Op dezelfde dag als Jan Mestdagh werd zijn Engelse confrater Tony Palmer geboren (foto Peperudi via Wikipedia). Op Wikipedia zwijgt men echter zedig over diens journalistieke verleden. Men legt er vooral de nadruk op zijn werk als regisseur: “His work includes over 100 films, ranging from early works with The Beatles, Cream, Jimi Hendrix and Rory Gallagher (Irish Tour ’74), to his classical portraits which include profiles of Maria Callas, Julian Lloyd Webber and Frank Zappa (200 Motels). He is also a stage director of theatre and opera.” (In Saint Petersburg, he directed the Russian premiere of Parsifal, conducted by Valery Gergiev, with Plácido Domingo and he became the first Western director ever to work at the Bolshoi in Moscow. On the West End stage he has directed the world premiere of John Osborne‘s Look Back in Anger Part Two, Déjà Vu.)
Tony Palmer was born in London. Following an apprenticeship with Ken Russell and Jonathan Miller, Palmer’s first major film, Benjamin Britten & his Festival, became the first BBC film to be networked in the United States. With his second film, All My Loving, an examination of rock’n’roll and politics in the late 1960s, he achieved considerable notoriety. “All My Loving” (1968) is Palmer’s groundbreaking BBC series on pop music (which John Lennon personally requested he make) featuring Eric Clapton, Eric Burdon, Jimi Hendrix and others against the backdrop of the Vietnam War and other explosive political events rocking the 1960s. Palmer went on to make “200 Motels,” a documentary about America avant-garde rock musician Frank Zappa. It’s considered a rock classic but in a 2017 interview with Toronto arts reporter and critic Deirdre Kelly, Palmer called it one of worst films he ever did.
Pas helemaal op het eind voegt Wikipedia er toch nog aan toe: “From 1967 to 1974 he was a regular music critic for The Observer. From 1969 to 1974 he had a weekly column in The Spectator entitled ‘Notes from the Underground’.”
De reden waarom ik hem op de valreep (?) alsnog een lemma waardig heb geacht, heeft eveneens te maken met 1974. Toen verscheen de pocket “All you need is love, the story of popular music, published to coincide with the 17 part LWT television series”. Een tijdje daarna is deze serie ook overgenomen door de BRT en wellicht heb ik mij bij die gelegenheid dit boekje aangeschaft. Ik heb het ook gelezen, maar dat was ik in de zomer van 2021 al helemaal vergeten toen het door mijn “willekeurige woordzoeker” uit mijn bibliotheek werd gelicht. “Een re-read,” noteerde ik op de website goodreads. “Destijds heb ik er echter niets uit genoteerd. Was het omdat het niet goed genoeg was of ben ikzelf te lui geweest? Ik zal het nu (hopelijk) leren…”
En ik leerde het al sneller dan gedacht. Op de laatste pagina had ik namelijk wel een aantal nota’s genomen (in potlood). Het mag dus duidelijk zijn dat dit geen goed systeem was, daarom herneem ik ze hier even. Op die manier vind ik ze misschien makkelijker terug:
– Ontstaan van het woord “jazz”: p.51
– Overgang collectieve improvisaties naar solo: p.57
– Hoe jazz zichzelf marginaliseerde: p.64
– Invloed fonoplaten op verspreiding blues: p.73-74
– “Protestsongs” (mét aanhalingstekens, jawel): p.112
– ASCAP (p.114) tegenover BMI (p.117)
– Ontstaan musical: p.122
– Belang België bij jazz: p.144
– Crooning vs. strike: p.153
– Populariteit country vs. Sinatra: p.186
– Gene Vincent als Richard III: p.217
Toch wel een indrukwekkend lijstje. Zou ik op basis hiervan alsnog sterren durven uitreiken? Welaan dan: een vier!
Ronny De Schepper