Een rugbyspeler uit Wales die een beroerte kreeg, is als homo wakker geworden. De familie en de verloofde van de 26-jarige Chris Birch reageren vol ongeloof, meldt de Britse krant Daily Mail.
De stoere Chris Birch wilde indruk maken op zijn vrienden door op het rugbyveld een achterwaartse salto te maken, maar dat liep niet helemaal zoals gepland. De rugbyfanaat van 120 kilogram viel, brak zijn nek en kreeg een beroerte. Hij werd meteen overgebracht naar het ziekenhuis. Toen hij ontwaakte deed Birch een vreemde vaststelling. ‘Ik was homo toen ik wakker werd, en ik ben het nog steeds. Het klinkt raar, maar ik voelde me meteen anders’, zegt hij in de Daily Mail. ‘Ik was nooit aangetrokken tot mannen. Ik had zelfs geen homo’s in mijn vriendenkring, maar het interesseerde me niet meer wie ik vroeger was. Ik moest mijn gevoelens volgen’, vertelt Birch. De man gaf intussen zijn job als bankbediende op, vermagerde 50 kilo en is kapper geworden. Hij woont nu samen met zijn 19-jarige vriend Jack in een appartementje boven het kapsalon waar hij werkt. Voor hij in het ziekenhuis belandde had Birch nochtans heel andere plannen. Hij had zich verloofd met zijn vriendin, maar die trouwplannen zijn intussen dus definitief afgevoerd. (Bron: Het Nieuwsblad van 9 november 2011)
Ik heb dit bericht destijds overgenomen, omdat het interessante aan dit “geval” was dat we hiermee terecht komen bij de professor neurobiologie Dick Swaab van de Amsterdamse universiteit die in 1989 de hersenen van zowel hetero- als homoseksuele mannen heeft onderzocht en tot de constatatie kwam dat die in belangrijke mate van elkaar verschilden. En dit is op zijn beurt dan weer de aanleiding tot de discussie of homoseksualiteit genetisch bepaald is of niet. Op zich dus een gebeurtenis die de moeite waard is om vijf jaar later nog eens te gedenken. Maar wat blijkt nu als ik in dat verband aan het googelen ga? Dat het voorval zelf “ergens in 2005” heeft plaats gevonden (een juiste datum heb ik niet kunnen terugvinden). Toch brachten enkele Britse tabloids ongeveer tegelijk het nieuws in november 2011. Waarom moest er zes jaar overheen gaan en waarom kwamen die kranten er dan tegelijk mee naar buiten? Alleszins blijkt de publiciteit niet slecht te zijn geweest voor de kapperszaak van Birch, die nu blijkbaar een BW (Bekende Welshman) is geworden, als je begrijpt wat ik bedoel… (Daarnaast staat er nog een foutje in het bericht van Het Nieuwsblad: de salto vond niet plaats op een rugbyveld, maar op een heuvel – al is dit uiteraard van minder belang.)
De polemiek die door deze bevinding werd teweeggebracht (namelijk is homoseksualiteit genetisch bepaald of niet) werd zowaar reeds aangereikt in de VRT-soap “Thuis”. Na de dood van Sandrine lijkt het echter erg onwaarschijnlijk dat de scenaristen verder de glibberige piste gaan bewandelen van de theorie dat homoseksuele neigingen “erfelijk” zouden zijn (haar grootmoeder was ook lesbisch, remember?). Toevallig heb ik evenwel tegelijkertijd een boek van John Irving gelezen, “Een zoon van het circus”, waarin dit thema ook aan bod komt. Irving is een schrijver die zich altijd goed documenteert. Als hij dus een dokter Duncan Frasier opvoert, een “homoseksuele geneticus, vermaard om zijn onderzoek naar de zogenaamde (en ongrijpbare) homochromosomen”, dan kan men ervan uitgaan dat die Frasier weliswaar een fictief personage is, maar dat de kennis die hij etaleert, wetenschappelijk onderbouwd is.
En wat schrijft Irving? “Biologisch onderzoek naar homoseksualiteit wekt doorgaans alom ergernis. De vraag of homofilie vastligt bij de geboorte dan wel een vorm van aangeleerd gedrag is, heeft een ontvlambare politieke lading. De conservatieven wijzen de wetenschappelijke suggestie af dat seksuele geaardheid een biologische kwestie is; de progressieven zijn bezorgd om het medische misbruik dat zou kunnen worden gemaakt van een identificeerbaar genetisch merkteken – mocht er ooit een gevonden worden.” (p.468)
En zowat honderd bladzijden verder (p.562) vervolgt hij: “Frasier had een keer tegen Farrokh (de “zoon van het circus”, RDS) gezegd dat er een kans van tweeënvijftig procent bestond dat de identieke tweelingbroer van een homo ook homo was. Bovendien had Farrokhs vriend en collega Macfarlane hem overtuigd van de onveranderlijkheid van homoseksualiteit. (‘Als homoseksualiteit aangeleerd gedrag is, hoe komt het dan dat je het niet kunt àfleren?’ had Mac gezegd.)”
52% dat is natuurlijk zo goed als fifty-fifty en alhoewel er in het boek geponeerd wordt dat van een tweeling, die onwetend van elkaars bestaan is opgevoed, toch blijkt dat ze allebei homoseksueel zijn, dan ken ik net zo goed een eeneiïge tweeling, waarvan de ene (Piet) homo is en de andere (Paul) hetero. Maar Irving gaat nog verder: ook over de afstamming van de tweeling is er twijfel en geconfronteerd met de homoseksuele geaardheid van hen beiden concludeert hij: “De tweeling zou dus uiteindelijk toch wel van Neville zijn, niet van Danny” en dat omdat die Neville biseksueel was!
Irving zal het wellicht zelf niet beseffen, maar eigenlijk gaan zijn beweringen uit 1994 dus terug op de zogenaamde “knobbel van Swaab”. De homobeweging was in die tijd zo geschokt hierdoor dat Swaab zelfs doodsbedreigingen ontving. Zij gingen er immers van uit dat uitkomen voor je homoseksualiteit een politieke keuze was. Het is een rel die nog altijd mijn petje te boven gaat, want ik zou juist veronderstellen dat als homoseksualiteit inderdaad reeds vastligt in de baarmoeder, zoals Swaab beweert, dit een veel beter uitgangspunt is om discriminatie aan de kaak te stellen. Men kan er gewoonweg niet aan doen dat men “zo” is (net zoals men er niet kan aan doen dat men een andere huidskleur heeft b.v.) en dus moet de goegemeente zich daar maar bij neerleggen. Terwijl in het andere geval men discriminerende maatregelen zou kunnen argumenteren met te zeggen dat “nichterig gedrag” in bepaalde omstandigheden niet wenselijk zou zijn, als het over beroepskeuzes gaat bijvoorbeeld. Maar kom, eind goed al goed, de commotie lijkt ondertussen bedaard.
Ronny De Schepper