“De voor 15 mei 1982 aangekondigde première van de Arca-produktie van De biezenstekker, een (nieuwe) toneelbewerking van de bekende novelle door Arca/NET-acteur Dirk Celis (bovenstaande foto is van YouTube), werd tijdelijk uitgesteld; de produktie zal echter uiteindelijk geheel afgelast moeten worden wegens tijdgebrek en interne moeilijkheden.” (website van het Cyriel Buysse Genootschap)
Als Broeder-Overste over het naturalisme sprak, dan beefden zijne lippen en met een vermanende vinger in de hoogte oreerde hij « dat dit het laagste in den mensch naar booven haalde ». We zijn geneigd hem bij te treden wat het oeuvre van onze bekendste naturalist Cyriel Buysse betreft en dan vooral in zijn werk “De Biezenstekker”…
DE BIEZENSTEKKER
‘De Biezenstekker’ is een verhaal over de dagloner Cloet en zijn vrouw. Cloet is geen gemakkelijke man, een binnenvetter, die zijn gemoed alleen kan luchten door een woede-uitbarsting of geweld. Als het verhaal begint, heeft hij al vier keer in de gevangenis gezeten vanwege vechtpartijen, de laatste keer moest hij tien maanden opknappen. Bij zijn vrijlating is Cloet niet vrolijk gestemd. Op weg naar huis doet hij verschillende herbergen aan om daar vlug een borrel naar binnen te slaan; de drank brengt zijn bloed aan de kook. Cloet is vervuld van haatgevoelens tegenover zijn hele omgeving. Hij is woedend op zijn buurman Rosse Tjeef, omdat die voor de rechtbank tegen hem heeft getuigd, en op zijn vrouw, omdat zij hem de laatste drie maanden van zijn gevangenschap niet meer heeft bezocht. Thuisgekomen ziet Cloet al meteen waarom dat was: zij is in verwachting van een kind en dat kan niet van hem zijn. Als ze weigert te zeggen wie de vader ervan is, stort hij zich als een wild beest op haar. Rosse Tjeef en enkele andere buren komen op het gerucht af en proberen Cloet tot bedaren te brengen, maar dat loopt verkeerd af. Cloet steekt Rosse Tjeef neer maar de man is niet dood en daarom komt Cloet er met een gevangenisstraf van vijf jaar vanaf. Als Cloet na vijf jaar weer thuiskomt begint de ellende pas goed. Het gezin is dan verrijkt met het vijfjarige zoontje Julken. Dat kind is Cloet een doorn in het oog, want het roept voor hem de onaangenaamste herinneringen op. Vrouw Cloet is vastbesloten het met haar man weer goed te maken. Omdat ze weet dat Julken de oorzaak is van de breuk tussen haar en haar man, richt al haar nijd zich tegen dat kleine jongetje… (Boekmeter.nl)
MARIA, MARIA, IK HOU VAN JOU
Ook in « Het recht van de sterkste » dat op het einde van de jaren zeventig werd heruitgegeven, laat Buysse zich weinig gelegen aan de literair-technische eisen die met name Emile Zola aan deze stroming stelt om toch tot een meer wetenschappelijke benadering te komen dan onze eerwaarde. Zo is er b.v. de techniek van de « tranche de vie », d.w.z. dat men een verhaal op een willekeurig moment laat beginnen en eindigen i.p.v. de traditionele mijlpalen, als daar zijn : geboorte, huwelijk, dood. Nu, Buysse laat « Het recht » beginnen met de verkrachting van Maria door Reus, wat eigenlijk een cynische prelude is tot haar huwelijk, en het boek eindigt met de voortijdige dood van Maria (uiterst knap beschreven, dat wel, met de begrafenis als magistraal hoogtepunt).
Ook de zwart-wit-tekening van de personages leunt eerder aan bij de romantische romantraditie : « `t Was meer en meer in hem, een aangroeiende, onoverwinnelijke antipathie, de jaloerse, nijdige, onberedeneerde haat van het kwaad tegen het goed. Zij was als van een ander geslacht, als van een ander bloed voor hem. Hij hield haar voor preuts, hooggeleid, en al haar gaven en deugden kwamen hem als zoveel stilzwijgende, tot hem gerichte verwijten voor ». (p. 109)
Neen, hoe knap dit boek ook is, we moeten toch vaststellen dat Buysse eerder aan de populaire definitie van naturalisme beantwoordt (realisme met de nadruk op de negatieve aspecten) dan aan de wetenschappelijke. Alles wat kan tegenslaan, doet het ook. Deze vorm van determinisme is dan ook het zuiverste kenmerk van de filosofische ondergrond van het naturalisme zoals die door Hypolite Taine werd vastgesteld : « Tenslotte, en alles overdacht en overwogen, achtte Maria zich toch nog gelukkig. Wel had ze ’t juist bepaalde ideaal van haar leven niet bereikt, doch wat eraan ontbrak aanzag ze, met haar vroege ondervinding van ’t bestaan, as de natuurlijke en onvermijdelijke tol, die alle menselijke illusie aan de werkelijkheid betaalt. » (p. 78)
Alhoewel wij de gelatenheid van deze liberale humanist helemaal niet delen, is dit werk, net als de rest van zijn omvangrijk oeuvre toch, een must voor de lezers van De Rode Vaan.
HARD LABEUR
Het naturalisme bleef één van die literaire stromingen die dankzij cliché’s uit de handboeken en schoolverzamelingen, een reputatie hebben opgebouwd. Wie in de interpretatie van de roman « Hard Labeur » van Reimond Stijns voor de BRT, het prototype van deze literaire strekking wou zien, keek vreemd op. Wie in de belachelijke vertolkingen van Stijns’ personages het prototype van de arbeider of boer rond de eeuwwisseling moest herkennen, kreeg kwade momenten te verwerken, en nachtmerries.
« Tijden van beroering, en andere naturalistische verhalen » is de titel van de bloemlezing die Romain Debbaut heeft samengesteld met zes Vlaamse naturalistische auteurs. Zelden viel een kunstmatig opgebouwde literaire stroming zo definitief en genadeloos door de mand. Let wel, niet de auteurs zelf (of tenminste niet allemaal) maar de strekking zoals die geïnterpreteerd werd door critici en catalogi van -ismen. Het naturalisme blijkt vooreerst hoofdzakelijk gebouwd op valse romantiek : mensen en situaties worden niet vanuit die zo geprezen realiteit neergepend, wel vanuit het comfort van de burgerlijke zetel met het nodige meewaren, soms misprijzen, vaak met een ziekelijke interesse voor het zogenaamd dierlijk-instinctieve beleven van de arbeidersklasse, de ongeremde seks, het bestiale genot, sadomasochisme.
Vaak echter zijn die naturalistische auteurs meesters in het creëren van psychologisch verantwoorde figuren. Zo slaagt Gustaaf Vermeersch in « De aanslag » er b.v. in een schitterend evoluerend karakter te schetsen, met een verantwoord dramatisch slot. Daarbij schuift hij het principe van het determinisme bijna expliciet opzij om de verklaring te zoeken in psychologie en menselijke conflicten. Het zal wel geen toeval zijn dat dit verhaal, dat enkel in milieuschilderingen en tekening van werk-omstandigheden, iets naturalistisch meekreeg, tot het beste van deze bundel mag gerekend worden. En daarmee naast « De biezenstekker » van Cyriel Buysse en vier schetsen van Lode Baekelmans mag staan.
Geen toeval dat deze drie auteurs de meest gezuiverde taal hanteren en dat, hoewel iemand als Vermeersch zijn stijl bijna auditief weet op te zwepen, deze auteurs in het gebruik van stijlmiddelen vrij sober blijven. Terwijl Reimond Stijns, Gustaaf D’Hondt en Piet Van Assche een zwaarbeladen taal hanteren met zinnen die bol staan van adjectieven, neologismen, vergelijkingen… hiermee eer bewijzend aan de stroming waarvan zij niet de antipoden maar wel de slaafse epigonen zijn, de romantiek.
In hun reactie waren zij trouwens vaak naïef-pamflettair zoals D’Hondt in « De Bock de Meerhove », een beschimping van de kapitalist. Het goedkoop-banale wordt zo gedreven dat D’Hondt zelfs schrijft wanneer hij refereert aan het hart van de kapitalist : « in de veronderstelling natuurlijk dat de bloedige klomp niks in zijn borstkas wel die naam verdiende ». Subtieler verwoording vind je niet.
Die ongenuanceerdheid is kenmerkend voor het naturalisme, het karikaturaal vertekenen van individuen, verhoudingen en toestanden. En zo wordt de auteur ongeloofwaardig en keert zijn pamflet zich tegen hemzelf. En evenmin als we anno 1985 vermurwd werden door de rollende ogen van Speeltie De Meyere, zal de ontroering de werkman naar de strot gegrepen hebben in 1902. Indien die « doelgroep » het boek in handen kreeg of kon lezen…
Laten we eerlijk zijn, het naturalisme was wat dat betreft de hand in eigen boezem van de schuldbewuste burger, de 100 frank voor hongerlijdend Afrika. « Het arm, uitgehongerd, afgebeuld en uitgebuit lastdier, de martelaar van de arbeid, de sociale dupe », zoals Cyriel Buysse hem noemt in zijn verhaal « Een levensdroom », zal die pathetische boodschap, met gewichtig klinkende werkwoorden en overladen beschrijvingen, wel niet als een wissel op de toekomst ervaren hebben.
De confrontatie met het naturalisme via deze bundel is nuttig om even te bezinnen over de draagwijdte van goede bedoelingen en zelfbedrog.
Samengevat, de kenmerken van het naturalisme:
-bij dramatiek nadruk op dialoog (tendensstukken)
– bijna geen poëzie
– nadruk op de roman
– tranche de vie (niet meer van geboorte tot dood of huwelijk)
– beginnen “in medias res”
– flashback
– zich documenteren
– nadruk op de maatschappij i.p.v. op het individu (no more heroes)
– veel dialogen (bijna toneel): de auteur wil “objectief” zijn (geen commentaar op de gebeurtenissen), maar… alhoewel de naturalisten ervan uitgingen dat zij de werkelijkheid als het ware “fotografisch” registreerden (vandaar dat het foutief is ze in te schakelen in de socialistische beweging: zij shockeerden weliswaar de burgerij door de arbeidersklasse in hun boeken aan bod te laten komen, maar zij deden dit enkel vanwege dat “fotografisch realisme”, niet omdat zij er werkelijk om bekommerd waren), gingen zij ervan uit dat de mens een product is van krachten en omstandigheden waaraan hij niet kan ontsnappen en daardoor verlaten ze juist het “objectieve” standpunt.
HEL EN DUIVEL
Deze subjectiviteit had trouwens ook nog andere gevolgen: de seksuele losbandigheid die Zola b.v. bij de mijnwerkers van “Germinal” meende te moeten vaststellen, kwam voor het grootste deel uit zijn eigen fantasie voort; onderzoek heeft uitgewezen dat de arbeidende klasse niet zo losbandig was als lange tijd algemeen werd aangenomen, ongetwijfeld omdat o.a. de kerk wel bij de minste vaststelling ervan reeds “hel en duivel” begon te roepen. Dat blijkt ook uit het werk van de Fransschrijvende Vlaming Joris-Karl Huysmans. Vooral met “Là-bas”, waarin hij zich weliswaar baseert op reële personages. Zo is Hyacinthe niemand minder dan Berthe de Courrière, een intelligente nymfomane die in kunstkringen verkeerde en op die manier in contact kwam met occulte en satanistische kringen (waarin Huysmans zelf ook vertoefde) rond de Brugse kanunnik Louis Van Haecke. Deze duikt in het boek op als de erotomane “chanoine Docre”. Vermoedelijk duikt mevrouw de Courrière ook op in “Bruges-la-Morte” (1892) van Georges Rodenbach in het personage van Jane Scott. De Engelse naam zou anderzijds eerder een verwijzing zijn naar Lucie Smith, de vermoedelijke minnares van Guido Gezelle (zie aldaar).
1830-1842: Cours de philosophie positive (Auguste Comte, 1798-1857)
1836: Das Leben Jesu kritisch bearbeitet (Strauss: bijbel = mythe)
1859: On the origin of species (Charles Darwin)
1863: Vie de Jésus (Renan: mens schept god)
1871: The descent of man (Charles Darwin)
De verontrustende ontdekking dat de mens slechts een toevalstreffer in de evolutie is, dat er maar een haarbreedte verschil is tussen de mens en de aap, heeft als neveneffect dat men ervan overtuigd is dat de triomf van de rede nooit verzekerd is, maar niet aflatende waakzaamheid vereist. Die angst voor degeneratie kristalliseert zich in een afkeer voor de “bandeloze passie”. Aangezien we op dat moment nog te maken hebben met een “mannelijke” geneeskunde, wordt deze neiging vooral bij de vrouw gesitueerd en dan meer bepaald in haar onderbuik. Wat de vrouwenemancipatie betreft, doen we dan ook een paar merkwaardige vaststellingen: Multatuli is b.v. tégen en Beets vóór!
Gekoppeld aan de evolutie naar schoolplicht krijgen we dan o.a. volgende belangrijke mijlpalen:
1863: oprichting HBS (Hogere Burgerscholen); daarvóór alleen gymnasia (klassiek-filosofisch); studie van Engels, Frans en Duits (ook literatuur)
1864: eerste middelbare school voor meisjes (Brussel)
1868: HBS voor meisjes (Hetty, Betsy en Magda Van Vloten; zullen later huwen met resp.Verwey, een schilder en Van Eeden)
1871: HBS gemengd
1873: meetings door Betsy Perk (tante van Jacques)
1874: in de Retorica van de Vlaamse Athenea twee uur Nederlands i.p.v. één (maar wel drie uur Frans, Engels en Duits)
1879: eerste vrouwelijke arts (Aleida Jacob)
1883: optreden van Domela Nieuwenhuis
1885: oprichting van de Belgische Werklieden Partij
1888: de Vrije Vrouwenvereniging (Mina Drucker alias Dolle Mina)
1889 (België): wet op vrouw- en kinderarbeid (beneden de 12 jaar verboden; niet meer dan 12 uur per dag)
1894 (Nederland): oprichting van de Sociaal-Democratische Vereniging (later SDAP) in Nederland
Johan de Belie & Ronny De Schepper
Referenties
Romain Debbaut (samensteller), Tijden van beroering en andere naturalistische verhalen. Manteau, Antwerpen, 1985. 240 blz. 575 fr.
Johan de Belie, De leugen van valse romantiek, De Rode Vaan nr.22 van 1986