Het NTG vindt blijkbaar dat je de mensen (en zeker de recensenten, de lastigsten onder alle mensen) niet zo maar op hun nieuwe (in 1986!) productie kunt loslaten. Om dus « De reisgids » van Botho Strauss in te leiden deed men een beroep op zo maar eventjes twee professoren. Deze heren moesten zich dan uiteraard waarmaken met diepgravende analyses van Strauss’ werk, met beschouwingen over de « communication breakdown », de tegenstelling eros-thanatos, rede-gevoel, man-vrouw enz. Eigenlijk niks nieuws dus, maar anderzijds zijn we de eersten om toe te geven dat er al sedert de oude Grieken nog weinig nieuws aan de essentiële thema’s van het theater kan worden toegevoegd.

En meteen zijn we dan ook aan de « plot » van het stuk (hoe gering die ook is) : een leraar geschiedenis ziet het niet meer zitten en gaat op « bezinningsvakantie » naar de roots van zijn vak, de oude Griekse cultuur. Daar wordt hij opgevangen door een Duitse gids (vandaar de foutieve titel, die evenwel niet op rekening van vertaler Raf Reymen komt : hij zal zijn vertaling uitgeven als « Gids in een vreemd land »), een jong meisje dat in hem een verzetje ziet (voor haar slopende verhouding met een archeoloog die zowel geniaal als alcoholieker is) en ook wel een bron van makkelijk geld. U had het al gesnapt : dat stelt de jeugd van vandaag voor. En tot aan de pauze blijft het spel van aantrekken en afstoten dan ook vrij begrijpelijk en vraag je je af waarom de heren professoren eigenlijk vandoen waren.
Dat kun je na de pauze natuurlijk ook nog steeds doen, ondanks het feit dat het dan « moeilijk » wordt. De twee hebben zich teruggetrokken in een grot (in de vorm van een moederschoot; Marc Cnops levert weer fijn werk af, al dient gezegd dat hij blijkbaar nooit op een frank moet kijken) en het geëmmer kan beginnen. Iedere would-be psycholoog zal er echter zijn eigen conclusies uit trekken en, zelfs al zouden die dan eventueel verkeerd zijn, dan vinden wij dat toch waardevoller dan die voorgekauwde waarheden.
Botho Strauss (°1944) geldt vandaag als de succesrijkste, toch zeker meest besproken West-Duitse toneelauteur. Nadat hij in 1967 recensent werd van Theater Heute, was hij jarenlang verbonden aan de Schaubühne am halleschen Ufer in Berlijn, een van Duitslands belangrijkste theaters, en zette daar samen met Peter Stein een paar producties op, die geschiedenis maakten (o.a. Peer Gynt in 1972). Zijn eerste toneelwerk werd door de critici nogal sceptisch onthaald, maar na een reeks succesvolle stukken – Trilogie van het weerzien; Groot en klein; Kalldewey, farce en Het Park – is Botho Strauss een begrip geworden voor het hedendaagse theater.

Referenties
De reisgids (Die Fremdenführerin, 1985) van Botho Strauss / Regie: Jean-Pierre de Decker / Vertaling: Raf Reymen / Assistent van de regisseur: Elsemieke Scholte / Dramaturgie: Jos Verlinden / Decor en kostuums: Marc Cnops (a.g.) / Licht: Jan Geysens / Met: Chris Thys en Hugo van den Berghe (aldus aangekondigd, maar als ik me goed herinner werd het uiteindelijk Bob Coessens) / van 8 tot 23 november 1986.
Ronny De Schepper in De Rode Vaan nr.48 van 1986 (gevolgd door persmededeling)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.