Arthur Miller is natuurlijk vooral bekend dankzij zijn toneelstukken maar hij schreef ook proza, kortverhalen en één roman. Deze verscheen in 1945 onder de titel ‘Focus’ (ook in het Nederlands bij Van Oorschot, 2017).

Een roman geboren uit verontwaardiging, nee zeg maar uit woede over de discriminatie die hij om zich heen zag. Van meerdere bevolkingsgroepen, kleurlingen, zwarten, latino’s, van homo’s en lesbiennes, van iedereen die enigszins afweek van wat onder de noemer ‘normaal’ geklasseerd werd in het zo traditionele, puriteinse, schijnheilige Amerika. Om een lezenswaardige plot te hebben diende hij zich, nadat in de eerste bladzijden duidelijk was gemaakt dat het verwees naar alle vormen van discriminatie, te beperken tot één specifieke vorm: het antisemitisme. Laat hij zijn hoofdpersoon, Lawrence Newman, een ongehuwde man van middelbare leeftijd die met zijn moeder in een keurige wijk in New York woont, getuige zijn van een straatincident waarbij een latino meisje wordt lastiggevallen, en hem niet ingrijpen… Laat hij hem duidelijk zijn afkeer blijken voor een ‘nikker’ in de metro wanneer hij naar zijn werk als personeelschef rijdt. Laat hij hem gruwen bij de aanblik van een Jood, en even later – conform de eisen van zijn werkgever waar hij zeventig typistes onder zijn hoede heeft, de sollicitatie afwijzen van een kandidate die er te joods uitziet… Terwijl hij toch dagelijks zijn krant koopt op de hoek, enkele huizen bij zijn woning vandaan, bij Finkelstein, onmiskenbaar een Jood: dichtbij en makkelijk, en tenslotte heeft de man persoonlijk hem niks misdaan. 

Maar dan gaat het mis. Hij is gedwongen een bril te dragen en wat blijkt: met dat ding op zijn neus ziet hij er zelf onbetwistbaar uit als een Jood, een raszuivere, loepechte Jood! Onhoudbaar in zijn functie waar hij geconfronteerd wordt met publiek dat de antisemitische firma bezoekt, zodat hij ‘verbannen’ wordt naar een afgesloten kantoor. Wat hij niet pikt en ontslag neemt. De start van zijn ellende. Hij weet zich overal bekeken, soms onterecht, vaak terecht. Hij wordt zelfs uitgescholden, en alle sollicitaties mislukken op grond van zijn uiterlijk. En dan is er de relatie met zijn buren, vooral die ene, Fred, met wie hij graag wil optrekken. Het wordt, nadat deze hem wou betrekken in de strijd om de wijk te zuiveren, een spel van aantrekken en afstoten – de man weet dat hij geen Jood is maar er zijn incidenten: net als Finkelstein wordt hij het slachtoffer van pestgedrag, the Christian Front… In zijn hoofd is het een mallemolen, nu eens schaart hij zich aan de zijde van de jodenhaters, koopt zijn krant niet meer bij Finkelstein om hen te plezieren. Dan identificeert hij zich met de Joden, leeft zich in in hun wereld, bekijkt het probleem rationeler. Vooral op het ogenblik dat hij in dienst genomen wordt, ironie, bij een joodse firma. En daar de vrouw ontmoet die hij ooit om haar uiterlijk als sollicitante geweigerd had – nu zullen ze elkaar beter leren kennen, zich verloven, huwen. De ontwikkeling van de relatie is geloofwaardig beschreven, vanuit de psychologie verantwoord. Het is een gelukkig huwelijk, hoewel het joodse uiterlijk van Gertrude, zijn echtgenote, vraagtekens oproept in de buurt die reeds gealarmeerd is nu Finkelstein ook zijn schoonvader in een woning in de wijk gehuisvest heeft. 

Gertrude wil zich meer integreren in de wijk; Newman beseft dat ze niet echt meer getolereerd worden. Hij zelf weet zich geen raad, nu eens is er de oude afkeer, dan weer kent hij begrip. Dat hij door enkele knapen gemolesteerd wordt zet hem definitief aan het denken over de mogelijke gevolgen. Een gesprek met Finkelstein reveleert de essentie van het antisemitisme, van discriminatie. Terwijl zijn echtgenote de kant van de christelijke buren kiest en Newman zelfs dwingt naar een bijeenkomst van het Christian Front te gaan zodat hij zou bewijzen een ‘goede burger’ te zijn en zo hun bestaan veilig te stellen, is hij er nu van overtuigd dat dit alles fout is. Miller last hier een prachtige passage in: de joodse winkelier bezoekt het graf van zijn vader, herinnert zich een verhaal dat deze vertelde en verleent hieraan nu een dubbele interpretatie, de traditionele en een moderne. Een ontroerende, sterke scène. Met daar tegenover de ophitsende bijeenkomst van duizend jodenhaters, juichend en applaudisserend, die – opmerkend dat de joods uitziende Newman niet enthousiast participeerde – hem gewelddadig aan de deur zetten. De apotheose zal de daadwerkelijke aanval op de winkel van Finkelstein zijn. Samen met Newman slagen ze er in met knuppels enig weerwerk te bieden tegen de agressors. Fysisch gehavend maar mentaal gesterkt komt Newman uit de strijd – om vast te stellen dat Gertrude haar heil zocht bij de buren die geen vinger uitstaken om tussenbeide te komen. Tenslotte zal hij van ‘het incident’ aangifte gaan doen bij de politie; die vraagt: “Hoeveel van jullie wonen er in die straat?” Na enige aarzeling antwoordt hij: “Nu, alleen de Finkelsteins, en ikzelf…” Hij wil zich in deze context met zijn joodse buur identificeren, dwars tegen iedere vorm van discriminatie in.

‘Focus’ is een roman met een spannende plot, een meeslepend verhaal. Maar het is vooral een intrigerende en boeiende tocht in de geest van het personage van Newman, hoe hij evolueert, hoe zijn opvattingen zich langzaam wijzigen, met ups en downs. Hoe hij tot inzichten komt. Op die wijze slaagt Miller er in, via een verhaal, de essentie van het begrip discriminatie bloot te leggen. Zonder te theoretiseren. Indringend. Pijnlijk. Correct. En uit iedere pagina spreekt zijn onverholen afschuw. Ongetwijfeld moet dit een moedig boek geweest zijn anno 1945; niet alle fellow Americans zullen het met genoegen gelezen hebben.   

Johan de Belie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.