Het zal morgen precies honderd jaar geleden zijn dat de Amerikaanse thrillerauteur Patricia Highsmith werd geboren…

De moeder van alle lesbische detectiveschrijfsters is Patricia Highsmith (geboren als Mary Patricia Plangman in Fort Worth, Texas, op 19 januari 1921). Zij debuteerde in 1950 met “Strangers on a train”, dat onmiddellijk werd verfilmd door Alfred Hitchcock naar een scenario van Raymond Chandler. De keurige tennisspeler Guy en de neurotische playboy Bruno ontmoeten elkaar toevallig op de trein. Bruno, een fan van Guy, blijkt verrassend goed op de hoogte van diens woelige privé‑leven. Guy heeft een relatie met de dochter van een senator en wil scheiden. Volgens Bruno kunnen onbekenden ongestraft elkaars moorden plegen en hij stelt Guy een bizarre deal voor. Bruno zal Guy’s vrouw vermoorden, en in ruil verwacht hij dat Guy zijn gehate vader doodt. Guy’s vrouw wordt even later inderdaad vermoord en er komt een spiraal van verdenking en chantage op gang. Het verhaal zou daarna nog tweemaal worden verfilmd.
Haar tweede boek, “The Price of Salt” (*), speelt zich af in het bekrompen Amerika van de jaren ’50. Een jonge vrouw staat op het punt te trouwen, maar wordt hals over kop verliefd op Carol, een getrouwde vrouw. The character of Carol Aird was inspired by Virginia Kent Catherwood (1915-1966), a Philadelphia socialite six years older than Patricia Highsmith with whom the author had a love affair in the 1940s, although the opening scene was inspired by a blonde woman in a mink coat (Mrs.E.R.Senn, née Kathleen Wiggins) who ordered a doll from Patricia Highsmith when she was working as a temporary salesgirl in the toy section of Bloomingdale’s in New York City during the 1948 Christmas season. Highsmith recalled feeling “odd and swimmy in the head, near to fainting, yet at the same time uplifted, as if I had seen a vision.”
In de roman worden alle twijfels beschreven die deze gevoelens met zich meebrengen en alle obstakels die de vrouwen moeten overwinnen. Maar in tegenstelling tot andere boeken over homoseksuele verhoudingen die tot dan toe waren verschenen, and the fact that Catherwood lost custody of her daughter after her homosexuality was used against her with a taped recording of a lesbian liaison she had in a hotel room, eindigt het boek toch met een soort van happy end. De minnaressen plegen geen zelfmoord of gaan niet aan hun verhouding ten onder, ze moeten zelfs geen heteroseksueel leven gaan leiden. Misschien mede daarom zag haar uitgever niets in dit liefdesverhaal tussen twee vrouwen. Highsmith liet de roman dan maar onder het pseudoniem Claire Morgan uitgeven bij een kleine uitgeverij. Highsmith denied rumors that she was the author for 38 years until she agreed to the publication of a new, retitled edition that included an afterword by her. In 1991 verscheen het boek in een Nederlandse vertaling onder de titel “Carol”. In 2015 werd het verfilmd door Todd Haynes met in de hoofdrollen Cate Blanchett en Rooney Mara. Screenwriter Phyllis Nagy was friends with Patricia Highsmith.
Tot dan toe had Highsmith een ongelukkige jeugd gehad. Haar ouders gingen uit elkaar toen ze amper vier maanden was (haar familienaam is trouwens die van haar stiefvader, terwijl ze haar echte vader pas leerde kennen toen ze reeds twaalf was) en Patricia werd opgevoed door haar grootmoeder: “Ze heeft van mijn geboorte tot m’n zesde voor me gezorgd. Ik was dol op mijn grootmoeder Stewart. Zo klein was ze en Schotse van geboorte. (…) Ze leerde me al heel vroeg lezen. Op m’n vierde las ik haar al voor uit de krant. (…) Op m’n zesde naar New York, naar school, maar het ergste was, ik sliep bij m’n moeder en stiefvader in de woonkamer. Ze hadden maar twee kamers. Ik sliep tot m’n zeventiende in de woonkamer.” (tegen Bibeb)
De kleine Patricia sluit zich op en heeft haar hele jeugd bijna uitsluitend boeken gelezen, maar dan wel Tolstoi en Dostojevski en geen detectives!
En daarna? “Ik heb een tijdlang in het communisme geloofd, ook in Stalin. De werkelijkheid is maar al te zeer bekend. Diepe ontgoocheling. Ik ben links, maar ik geloof nu alleen nog in het op intelligente manier streven naar verbeteringen.” (tegen Bibeb)
Ze debuteerde als scenariste voor stripverhalen (Superman!) en in 1945 is een eerste kortverhaal verschenen. Ook later zou ze trouwens nog kortverhalen blijven schrijven die o.a. werden gebundeld in “Little tales of misogyny”. Bij haar gaat het bijna altijd over iemand die, zwak van karakter, door de misdaad wordt aangetrokken en er onherroepelijk aan ten gronde gaat. Al wil dat daarom nog niet zeggen dat die persoon ook effectief gestraft wordt: “Ik ben een fervent tegenstander van gevangenisstraf. Ik ben even fel tegen opsluiting als tegen de doodstraf. Mijn The Glass Cell is een aanklacht tegen het gevangenissysteem. Ik heb daarin duidelijk laten zien wat de gevolgen zijn als je een mens opsluit. (…) Vooral Break down the walls (1953) door John Bartlow Martin was een belangrijke bron. Een overtuigender veroordeling van het gevangenissysteem kan je je niet voorstellen. (…) Hier, je mag het wel van me lenen,” zegt ze tegen Bibeb. En die citeert dan de tekst op het omslag: “Rehabilitatie is een farce. In alle gevangenissen is homoseksualiteit de belangrijkste oorzaak van gevechten, steekpartijen en straffen.”
Het beste voorbeeld hiervan is het (sedert 1955) steeds terugkerende personage Tom Ripley, een kunstzinnige bon-vivant, maar ook een psychopatische moordenaar. Ripley liet ze in totaal vijf boeken opdraven. Het eerste boek waarin hij verscheen was “The Talented Mr. Ripley”. In 1960 werd dit boek verfilmd als “Plein Soleil” door René Clément met Alain Delon in de rol van Tom Ripley. In 1999 werd het boek nogmaals verfilmd door Anthony Minghella met Matt Damon als Ripley. “Ripley’s Game” werd eveneens twee keer verfilmd; in 1977 door Wim Wenders als “Der Amerikanische Freund” met Dennis Hopper in de hoofdrol en in 2002 nogmaals, nu door Liliana Cavani, met John Malkovich in de hoofdrol. Patricia Highsmith was toen al overleden (ze stierf begin februari 1995 op 74-jarige leeftijd in het Zwitserse Locarno), dus we kunnen het haar niet meer vragen, maar misschien zou ze meer tevreden geweest zijn over déze verfilming, want Dennis Hopper was voor haar “een schokkende ervaring”
Hààr ideale Ripley bleef Alain Delon, aldus Bibeb, maar ook Fred Braeckman die haar enkele jaren voor haar dood bezocht in Zwitserland: “Al meer dan dertig jaar woonde Highsmith in Europa. Eerst een tijdje in Italië, toen in Engeland, later lange tijd ten zuiden van Parijs en tenslotte in Italiaanssprekend Zwitserland, in het onooglijk kleine bergdorpje Aurigeno. Het was opvallend dat niemand haar kende in het plaatsje met nauwelijks inwoners. Ik herinner mij dat ik een krat met allerlei soorten Belgisch bier had meegebracht omdat ik gelezen had dat ze graag bier dronk. Maar het gesprek kwam helemaal niet op gang. Tot een van haar twee poezen op mijn schoot kwam zitten en ze de kat wou wegjagen. Toen ik haar vertelde dat ik dol was op katten, begon ze gemakkelijker te praten. Ze was vol lof over Europa. En niet alleen omdat haar boeken hier het meest succes hadden. Vooral de opvoeding van de mensen vond ze hier beter. Hier wisten de mensen nog iets af van de wereldgeschiedenis, van Engelse spraakkunst, van kunst. In Amerika kweekte men vakidioten.”
“Ripley Under Ground” is inmiddels ook verfilmd met deze keer Barry Pepper in de titelrol. “The Boy Who Followed Ripley” en “Ripley Under Water” zijn (nog) niet verfilmd.
In Amerika zou ze – naar eigen zeggen – niet populair zijn omdat er niet genoeg seks in haar boeken voorkomt. Tegen Bibeb: “Seksdrift als stuwende kracht is belangrijk als motief, maar ik haat seksscènes en bedscènes. Ik schrijf ze niet, lees ze niet en ik wil er niet naar kijken.” (**)
Zelf bleef ze immers haar hele leven zonder man – en op één uitzondering na ook zonder vrouw (***).
In 2004 verscheen “Beautiful Shadow, a life of Patricia Highsmith” van Andrew Wilson. De titel verwijst naar Bell Ombre, het mooie pand waarin Tom Ripley woont. Wilson komt tot de conclusie dat heel wat personages die Highsmith in haar romans opvoert ook hebben bestaan. Veel figuren zouden afsplitsingen zijn van de talrijke lesbische verhoudingen die ze dan toch zou hebben gehad. Merkwaardig is wel dat die vrouwen meestal zeer negatief worden afgebeeld. En nog merkwaardiger is wellicht dat het bijna steeds mannen zijn die een hoofdrol vertolken in haar werk. Liefst dan nog twee mannen, die eerst vrienden waren, maar later om de een of andere reden tegenover elkaar komen te staan. Zonder aan hineininterprätierung te willen doen, zou ik toch even willen wijzen op het “mannelijke” uiterlijk van de volwassen en vooral de oudere Highsmith (ze werd om haar brute onbeholpenheid zelfs ontslagen bij Vogue). Zou het kunnen dat – ondanks de mooie foto uit haar jeugd – de natuur zich van geslacht heeft vergist?

Ronny De Schepper

(*) There are at least two explanations, both Bible-related, of this title. One, from screenwriter & friend, Phyllis Nagy, is that it is a reference to Lot’s wife turning into a pillar of salt when she looks back at Sodom. A Highsmith biographer says it refers to Matthew 5:13, with its sense that adding spice to one’s life will have a cost to pay.
(**) Maar als een jong meisje was ze (zeker voor die tijd!) blijkbaar niet bang van gewaagde situaties. Daarvoor verwijs ik uiteraard naar de foto die ik op het internet heb gevonden, maar waar ik tegelijk ook mijn twijfels bij heb. Foto’s van de volwassen en zeker de oudere Patricia Highsmith bevestigen dat ze niet erg aantrekkelijk was, als ik dat zo mag stellen, en in het mooie jonge meisje kan men wel trekken onderscheiden die erop zouden kunnen wijzen dat het hier om Highsmith gaat (ongeveer op de manier zoals we in de Front National Brigitte Bardot nog een beetje het fenomeen B.B. kunnen herkennen), maar het zou net zo goed om een pedofiel kunnen gaan, die een mooi plaatje van een meisje dat “ergens heel ver” op Highsmith lijkt als een foto uit haar jeugd “verkoopt”…
(***) “Ik heb een vriendin gehad die zich plotseling tegen me keerde. Ze ging daarin heel ver. Benadeelde mij ook financieel. In zo’n geval trek ik me terug. Terugslaan is gevaarlijk.” (tegen Bibeb)

Bronnen
Bibeb, “Ik lees Len Deigton niet en Alistair MacLean vind ik het minste van het minste”, Vrij Nederland, 18 maart 1978
Fred Braeckman, Bij het overlijden van een schikgodin, De Morgen, 6 februari 1995
Jan Braet, Afkeer van Ripley, Knack, 3 juli 1991
Els Van de Perre, Minnaressen, De Morgen, 23 augustus 1991
Wikipedia

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.