‘Wie blijft die schrijft’. Op die manier parafraseerde Mark Uytterhoeven destijds zowel de leegloop van BRT-medewerkers naar VTM als het feit dat men bij de BRT aan de lopende band boeken uitbracht (en het zou een gevestigde uitdrukking worden, zie bovenstaande illustratie). Twee jaar later zijn beide fenomenen nog steeds even actueel. De boeken die wij hier nu bespreken zijn echter tot stand gekomen n.a.v. uitzendingen die op VTM geen enkele kans zouden maken. Met andere woorden: het zijn interessante boeken.

SUBLIEM EN BIJNA NIETS
Eerst is er ‘Subliem en bijna niets’, het Japanse dagboek dat Frans Boenders (“het zonnetje in het huis van vertrouwen”, volgens Betty Mellaerts) overhield aan zijn vijfde reis naar het land van de rijzende zon in april 1989. De beeldhouwer Hubert Minnebo was zijn reisgezel en het zijn diens foto’s die deze mooie uitgave illustreren. De reis stond in het teken van Europalia Japan en in die zin konden de luisteraars van BRT 3 (nu dus Klara) er ook reeds grotendeels mee kennismaken. Enkel de twee reizen die Boenders nadien ondernam om met enkele grote Nihonga-schilders kennis te maken zijn eraan toegevoegd.
Zoals gezegd oogt dit boek heel mooi (de dienst Pers en Publicaties van de BRT levert steeds degelijk werk af), maar als we dan de inhoud wat van nabij gaan bekijken, wat uiteindelijk toch de bedoeling is mag ik verhopen, dan vallen toch een aantal minder fraaie kantjes op.
Zo vormt dit boek een afwisseling tussen (niet steeds even boeiende) reisanekdotes en filosofische beschouwingen over Japan, zijn cultuur en levenswijze, bespiegelingen over oosterse versus westerse kunst enz. Sommige van deze bespiegelingen zijn duidelijk bedoeld om de lezer tot verder nadenken aan te sporen. Maar… welke lezer? Met andere woorden, voor welk publiek is dit boek bestemd?
De niet-Japankenner zal er vermoedelijk weinig van begrijpen. De auteur goochelt b.v. graag met Japanse terminologie, die niet altijd voldoende wordt uitgelegd (of slechts enkele hoofdstukken later). Zo zal iemand die nog nooit over wabi en sabi (het is natuurlijk een moeilijk begrip) heeft gehoord, zelfs na het achtste hoofdstuk allicht nog niet veel wijzer zijn.
Als grappige noot worden op zijn Japans uitgesproken Engelse uitdrukkingen opgedist. Leuk, maar de auteur heeft de neiging om te overdrijven. Tenslotte weet zowat iedereen wel dat Japanners een R gebruiken i.p.v. een L, maar dat is niet zo in omgekeerde zin zoals Frans Boenders ons wil doen geloven.
De lezer die reeds min of meer vertrouwd is met de Japanse cultuur daarentegen kan natuurlijk altijd nog wel iets bijleren. Maar daarvoor is het boek dan weer net iets te anekdotisch en te rommelig. Als deze lezer op blz. 82 leest over de ZEVEN onsterfelijken (wat in een katholiek land zou overeenkomen met spreken over de Heilige TWEEvuldigheid), dan begint hij wel te twijfelen aan de degelijkheid van de overige informatie. Hopelijk betreft het hier een eenzame lapsus.
Als Boenders op zijn eigen terrein komt, kan hij echter best boeien. Zo zijn de hoofdstukken over Japanse schrijvers wel erg interessant. Dat geldt ook voor het pleidooi voor de Nihonga-kunst in het laatste hoofdstuk, alleen waren hier wat meer illustraties beter op hun plaats geweest. Misschien was Boenders op deze reis niet vergezeld van Hubert Minnebo?
Tenslotte nog dit: Frans Boenders gebruikt terecht, volgens Japans gebruik, eerst de familienaam en daarna de voornaam. Alleen vermeldt hij dit nergens, zodat de argeloze lezer dit weer niet kan weten.
DE INCA’S
In dezelfde reeks zag ook ‘De Inka’s voor en na’ het licht, een boek van de Maastrichtse journalist, poëzievertaler en kunstkenner Fred van Leeuwen, die we reeds als een boeiend verteller hadden leren kennen in die vroegere BRT-uitgave ‘Sentimenten van een reis door China’.
Aan de hand van verslagen van de Spaanse chroniqueurs vertelt Van Leeuwen het adembenemende verhaal van de ontdekking en de verovering van het Inca-rijk in de zestiende eeuw. Zoals gewoonlijk beperkt Van Leeuwen zich niet uitsluitend tot zijn onderwerp, maar via associaties komen ook andere interessante thema’s aan bod. Ik noem er maar een paar: de negentiende-eeuwse feministische publiciste Flora Tristan, de Franse schilder Paul Gauguin en de schrijver Mario Vargas Llosa. Net zoals bij Boenders vinden we ook hier een aantal handige appendixen (chronologie, glossariurn, naamregister…).
HET FIN DE SIECLE
De Götterdämmerung van de Inca’s situeert zich in de zestiende eeuw, voor het boek ‘Eros en Thanatos’ van Michel Dutrieue verplaatsen we ons naar het einde van vorige eeuw in Wenen. De doodsobsessie en de erotiek als reactie daartegen vat inderdaad het fin de siècle-gevoel erg goed samen. Nu we niet enkel op het einde van een eeuw, maar zelfs op het einde van een millenium staan, is de belangstelling voor het fin de siècle uiteraard weer enorm toegenomen. In ons eigen blad zijn er al een aantal bladzijden aan gewijd, op korte tijd zag ik op televisie twee films over het leven van Egon Schiele en zelfs het stuk ‘Schaduwduikers’ van Mia Grijp behandelt deze thematiek.
Alhoewel het doodsbegrip, het vergankelijke, de Götterdämmerung uiteraard prominent aanwezig is, beklemtoont Dutrieue toch ook dat het tegelijk ook een periode is van tabula rasa, van opnieuw van vooraf aan beginnen, van revolutionaire ideeën op artistiek en op maatschappelijk vlak. Kortom, de feniks die uit zijn asse herrijst. Het Wenen omstreeks 1900 was zeker de basis van het modernisme. Schrijvers, schilders en musici als Schnitzler, Klimt en Mahler verzetten zich tegen de oude traditionele waarden en verdedigden de toenmalige avantgarde-kunst. Vele lezers zullen zich wellicht wel herkennen in het feit dat het café dé ontmoetingsplaats bij uitstek was voor jonge intellectuelen op zoek naar een emotionele identiteit in een verwarde samenleving. En waarover praten zij? Niet over Biotex, maar over verdrukte seksualiteit en de prostitutie en de armoede die de andere kant van de pracht en praal van de keizerlijke metropool vormden. Deze verdoezeling door vals sentiment werd door de psychoanalyse van Freud, de maatschappijkritiek van Karl Kraus, de filosofie van Wittgenstein en de erotische kunst van Klimt en Schiele ontmaskerd, zoals Dutrieue op een bevattelijke manier aangeeft. Een prachtig boek.

Referenties
M.V. & R.D.S., “Wie blijft die schrijft”, De Rode Vaan nr.11 van 15 maart 1991
Michel Dutrieue, ‘Eros en thanatos in het Fin-de-Siècle-Wenen’, 645 fr.
Fred van Leeuwen, ‘De Inca’s voor en na’, 990 fr.
Frans Boenders, ‘Subliem en bijna niets, een Japans dagboek’, 890 fr.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.