Gregori Alexandrov (1904-1984) was een medewerker van Sergei Eisenstein, die in 1934 zelf uitpakte met “De vrolijke jongens”. Aangezien het een musical was, kwam hij meteen op de zwarte lijst terecht, maar Stalin himself liet hem er weer af halen. Stalin was immers een grote liefhebber van filmmusicals. Zonder hem zouden ze wellicht zelfs geen kans gemaakt hebben binnen de staatsfilmproductie. En Stalin bekloeg zijn ingreep allicht niet: Alexandrov maakte nadien immers “Wolga, Wolga” en Stalin was hierop zo verzot dat hij de film tientallen keren heeft bekeken en hem ook ten geschenke deed aan president Roosevelt. Later volgde nog in 1949 “Ontmoeting op de Elbe”, een Russische visie op de koude oorlog. We konden in het westen slechts kennismaken met de films van Alexandrov dankzij de documentaire “East Side Story”. Deze bestaat immers uit fragmenten van meer dan twintig Oost-Europese musicals die nooit eerder in het Westen te zien waren. Socialistische musicals, kan dat eigenlijk wel? En gaat het dan over droom of werkelijkheid? Linda Crivits geeft u het antwoord op al uw vragen.

De titels van deze musicals zullen u wel niets zeggen, maar ze zijn op zich al illustratief voor het genre: “Saure Wochen, Frohe Feste” (DDR 1950), “Die antike Münze” (DDR 1965), “Przygoda na Mariensztacie” (“Avontuur in Marienstadt”, Polen 1965), “Vakantie aan de Zwarte Zee” (Roemenië 1963), “Traktoristi” (USSR 1939), “Meine Frau macht Musik” (DDR 1958), “Volga, Volga” (Sovjet-Unie 1938), “Nicht schummeln” (DDR 1973).
Dit 77 minuten durend entertainment werd gemaakt door de Amerikaanse producer Andrew Horn en de Roemeense regisseuse Dana Ranga. Deze samenwerking van twee mensen die opgroeiden aan weerszijden van het “IJzeren Gordijn” moet wel een merkwaardige ontstaansgeschiedenis hebben.
DE MAN IN DE STRAAT
Toen Andrew Horn toevallig “Meine Frau macht Musik” zag, stelde hij aan Dana Ranga ‑ die toen film studeerde in Berlijn ‑ voor een verhandeling te schrijven over “socialistische musicals”. Gemakkelijk was deze opdracht niet want deze films waren gewoon nergens te vinden. Er was zo goed als niets over gepubliceerd. Als Ranga er in een officieel filmarchief naar vroeg, bekeken ze haar vreemd. Verbaasd dat er ook maar iemand in deze films geïnteresseerd zou zijn.
Toch werden de meeste films teruggevonden omdat de gewone man of vrouw in de straat ze zich nog konden herinneren. Hun zoektocht startte in 1993 en leidde hen naar Moskou, Warschau, Praag, Berlijn, Potsdam, Sofia en Boekarest. De gezichten van de mensen klaarden helemaal op als de makers naar die films vroegen. De makers konden vaststellen dat de mensen ook nog alle liedjes eruit konden nazingen.
Aan de documentaire werd drie jaar gewerkt. Scènes werden in hun juist perspectief geplaatst aan de hand van newsreels, commercials, persuittreksels en citaten uit de censuurdossiers van de DDR. De boeiende achtergrondinformatie werd verstrekt door Karin Schröder (“de Doris Day van het Oostblok”) en Helmut Hanke (voormalig lid van het Staatscomité voor Ontspanning van de DDR).
GRAUWE WERELD?
Voor het Westen stond het als een paal boven water dat wat er zich achter het IJzeren Gordijn afspeelde weinig aantrekkelijk was. Voor hen was het daar slechts een grauwe wereld waarin kleuren, populaire muziek en dans geen plaats hadden.
Andersom werd wat zich in het Westen afspeelde door de Oostbloklanden als imperalistisch propagandamateriaal bestempeld. Toch werden ook in het Oostblok, binnen de plooien van het strakke socialistisch realisme, musicals geproduceerd zowel in cinemascope als stereoscoop gerealiseerd die het publiek een imaginaire wereld voorspiegelden.
Men kan zich afvragen of deze musicals slechts een poging waren om een vorm van ontspannende propaganda te maken? “Met deze films”, aldus het Oost-Duitse Centraal Comité,“bereiken we de bourgeois en de onverschilligen die toch nooit naar onze meetings komen”. Op die manier ontstond natuurlijk wel een tamelijk schizofrene ideologie.
Voor de Amerikanen van hun kant was “vrolijkheid” in het socialistisch gedachtengoed gewoon ondenkbaar, laat staan dat er aandacht zou uitgaan naar culturele ontspanning onder de vorm van dans, muziek en film.
Althans dat dàchten ze. Niets was minder waar. Vrolijke arbeiders en boeren dansend op weg naar fabrieken en weilanden, meisjes in overalls die aan de lopende band al swingend en zingend hun dagdagelijkse afstompende taak verrichtten zijn de protagonisten in de “rode musicals”. Waarmee we niet willen zeggen dat werk aan de lopende band in het kapitalisme minder afstompend zou zijn, integendeel!
Er werden wel slechts een veertigtal musicals gerealiseerd tijdens de periode 1934 tot 1974. Geen enkele ervan geraakte zoals gezegd in het Westen, op één merkwaardige uitzondering na, waarover zo dadelijk meer. Ze waren dan ook niet als exportproduct bedoeld. Integendeel, zelfs voor binnenlands gebruik stuitten ze op de nodige kritiek. Waren westerse musicals niet veroordeeld door de Oost-Duitse pers als “het meest flagrante resultaat van de kapitalistische ontspanningsindustrie”?
STALIN WAS EEN FAN
Een absolute fan van dit genre was echter Jozef Stalin. Zonder hem zou dit genre er zelfs wellicht nooit gekomen zijn. Hij was het die er voor zorgde dat de eerste Russische musical “The Jolly Fellows”, in regie van Grigory Alexandrov, verwijderd werd van de “blacklist” in 1934. Kort daarna maakte deze cineast “Volga, Volga” die in het hedendaagse Rusland is wat “The Wizard of Oz” in het Westen is. Stalin zag “Volga, Volga” wel honderd keer en gaf zelfs een kopie aan President Roosevelt. Dit was dan de enige keer dat een socialistische musical in het Westen doordrong.
Na de dood van Stalin in 1953, gingen Sovjet-regisseurs ‑ ondanks de moeilijkheden met de censuurcommissie ‑ door met het maken van “ideologische musicals” als entertainment. Deze communistische musicals onderscheidden zich door hun kleurrijke sets, een swingende choreografie en liedjes die meezingertjes werden. Ze verheerlijkten het klassebewustzijn van de socialistische arbeiders. De prachtige baljurken werden vervangen door kraaknette overalls en de hotels maakten plaats voor fraai onderhouden fabrieken.
En natuurlijk werd er gezongen over een klassenloze maatschappij. Al betoogde men in het Westen dat het makkelijker was te gaan skiën in de woestijn dan dat de doorsnee arbeider zich een wagen zou kunnen aanschaffen, laat staan dat hij de dromen zou kunnen waarmaken die in zo’n socialistische musical werden voorgeschoteld! Nochtans kan men zich (zoals in de film) de vraag stellen “wat er zou gebeurd zijn, als er onder het socialisme wat meer lol te beleven viel?”

Linda Crivits

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.