Hij heeft in het kader van zijn nieuwste – bestverkopende in Vlaanderen – roman “Kartonnen dozen” al een reeks interviews weggegeven. Maar nu, voor het Vrije Waasland, wou hij het eindelijk wel eens serieus doen. Vooral (uitsluitend ?) omdat de titel van het literair programma waarmee hij Vlaanderen rondtoert, in gezelschap van J.M.Berckmans, Hugo Matthysen en Herman Brusselmans (in de tweede helft van de reeks, na Sint-Niklaas dus helaas, uitgebreid met Kristien Hemmerechts en Joost Zwagerman) en onder presentatie van Marcel Vanthilt himself, is: “En nu serieus!”
Alsof het met deze auteurs anders zou kunnen. De belofte van de subsidie van 300.000 fr. op zak (het geld nog niet en dus neemt hij voorzichtigheidshalve zijn autoradio mee naar binnen, en een kartonnen valiesje later op de avond mee naar buiten), brede glimlach – die toch nog te smal uitvalt onder zijn bril – om de lippen: Tom Lanoye, niet meer louter te identificeren als performer maar gelukkig definitief erkend in Vlaanderen en annexen als literator. En daar moesten we zijn. Drieëndertig jaar en eventjes terug in het Waasland voor een gesprek en op 3 november voor “En nu serieus!”
Jeugdafsluiter
“Kartonnen dozen” (twee weken geleden reeds besproken op deze bladzijden) sluit in het prozawerk van Tom Lanoye aan bij de autobiografische teksten uit “Een slagerszoon met een brilletje”. De eerste roman “Alles moet weg” hoort daarin niet thuis. Sluit Lanoye met de nieuwe roman een periode af?
– Lanoye: De twee boeken samen sluiten in het schrijven mijn jeugd af maar het is niet zo dat ik hierna geen autobiografische teksten meer zou schrijven. Na “Slagerszoon” was vanuit de uitgeverij de druk nogal groot om nog zo’n bundeltje te schrijven, met een aantal autobiografische anekdoten erin, en toen had ik dit materiaal in feite al. Behalve de epiloog – waar ik 32 jaar ben – was al het materiaal voorhanden. Maar enerzijds had ik toen nog niet de juiste ingang gevonden om dat alles te vertellen, anderzijds was het ook te voor de hand liggend om met iets gelijkaardigs op de markt te komen. Daar ben ik nu blij om. Ik heb meer afstand kunnen nemen, en ik heb de juiste toon gevonden; het is er nu uitgerold en dat betekent voor mij dat het op deze manier geschreven moest worden, terwijl: voordien was het prutsen en vechten.
– HvW: Het moet “snel” gaan.
– Lanoye: Liefst wel ja. Vlot, dat wil zeggen: 150 bladzijden waaraan zes maanden werd geschreven en waarmee ik toch al jaren bezig ben. Eerst bleek dat al die flarden – de vrouwenportretten, de leraarsportretten, de school… – die ik los gezien had en die zo in mij zaten, niet samenklikten. In theatertermen zou men kunnen zeggen: er is geen psychologisch dialogerende relatie geweest, enfin ik weet niet of dat nu wel echt een theaterterm is maar het klinkt toch chique. Het gaat niet over een liefdesrelatie die opgebouwd is als actie en reactie van de ene persoon naar de andere. Er was een onevenwicht, de andere is hier geen persoon van vlees en bloed, hij is des goden, geïdealiseerd: een typische jeugdliefde. Dat is de essentie van een jeugdliefde en wanneer je die wil beschrijven kan je die niet laten evolueren als een gewone liefde. Omdat er bijna geen enkel gesprek plaatsvindt tenzij de gewone vriendschapsgesprekken maar die zijn niet boeiend; de liefde is daarvan helemaal geïsoleerd. In de klassieke vorm kon ik daarmee niet weg, ik moest over mezelf schrijven en dus over die tijd, over het kader waarin het zich afspeelde. Ik moest over liefde schrijven maar ook over jeugd. Dus over het Vlaamse kader, over het katholieke college na 1968. Over de vier vrouwen – moeder, zuster, huisvriendin Wieske Penneman, tante Germaine – en over mijn relatie tot de vrouwen nu. De drie leraarsportretten waarvan er twee zijn die ook over homoseksualiteit handelen, maar ook over de sfeer op zo’n school, in zo’n besloten mannenwereld, niet meer zoals dat bij Claus was of in de typische Britse homo-erotische college-verhalen maar toch genoeg mannenwereld om te kunnen contrasteren met de vrouwenportretten. Op een grillig organische manier is dat dan samengegroeid tot een voedingsbodem die onmisbaar is om het verhaal goed te kunnen vertellen.
Passie is subversief
– HvW: Liefde is meer een verafgoding, is dat niet altijd zo?
– Lanoye: Bij passie wel, natuurlijk. Passie is ook bedreigend, is zelfs subversief omdat je er alles voor in de weegschaal wil leggen. Je wil iets bereiken waarvan we in wezen willen dat het vanzelf gaat, nl. dat de andere dezelfde gevoelens voor jou gaat koesteren. Bij passie is er ook altijd onevenwicht in waardering en dus ook twijfel; zelf ben je een worm en de andere is – wanneer je romantisch genoeg bent zoals ik dat dus inderdaad ben – des goden gelijk. Om het schrijnende, pijnlijke van passie te laten voelen moet je tonen waar je kan verliezen, wat je kan verliezen. Daarom had ik ook dat hele kader nodig. Maar dat is niet bij iedere vorm van liefde zo, de vier vrouwen b.v. het is duidelijk dat ik die doodgraag zie maar daar speelt meer gelijkheid.
Ook in een relatie die uitmondt in een soort huwelijksrelatie wordt de passie aangevuld met vriendschap, ze wordt afgezwakt, concreter en slaat om in diepe vriendschap en andere kleffe woorden van Phil Bosmans. Gelukkig want het is niet vol te houden. Passie, eens beantwoord, begint te verslijten, ze moet per definitie onbeantwoord zijn en er moet vrees en verschrikking en de kiem tot ongeluk en ellende aanwezig zijn. Liefde, vriendschap, kameraadschap… allemaal nuttige mooie dingen, maar je schrijft er geen boeken over. Bij verliefdheid zweeft men, bij passie lijdt men.
– HvW: Leuke conclusie. Autobiografisch, een auteur moet zich geen zier aantrekken van de reacties daarop, maar hoe zijn die reacties binnen dit enge Sint-Niklaas?
– Lanoye: Mijn ouders zijn al veel gewoon, en er zit nog genoeg “edels en schoons” in om trots op te zijn; ze hebben er mee leren leven denk ik. Verder? Er zitten weliswaar autobiografische elementen in het boek maar de werkelijkheid was toch anders. Personages zijn b.v. samengetrokken uit verschillende bestaande mensen, er is ook gefantaseerd. Het zal wel raar zijn om uit het boek te lezen in de schouwburg. Het portret van Anton van Wilderode is misschien, naast de vrouwenportretten, het meest gelijkend. Hoe verder je uit de kring rond mij stapt hoe minder herkenbaar iedereen is. Al herkent men zichzelf soms waar dat niet klopt. In dit boek noem ik Sint-Niklaas de stad P., in tegenstelling tot in “De slagerszoon” omdat het hier is alsof ik mezelf en mijn familie heb losgeknipt uit de werkelijkheid en die een paar graden verschoven heb naar een onwerkelijkheid waar ik mij meer kon permitteren qua fantaseren. Bouwstenen uit mijn herinnering gebruik ik om iets te creëren dat past binnen de realiteit van mijn boek. Wat waar is? Dat interesseert mij minder. Dat is het succes van TV-Privé. Mij boeit het creëren van een werkelijkheid.
Gewoon ‘doen’
– HvW: Wat zijn de schrijversplannen?
– Lanoye: Ik dacht dat je over dé film (“Alles moet weg”) iets zou vragen; daarover mag ik niks zeggen. Of toch, maar dan wel letterlijk graag: ik weet niet hoe het ermee staat, alle inlichtingen bij de producent of beter nog: jij vraagt “hoe zit het met de verfilming van je boek?” en dan, Tom Lanoye dubbele punt “ik weet daar niets vanaf, punt, tussen haakjes ‘lacht’ sluit de haakjes, alle inlichtingen bij de producent”. Schrijven dus? Ik zit in de zetel. Er komt binnenkort een boek met de bewerkte columns uit Humo en dat zal heten “Doen!” Dit jaar heb ik vier toneelpremières gehad. En ik heb lang geworsteld met dit verhaal. Tot ik de idee had van de kartonnen dozen die de link was tussen de verhalen en een technische houvast voor mij. Een nieuwe verhalenbundel waarvan deze roman het laatste moest zijn zou “Café Zeezicht” geheten hebben; dat kan nu emotioneel niet meer, het wordt “Spek en bonen” en daarvoor zijn vier teksten klaar. Verder zijn er plannen om theater te maken met Jappe Claes en Pol de Hert geschreven in samenwerking met Benno Barnard; en Sam Bogaerts heeft mij gevraagd iets te schrijven.
Anton van Wilderode
– HvW: Heb je al een reactie van Anton van Wilderode op je boek? Ik vraag het omdat hij mij persoonlijk ook intrigeert en jij in je boek heel knap de dualiteit omschrijft die zijn persoon oproept, de gevoelige literator en lesgever tegenover de man die politiek op zijn zachtst gezegd heel vreemd denkt, die racisme een modewoord noemde.
– Lanoye: Ik wil een reactie liever overlaten aan het toeval; er is mij gevraagd een dubbelinterview te doen maar dat ruikt naar sensatie, dat past niet bij van Wilderode, niet bij het boek, niet bij mij. Misschien weet hij het niet, of vindt hij er niks aan. Ik dwing het niet. Ik hoop dat hij er blij mee is, het is een schoon portret vind ik, het is alleszins zo bedoeld. Ik zou het jammer vinden indien hij erdoor gegriefd zou zijn, maar dat zou me ook eigenlijk wel verwonderen. Het moet toch ook wel strelend zijn dat iemand vol vuur schrijft – na zoveel jaren – geprofiteerd te hebben van die lessen.
– HvW: Wat breng je in “En nu serieus!” ?
– Lanoye: Alleszins in Sint-Niklaas een heel lang optreden van mij, schrijf dat maar.
– HvW: Ik dacht dat dit reklame moest zijn, je jaagt de mensen met zo’n opmerking uit de zaal weg.
– Lanoye: Goed, een kort optreden dan. Ik weet niet goed wat ik zal brengen uit de roman, er zitten zoveel fragmenten in. Over de Vlaamse Beweging, het portret van mijn moeder nu ze in de zaal zal zitten, over de school nu we er rechttegenover optreden (dat moet toch iets bijzonders zijn), een liefdesnacht in Griekenland… je ziet wel.
“En nu serieus” komt zondag 3 november om 20u in de stadsschouwburg van Sint-Niklaas. Toegang 300 fr., in voorverkoop 200 fr. (Wase Boekhandel Sint-Niklaas; Wuyts-Mertens Beveren; Hofman blaasmunster, Unicum Lokeren)
Referentie
Johan de Belie, Passie en verliefdheid: bouwstenen van zijn herinnering, Het Vrije Waasland, 31 oktober 1991