromis” heet.
Politiek komt van het Griekse polis, de stadsstaat waarin mensen willen samenleven, maar met behoud van eigen ambities, plannen, voorkeuren, en “vrijheid”. De mikrovorm van de polis is de familie, of beter, het brede gezin. Neven en nichten kun je verwaarlozen, miskennen, laten voor wat ze zijn: al afgedreven familie. Kinderen, ook aangetrouwde, en echtgenoten zijn andere koek. Zij gaan gebukt over een onberaamd verbond, een levenslang kontrakt met vastgelegde afbetalingen. De afrekening wordt met de tijd zuurder. De kernfamilie is, zoals Loek Zonneveld schreef, “de toestand waar nu eenmaal geen ander woord voor is”. Van buiten gesuikerd, van binnen zerp.
Het stuk Familie dateert al van 1999, “een tragikomedie over veertigers die zijn opgevoed met de frustraties van de jaren zestig”. Ik vind dat nogal vreemd. De frustraties zijn pas gekomen met de restauratie, vanaf 1973 en de eerste olieschok laten we zeggen. In de jaren zestig kon alles. Heilige huisjes werden zonder pardon afgebroken. De kerk, het onderwijs, het geloof in de politiek, de oorlogsdreiging, de seksuele inhibities, de zuilen, de strakke wetgeving, de gehoorzaamheid. Dromen, utopie en individuele vrijheid – ze zijn niet de oorzaak van de frustraties, maar van de kneveling achteraf, die in het digitale tijdperk alleen maar ruwere, hartelozer, hooghartiger en wredere vormen heeft aangenomen. Elke etiek ontbreekt in een samenleving die roekeloos haar ziel verkocht heeft aan religieuze zotten, inhalige bankiers, gemilitariseerde (wan)ordediensten en de asociale media. Het is dus zeer korrekt als Maria Goos zelf haar stuk omschrijft als “meedogenloos”.
Der Schein Trügt. Thomas Bernhard kende dat al in Oostenrijk. Goos volgt hem. Onder het oppervlakkig gekrakeel in haar (veel te lange) toneeltekst, schuilen wanhoop, onmacht en diepe eenzaamheid. Achter elke bonhomie broedt een farizeeër, ook als ze aan kanker doodgaan zoals Els (Hilde Nijs) in Familie. Haar ziekte verbergt amper haar gebrek aan empatie. De valse vriendelijkheid is maar het patina van een norse kontaktstoornis. De personages in Familie zijn allen Eddy Wally: onverstoorbare luim en hartelijkheid, opgepepte vrolijkheid, maar achter de bevroren grijns nukt een berekenend (en begaafd) zakenman.
Regisseuse Griet Stevens heeft een gouden hand gehad door fors te hakken in de tekst én de klemtoon op de alledaagsheid te leggen, zo herkenbaar van Het Witte Paard en de georganiseerde bejaardenbusreisjes, of van kleinburgerlijke skivakanties. De vondst om in het stuk geregeld oplopende ruzies af te ronden met een Duitse schlager is een magistrale kunstgreep geworden. Nena, Kraftwerk, Freddy Breck, Falco, de Spider Murphy Gang. De lokale Juul Kabas. Jammer dat de nieuwe postpunkschijf van Rammstein nog niet voorradig was: “Dicke Titten” uit het album Zeit, schandelijker en dus effektiever parodie op de plattelandsleut en het Gesundes Volksempfinden is ondenkbaar en blijft hier sardonisch ongeëvenaard: blaaskapelle, dirndls, melkkoeien, vertrapte edelweiss, lederhosen en billengeklets, witte sokjes, alpenhoorns, verstoorde pastoors en gespannen uiers inkluis. De lebberende laagste dromen van onbereikbaar genot zoals in Familie: een vrouw moet niet mooi zijn, niet rijk zijn, niet slim zijn, “Kein Modell mit langen Schritten doch dicken Titten”, hoempa hoempa jodelohitie. Keizer, Kerk, Keuken genadeloos over de hekel.
De parallel met Cloaca, een stuk van Goos dat later geschreven is (2002) en net als Familie tot film herwerkt, ligt voor de hand. Hier gaat het over een groepje mannen die een levenslange vriendschap hebben, maar in de liefde mislukken. Hun kameraadschap gaat roemloos ten onder aan zelfzucht, streven en lafheid. Grappig is dat Goos’ eigen man, Peter Blok, één van de vier mislukkelingen speelt. En dat Streven dit stuk al in 2013 opvoerde.
Dat Familie zich in de jodelrijpe Alpen afspeelt laat alle gangbare clichés toe. Mannen die even om sigaretten gaan en een halve dag later beschonken thuisraken, vrouwen die koketteren met hun kleren en hun afgunst en van huis wegwillen. Die onderhuidse haat valt moeilijk te rijmen met voorgeschreven teksten, en dus had Stevens groot gelijk door heel wat improvisatie toe te laten. Opvallend is dat daardoor de akteurs hun gedrag beter onder kontrole hebben, hun stem wat laten zakken, het Grote Gebaar schuwen, en de typisch Franse overacting achterwege laten. Daardoor zijn de opvoeringen van een uitzonderlijk gelijkwaardig en beheerst nivo geweest, en is het kollektief erin geslaagd een zeer evenwichtige balans te vinden tussen verwijt en small talk, tussen drankzucht en jaloezie, tussen ontgoocheling en ontbering. De show wordt gestolen door Dirk Scheers als Jan (Els’ echtgenoot), die een vlekkeloze imitatie brengt van de bezorgde partner maar wel beseft dat een skivakantie hooguit de sublimatie van latente onvrede dekt. Met een bijzonder fraai dekor en een hoogst efficiënte setting (van de neerdalende bar tot de mansardekamer) toont deze mikrokosmos de onafwendbare neergang van jeugdidealen, toen de rook nog niet om hun hoofd was verdwenen. ’t Is warmer am See dan in huis.
Het doet me denken aan het uitgangspunt van de kraakverse film Everything Everywhere All At Once van Dan Kwan en Daniel Scheinert. Kiezen is verliezen. En het leven is een opeenstapeling van keuzes die je wil of kunt of moet maken. Maar wat als je een andere keuze zou gemaakt hebben ? Zo ontstaan parallelle werelden, waarin je de volstrekte nutteloosheid van bewuste keuzes ontdekt: het zijn alleen de verkeerde (verkeerd geachte) keuzes die de herinnering belasten. De mislukte schrijver Von (die ooit zijn meesterwerk zal afwerken, als hij maar kon beginnen, een sterke rol voor Sam de Meulder) weet dat hij lui en onbekwaam is, de droogstoppel Nico (Bert Kerremans) wiens grootste verbeelding is de schoonheid van een vrouw te vatten in een boekhoudkundige berekening en een joernaalpost, de onverbeterlijke kletskous Sandra, zijn vrouw (Cindy Smits), waarvan ik geen zin onthouden heb (zeer geslaagd dus, want ze luistert evenmin naar Nico) en de opgedirkte Bibi (Elien Kevelaers) die op ijle hoogten zweeft (geen wonder op die Alpenweiden), ze vertolken allen de ondeugden die de doos van Pandora zijn uitgevlogen. Helaas zit de hoop nog altijd hermetisch opgesloten.
Uiteindelijk lijkt het dat Streven inderdaad het beste kiest voor onderhoudende, schijnbaar eenvoudige huis clos stukken met een sombere diepgang, dan hoger te grijpen dan het gezelschap aan kan. Dit was een ploeg die perfekt op elkaar was ingespeeld, met een regie die uit soberheid meer kracht putte dan de tekst van Goos voorzag – eerlijkheidshalve moet ik eraan toevoegen dat Goos zelf na de pilootversie van haar teksten, vaak drie, vier of vijf alternatieve versies maakt naar gelang van de behoeften en opmerkingen van toneelgroepen en regisseurs. “Ik ben eigenlijk een gemakkelijk iemand om mee samen te werken”, vertelt ze nonchalant. Ik dacht: ik heb ook die ondeugd. Het zijn alleen de anderen die moeilijk doen.
Lukas DE VOS