Dit zou een aflevering kunnen zijn van onze rubriek “hoe zou het nog zijn met…?” Morgen zal het immers vijftien jaar geleden zijn dat Tony Landuyt, de ex-wielrenner, die ik vooral heb leren kennen toen ik een korte periode op de sportredactie van De Morgen heb gewerkt, is overgestapt van die krant naar het grotere broertje, namelijk Het Laatste Nieuws.
Dat betekende dus ook dat De Morgen nu ook officieel toegaf dat men op het vlak van de sportberichtgeving samenwerkte met Het Laatste Nieuws (zelfs in de tijd dat ik er werkte, gebeurde dat al, maar toen was dat nog “in den duik”). Onnodig te zeggen dat dit niet bij iedereen in goede aarde viel. Ik ga mij daar niet mee moeien, maar mijn ogen rolden bijna uit mijn kassen toen ik vijftien jaar geleden een gratis Laatste Nieuws ging halen en zag dat Tony Landuyt nu voor hen werkte (in de Ronde van Qatar met name). Tony was altijd bang om zijn job te verliezen bij De Morgen, omdat hij een van de weinige Volksgazet-producten was, die toch mocht blijven werken. Nu is het dan alsnog gebeurd, maar tegelijk kan Tony rustig de tijd tot zijn pensioen rondmaken zonder vrees om op straat te komen staan (veronderstel ik toch).

In De Journalist, het vakblad van de beroepsjournalisten, (waar ik ook bovenstaande foto van Nick Hannes leende) verscheen in 2003 een artikel van Mark Vlaeminck gewijd aan Tony. Ik hoop dat ik dat hier mag afdrukken, want de website van de AVVB (die vereniging blijkt dan al de VVJ te heten, dat zal wel met de federalisering te maken hebben) schijnt al een tijdje niet meer te werken.
De Morgen bestaat 25 jaar. Een kwarteeuw geleden, toen de eerste De Morgen van de persen rolde, was wielerjournalist Tony Landuyt er al bij. Vandaag maakt Landuyt nog steeds deel uit van de redactie van de krant. “En als het van mij afhangt wil ik hier nog wel een paar jaar blijven werken”, zegt hij. “Al was het maar om 25 keer de Tour te kunnen volgen.” Antwerpenaar Tony Landuyt is 59 en een naam in de Vlaamse sportjournalistiek. Ook al zocht hij zijn geluk en zijn toekomst eerst elders. Toen rederij Flandria nog eigenaar was van het drijvende restaurant La Pérouse (twee sterren in de Michelin), was de jonge Landuyt daar verantwoordelijk voor de wijn. Als jongeman probeerde hij weliswaar actief uit te blinken in de wielersport, die hij later als verslaggever zou analyseren. Op de piste werd hij bij de liefhebbers ooit Belgisch kampioen achter derny’s en heel eventjes zelfs mocht hij zich beroepsrenner noemen. “Nu valt er met koersen geld te verdienen, maar in die tijd reden wij voor een truitje en een beker.”
Niet te verwonderen dat Tony Landuyt in 1969 een vaste job aannam als corrector bij Volksgazet, de legendarische socialistische krant waar Jos Van Eynde de plak zwaaide. Zijn interesse voor de wielersport maakte hem medewerker van de sportredactie en toen in 1971 een vaste redacteur langere tijd wegens ziekte afwezig bleef, werd Tony Landuyt sportredacteur bij Volksgazet. “Dat was de grote tijd van Eddy Merckx, van Walter Godefroot en van Herman Van Springel, en ik vond het dan ook bijzonder jammer dat de grote Merckx niet startte in de Tour van 1973, de eerste Ronde die ik als jonge verslaggever mocht volgen.” Sindsdien leerde Landuyt andere grote renners kennen, want na zijn eerste Tour in 1973 (gewonnen door de Spanjaard Luis Ocaña) volgde hij nog 21 keer de Ronde van Frankrijk. “De Tour volgen, dat is het van het zwaarste dat een sportjournalist kan doen”, zegt hij. “Een trekhond, dat zijt ge. De Tour volgen, dat betekent dat ge drie weken lang iedere dag uren en uren in een auto zit dwars door Frankrijk, dat ge ’s avonds na de ritaankomst nog eens tot 100 kilometer kunt afleggen om uw bed te vinden en dat ge de volgende ochtend misschien weer 100 kilometer moet doen om de nieuwe startplaats op te zoeken. Als ge dat niet heel graag doet, houdt ge dat nooit vol.”
Gaarne doen, is een uitdrukking die Tony Landuyt tijdens ons gesprek wel vaker gebruikt. Zo volgde hij ook met plezier drie keer de Giro en een keer de Olympische Spelen in Barcelona. Ik vraag hem of hij dan ook niet liever wielerverslaggever was geweest op de redactie van een grotere krant waar wieler- en andere sporen meer ruimte krijgen. “Ik ben graag bij De Morgen”, antwoordt hij. “Maar ik zal niet ontkennen dat het hier, zeker in het begin, soms moeilijk was. De eerste jaren liepen wij hier permanent met de strop rond de hals, maar gelukkig ging de valkuil niet open. In 1986 gingen we failliet, maar we mochten zelf verder een krant uitgeven. Van overal kwam er toen solidariteit voor De Morgen. Zelfs in Nederland waren er benefietconcerten. Ook die woelige dagen hebben we overleefd. Solidariteit kan veel doen.”
Zonder solidariteit en collegialiteit kun je ook in de wielerverslaggeverij niet overleven. Want kijk eens: zo’n renner haalt daar de eindstreep en alsof er een schat aan goudstukken valt te rapen, reppen zich een paar honderd nieuwsgeile verslaggevers naar de ritwinnaar. Wie geluk heeft en rap kan lopen, eindigt op 5 centimeter van de overwinnaar en kan inderdaad noteren wat die vedette verkondigt. Bij sommige wielerploegen volgen de renners mediatraining om te leren wat ze tijdens zo n interview moeten zeggen. Maar een sportjournalist met te korte beentjes, of met een te dikke buik die in de weg hangt, of gewoon met brute pech, die collega strandt op dertig meter van de gevierde winnaar en die hoort geen halve letter van wat die kerel meedeelt. Toch moet ook die ongelukkige sportjournalist zijn artikel doorzenden naar zijn redactie, want ook zijn lezers willen uitgebreid op de hoogte gebracht worden van wat er omging in het hart en het hoofd van hun sportieve idolen. “Op dat moment speelt de solidariteit tussen sportjournalisten”, zegt Tony Landuyt, “want wie vandaag het geluk heeft op de eerste rij te staan, moet goed beseffen dat hij morgen helemaal achteraan kan eindigen.”
Een journalist die een kwart eeuw de Tour volgt, die moet toch kunnen antwoorden op de vraag of er ook renners zijn die niét slikken. Landuyt: “De inspanning die van de renners gevraagd wordt is enorm zwaar. Een Tour win je echt niet op een boterham en zelfs niet op een biefstuk. Iedereen zal dus wel iets innemen. Alleen is de vraag: waar eindigt de medische begeleiding en waar begint de doping?” Samen met collega Jeroen De Preter schreef Tony Landuyt het boek Koers!. Het begint waar Het Rijke Vlaamse Wielerleven van Karel van Wijnendaele eindigt en bevat 12 portretten, van Briek Schotte tot Johan Museeuw. Uitgegeven bij Manteau/Meulenhoff.
Mark Vlaeminck
Inleiding: Ronny De Schepper