Het zal morgen 250 jaar geleden zijn dat Hieronymus Joseph Franz de Paula, graaf van Colloredo, tot aartsbisschop van Salzburg werd gewijd. De man is de geschiedenis ingegaan als de kwelduivel van Wolfgang Amadeus Mozart, maar dat is niet helemaal terecht, want de man was een aanhanger van de Verlichting. Hij had zelfs een portret van Voltaire in zijn werkkamer hangen, wat hij overigens geregeld moest bedekken als minder progressieve geesten op bezoek kwamen. Bovendien dient gezegd dat Mozart vaak te laat was of niet kwam opdagen.
Colloredo was de tweede zoon van graaf Rudolf Wenzel Joseph Colloredo von Wallsee und Melz, een hooggeplaatst legerofficier. Hij werd in een religieus gezin opgevoed, want zijn gezondheid liet niet toe om zich bij het leger te voegen. Daarom volgde hij les aan het Weense Theresianum en studeerde later filosofie aan de Universiteit van Wenen. Hij vluchtte in 1803 omwille van de Franse Revolutie en bijhorende secularisatie.
Door de rouwperiode die volgde op de dood van de aartsbisschop Sigismund Christoph von Schrattenbach, mochten er geen opera’s meer worden uitgevoerd. Bijgevolg wierp Mozart zich volop op de instrumentale muziek: in 1772 schreef hij zijn vijftiende tot zijn 21ste (KV.124, 128, 129, 130, 132, 133 en 134) symfonie. Een gedeelte daarvan zal wellicht ook bedoeld geweest zijn als feestmuziek voor de installatie van de nieuwe aartsbisschop, maar een andere verklaring is allicht dat Mozart promotie wou maken, want de titel van concertmeester, die hij nu droeg was immers louter een eretitel, er zat dus geen salaris aan vast. Bovendien was de voorbije reis naar Italië niet zo succesvol geweest als Leopold had gehoopt en omdat tijdens zijn afwezigheid een gedeelte van zijn loon werd ingehouden, was Wolfgang tot dergelijke productiviteit genoodzaakt om de schulden af te betalen.
In het kader van de installatie-feestelijkheden zette Mozart alleszins een “serenata drammatica” van Metastasio (die hem reeds had geholpen bij “Lucio Silla”), “Il sogno di Scipione” (KV.141a), op muziek. Een gedeelte werd reeds in Milaan gecomponeerd. De ouverture werd, alweer als symfonie, trouwens daar ook reeds in december uitgevoerd. Ze vertoont overeenkomsten met die welke Johann Christian Bach schreef voor zijn “Alessandro nell’Indie” (Napels, 1762).
Il sogno di Scipione, K. 126, is a dramatic serenade in one act (azione teatrale), which is based on the book Somnium Scipionis by Cicero. Metastasio’s libretto has been set to music several times. Mozart had originally composed the work at the age of 15 for his patron, Prince-Archbishop Sigismund von Schrattenbach. After the bishop’s death before it could be performed, Mozart dedicated it to Schrattenbach’s successor, Count Colloredo. It was given a private performance in the Archbishop’s Palace in Salzburg on 1 May 1772, although not in its entirety. Only one aria, the final chorus and the recitative dedicating it to the new Prince-Archbishop were performed. It is highly unlikely that it was ever performed in its entirety in Mozart’s lifetime. (Wikipedia)
Nog in mei schrijft hij het “Regina Coeli” (KV.127). KV.128 en 129 zijn “Italiaanse” ouverture-symfonieën en hebben dus geen menuet, zoals de “Duitse” symfonieën dat wel hebben. Colloredo mocht dan niet kunnen opschieten met Mozart, het is onjuist hem als een “barbaar” af te doen. Integendeel, hij was méér begaan met het orkest dan zijn voorganger en bekloeg zich over het verslechterende niveau. De fout zat er wellicht in dat hij zich ook geroepen voelde om zelf mee te spelen (viool), waarbij hij dan demonstratief naast de concertmeester ging staan, als om te laten zien wie er de echte baas van ’t spel was.
Vanaf KV.130 (nog altijd in mei!) schrijft Mozart voor vier hoorns i.p.v. twee, wellicht op aangeven van zijn vriend Joseph Leutgeb, die als hoornist juist terugkwam van een buitenlandse tournee. Deze symfonie begint ook met een ritme dat Wolfgang wellicht uit de Hongaarse volksmuziek haalde. Zijn eerste andante, dat nogal ingewikkeld was, liet hij onafgewerkt vallen voor een simpeler vorm, wellicht op vraag van zijn vader, die steeds maar aandrong op “populaire melodietjes”. Toch is het nog altijd een andante in 3/8ste wat zeker niet gewoon was in die tijd, al had Joseph Haydn er op dat moment wel veel succes mee. Leopold Mozart had trouwens niet àlles te zeggen aan zijn zoon, want het slot is duidelijk geïnspireerd door de School van Mannheim en Leopold vond dit maar “lawaai”.
Op 9 juli werd de 16-jarige Mozart als volwaardig (betaald) orkestlid aanvaard. Zijn loon bedroeg 150 florijnen per jaar, wat zeer bescheiden was voor die tijd. De symfonie KV.132 werd ook in juli geschreven. De opening lijkt heel erg op de sinfonia concertante voor blazers en het klavierconcerto KV.482. Het andante is ook hier weer in 3/8ste en alweer net als Joseph Haydn begint het met een “citaat” uit het Gregoriaanse “Credo”. En net als in “Gallimathias musicum” citeert hij ook weer het kerstlied “Lieber Joseph” van Erhard Bodenschatz uit 1599. Voeg daarbij ook nog een imitatie van een post-Renaissance motet in het menuet en men kan zich afvragen of deze symfonie soms eerder voor een religieuze plechtigheid was bestemd. Maar de laatste beweging is dan weer ontegensprekelijk een dansritme (gavotte)!
KV.133 werd eveneens geschreven in juli. Dit is duidelijk een “feestelijke” symfonie. Het andante is deze keer in 2/4. Hier komt een fluit in voor, die voor de rest niet wordt gebruikt. Men mag dus aannemen dat het eigenlijk (b.v.) een violist is, die voor de gelegenheid fluit speelt. Het is nog altijd zomer als KV.134 tot stand komt, maar nu is het reeds augustus. In het andante hoort men een referentie aan het fameuze “Che faro senza Euridice?” van Gluck.
In oktober 1772 krijgt hij van Giovanni da Gamerra het libretto van “Lucio Silla” (KV.135) opgestuurd. Om de zanglijnen te kunnen componeren, ging Wolfgang met zijn vader naar Milaan om zich van de capaciteiten van de zangers te overtuigen. Ondertussen schreef hij wel reeds de ouverture, die door Hogwood ook als een symfonie wordt geteld, ook al omdat ze in de vooraf geschetste traditie werd uitgevoerd als aanloop tot een aantal aria’s uit deze opera, die in Salzburg wegens gebrek aan zaal niet kon worden opgevoerd. In Milaan was hij wel een groot succes. Twee jaar later pakte zijn vriend Johann Christian Bach trouwens uit met een identieke opera op hetzelfde libretto van de Gamerra.
In 1772 heeft Mozart ook nog drie concerto’s geschreven die echter nooit als eigen klavierconcert werden meegeteld, omdat het te overduidelijk orkesttranscripties waren van sonates van zijn grote voorbeeld Johann Christian Bach.
Van 24 oktober 1772 tot 13 maart 1773 reist hij nogmaals naar Italië.
Ronny De Schepper