Theater, luisterspelen, filmscenario’s… Arthur Miller schreef ook een aantal verhalen die door het publiek gesmaakt werden. Gepubliceerd in tijdschriften verschenen ze daarna in drie bundels: ‘I don’t need you anymore’ (1967), ‘Homely girl: a life’ (1995) en ‘Presence’ (2007). Een selectie van zestien verhalen hieruit werd in het Nederlands uitgebracht in 2012 door Atlas: ‘Op zoek naar een toekomst’.
In een voorwoord bij de eerste verzameling ‘I don’t need you anymore’ verduidelijkte Miller waarom hij deze werken schreef: vooral voor het eigen plezier. Het was prettiger dan het schrijven van toneelstukken omdat hij hier kort en bondig kon zijn in functie van zijn onderwerp. Hier hoeft hij niet meer dan nodig te zeggen omwille van de vorm. Binnen “de onbescheiden bombast van vandaag” kan hij de waarheid in één ruk neerschrijven. Hij kan zuiniger zijn. Gevoelens en een plot die beknopt zijn horen hier meer thuis. In een verhaal kan hij gebeurtenissen en emoties bevriezen, onder de loep nemen; terwijl dat in het theater moet versnellen, tempo hebben, voldoen aan ritme. In het toneel is het de handeling die de waarheid openbaart; in het verhaal – in proza – heeft hij daartoe veeleer de locatie, het weer, de seizoenen, een stemming van het moment ter beschikking. Hij hanteert misschien ook een ander masker: hij heeft het gevoel dat hij met zijn verhalend werk een nauwer contact heeft met de lezers. Terwijl er voor het theater zoveel tussenpersonen en technische middelen tussen hem en het publiek staan. Zo meent hij auteurs als Tsjechov en Shakespeare beter te kennen via respectievelijk hun verhalen en sonnetten dan via hun toneelwerken. Tenslotte heeft hij het nog over het verschil van de dialoog op het podium tegenover deze in een gelezen tekst.
Uit de bundel ‘I don’t need you anymore’ werden in de Nederlandse verzameling negen verhalen geselecteerd. Het eerste is het titelverhaal met centraal het 5-jarig jongetje Martin dat graag met zijn vader en oudere broer alles van het Rosj Hasjana, hun joods nieuwjaar zou meevieren. Een opvliegend knaapje dat wel door zijn vader maar niet door zijn moeder best begrepen wordt. Zij hecht dan ook teveel belang aan de woorden die hij haar boos toeslingert, “ik heb je niet meer nodig”. Het is mooi hoe we in de geest van het kind kruipen, het gezin en de wereld om hem heen zien en beleven. De oceaan, de golven, maar ook het dorp, de gebouwen – ze worden als levende wezens, ademen… Langzaam zien we ook het gedrag van de moeder veranderen en – een spanningsboog – de reden waarom. Dan duikt daar bij de volwassen Martin de herinnering op, hoe hij tijdens een wandeling met zijn moeder een man ontmoette; haar ‘bekentenis’ dat zij ooit bijna met deze man gehuwd was maar op het verbod van haar ouders stuitte; hoe hij dit geheim moest houden voor zijn vader. Nu nog worstelt hij hiermee, net als met een schuldgevoel over wat hij als 5-jarige in de synagoge deed en trauma’s over zijn flaporen en het feit dat hij ooit bijna verdronk. Al bij al een schitterend portret van een kind en de naweeën – hoe dit alles de man tekende. Ontroerend.
Een volgend verhaal brengt ons naar Italië waar de Amerikaan Vinny Appello op zoek gaat naar zijn Italiaanse roots en deze ook vindt in plaatsen, gebouwen, portretten en zelfs een familielid. Een onbegrijpelijke zoektocht volgens zijn joodse vriend die hem vergezelt, Bernstein: waarom ga je op zoek naar dat verleden? Tot ze in een restaurant een man ontmoeten bij wie Bernstein een aantal handelingen herkent die gebruikelijk zijn in zijn familie. Deze man is in dit oerkatholieke dorp beslist joods. Maar hierop aangesproken ontkent de man, nee hij kent het begrip zelfs niet. En toch, onmiskenbaar… Wat hij deed heeft hij geleerd van zijn vader en grootvader. Bernstein begrijpt: binnen deze gemeenschap dienden ze hun eigenheid te verbergen en uit veiligheid werd er tegenover de man als kind ook nooit over gesproken. Het ontroert hem en nu begrijpt hij wat zijn vriend dreef, de eigen geschiedenis is inderdaad belangrijk. Daarna vertelt een tekst over de heiligheid van alle leven, maar tevens over de eindigheid zodat er dient gerelativeerd te worden. Een volgende monoloog van vier pagina’s legt suggestief, sober, prangend een persoonlijke tragiek bloot. Intens. Terwijl veel uitgebreider het volgend verhaal drie vrouwen laat filosoferen; niet wat ze zeggen maar het feit toont de leegheid van het bestaan, de triestheid van hun levens. In ‘Roem’ ontmoet een beroemd toneelauteur een vroegere studiegenoot die hem niet als het Broadwaysucces dat hij is herkent en zelf trots uitpakt met zijn bescheiden carrière in het zakenleven. Tot de achtergrond van de schrijver toch aan het licht komt en de vriend beschaamd, zich vernederd voelend, afdruipt. Terwijl we de auteur, die we eerst zagen als fier op zijn bekendheid, nu achterlaten, dat alles relativerend – kameraadschap hoger achtend dan de betrekkelijke glitter en glamour.
Miller daagt ook wel vaker met politieke statements op. Soms expliciet, soms verdoken zoals in ‘Bankwerker bij nacht’: er worden herstellingen uitgevoerd aan marineschepen van meerdere nationaliteiten tijdens WO II. Enerzijds volgen we één der arbeiders tijdens een onverantwoord gevaarlijke opdracht; zijn leven in een keurslijf wordt gewogen – nu ervaart hij dit werk als een vrijheid! Daarnaast klinkt de kritiek op de marine, met de nodige ironie over de strijdbaarheid, maar vooral de zinloosheid van geweld. Miller is hier de overtuigde pacifist. ‘Op zoek naar een toekomst’, de tekst die de titel leverde voor de Nederlandse verzameling, laat een acteur aan het woord die filosofeert over zijn beroep terwijl zijn vader dag na dag verder uit de realiteit wegglijdt door dementie. Hij komt tot het besef dat in het leven iedereen ‘acteert’, enkel mensen als zijn vader niet; een man die hij pas nu ontdekt, pas nu echt leert kennen. Tenslotte werd uit deze eerste bundel uiteraard ‘The Misfits’ weerhouden, dat in 1961 door John Huston verfilmd werd met o.m. Clark Gable en Marilyn Monroe: drie vrijbuiters vangen wilde mustangs om hen te verkopen voor de slacht (als honden- en kattenvoer). De échte vrijbuiters evenwel zijn de paarden. Sterke psychologie en wat een natuurbeschrijvingen: de bergen, de woestijn…
‘Homely girl’ omvatte slechts drie teksten waarvan alleen het titelverhaal hier opgenomen is. Miller schetst via zijn hoofdpersonage, de joodse Janice die zichzelf lelijk vindt, zeventig jaren Amerikaanse geschiedenis. Hij toetst het communisme, kapitalisme – laat de gemeenschap evolueren, de denkbeelden en inzichten wijzigen. En zo ook de visie van Janice op zichzelf die oordeelt dat zij, oud geworden, mooi is. De geëngageerde Miller, en de psychologisch diepgravende Miller. Een zeer sterk verhaal. Net als de opener van de derde bundel (‘Presence’): ‘Bulldog’. Die sluit een beetje aan bij het eerst vermelde verhaal, ook hier verplaatsen we ons in het hoofd van een jongen, ouder weliswaar. We volgen zijn grillige gedachtengang, maar waar de plot reëel blijft klinkt het geheel zeer poëtisch en vertederend. De volgende tekst is huiveringwekkend; iets om heel stil bij te worden. Een Amerikaanse tapdanser wordt naar Berlijn uitgenodigd voor een optreden in het bijzijn van Hitler. Die is zo verrukt dat hij de man een riante betrekking aanbiedt als dansleraar en zelfs minister. Wat men niet weet: de kunstenaar is een Jood. De extase van de dictator voor de Jood – het zou ironisch kunnen zijn maar is het niet. Het levert pijnlijke bladzijden op. Miller commentarieert niet. Hij geeft een sfeer weer waarvan je gruwt. Meesterlijk pijnlijk! Via een tekst over bevers, de natuur die moet wijken voor de mens, belanden we bij een mooie trouvaille: een schrijver die aan zijn writer’s block wil ontsnappen door een roman te schrijven op de huid van een vrouw. Op deze wijze krijgt hij vat op het verleden, op de droom. Het voorlaatste verhaal van de bundel is gelokaliseerd in Haïti, meteen een mogelijkheid voor Miller om kritiek te leveren op het politiek bestel dat o.m. verantwoordelijk is voor de dramatische ontbossing en voor de armoede. De essentie van deze tekst toont dat het creëren, het scheppen van iets, belangrijkst is – het najagen van een droom, ten koste van alles. ‘Op zoek naar een toekomst’ sluit af met een korte schets waarin nauwelijks iets gebeurt. De lezer volgt de wisselende emoties en gedachten van een man tijdens zijn strandwandeling… Arthur Miller heeft geen grote dramatische verwikkelingen nodig om boeiende, intrigerende bladzijden op ons af te sturen.
Nee, geen der verhalen die hier gepresenteerd worden is ondermaats. Of hij melancholisch is of vitaliteit uitstraalt, poëtisch met de lezer ronddwaalt of hem in een intrigerende spanningsboog vangt, hier is een meester aan het woord. Die vooral sterk is in het ontleden van de psychologische achtergronden van zowel kinderen als van volwassenen die hun verleden als zware rugzak meeslepen. Met thema’s als vriendschap, relaties, roem… Soms scherpe prikken uitdelend. Tegen de oorlog, tegen schijnheiligheid, tegen discriminatie. In enkele teksten sluimert duidelijk zijn joodse identiteit, zijn joodse achtergrond. Dat is een nevenaspect van dit proza: hier openbaart Arthur Miller zich. Hij geeft zich bloot, onthult zijn identiteit. Uit deze teksten groeit langzaam een zelfportret, van het kind van vijf via het jongetje van twaalf, tot een man verknocht aan de rodeo, een danser neus aan neus met Hitler of een regisseur die inziet hoe heel relatief de roem is en wat er werkelijk toe doet in het leven. Verhalen als een verdoken biografie. Maar essentieel: leesgenot!
Johan de Belie