Het is vandaag 110 jaar geleden dat de Amerikaanse auteur Mark Twain is overleden.
Mark Twain of Samuel Langhorne Clemens zoals zijn echte naam luidde werd geboren in Florida (Missouri) op 30 november 1835. Toen Twain vier was verhuisde het gezin naar Hannibal, een havenstad aan de Mississippi, die de inspiratie leverde voor de fictieve stad St. Petersburg in “De Avonturen van Tom Sawyer” en het daarop volgende (en meer voor volwassenen) “De Avonturen van Huckleberry Finn”.
In die tijd was Missouri een slavenstaat binnen de Unie, en de jonge Twain raakte vertrouwd met het slavernijwezen, een thema dat hij later in zijn schrijven verder uitdiepte.
In maart 1847, toen Twain 11 was, stierf zijn vader aan een longontsteking. Het jaar daarop werd hij leerling bij een drukkerij. In 1851 begon hij met het werk als letterzetter en schreef hij artikelen en humoristische verhaaltjes voor de Hannibal Journal, een krant waar zijn broer Orion eigenaar van was. Toen hij 18 was vertrok hij uit Hannibal en werkte vervolgens als drukker in New York City, Philadelphia, St. Louis en Cincinnati. Hij werd lid van de vakbond en ontwikkelde zichzelf ’s avonds in de openbare bibliotheken. Op zijn tweeëntwintigste keerde hij terug naar Missouri. Tijdens een reis naar New Orleans, stroomafwaarts over de Mississippi, maakte de loods van de stoomboot, Horace E. Bixby, Twain enthousiast voor een baan als stoombootloods; dat was een royaal betaalde baan en hieraan zou Twain uiteindelijk zijn pseudoniem ontlenen. Hij moest namelijk de diepte aangeven en dat gebeurde dan telkens met de uitroep “Mark!” En “Twain” is natuurlijk een oudere vorm van “two”. Dus eigenlijk betekent het: twee vadem diep, een diepte die “veilig water” aangaf voor de boten. In “Life on the Mississippi” schreef Twain dat de naam eigenlijk afkomstig was van Captain Isaiah Sellers, die overleed op het moment dat Twain juist op zoek was naar een pseudoniem. Bij Twains versie van het verhaal met betrekking tot zijn nom de plume zijn vraagtekens gezet door zijn biograaf George Williams III, de krant de Territorial Enterprise en Paul Fatout van de Purdue Universiteit, die beweren dat “Mark Twain” verwijst naar het lijstje waarop werd afgetekend wat Twain op de pof dronk in John Pipers bar in Virginia City (Nevada).
Hij bleef op de rivier werken en diende als loods tot in 1861 de Amerikaanse Burgeroorlog uitbrak en het verkeer over de Mississippi beperkt werd. Hoewel Twain tijdens de burgeroorlog afzijdig bleef, werden zijn ideeën, naarmate hij ouder werd, radicaler. Hij onderkende dat zijn ideeën in de loop van zijn leven veranderden en zich ontwikkelden. Hij verwees daarbij naar een van zijn lievelingsboeken, namelijk Carlyle’s “De Franse Revolutie”.
Na het einde van de Burgeroorlog reisde Twain naar San Francisco, Californië, waar hij zijn werk als journalist voortzette en lezingen begon te geven. Twain ontmoette Charles Langdon, die hem een foto liet zien van zijn zuster Olivia; Twain beweerde dat het liefde op het eerste gezicht was (ze had een handicap, maar dat was allicht niet op de foto te zien en zou hun geluk ook niet in de weg staan). In 1868 maakten ze kennis met elkaar, verloofden zich een jaar later en trouwden in februari 1870 in Elmira, New York. Zij kwam uit een “rijke maar liberale familie,” en via haar maakt hij kennis met voorvechters van de afschaffing van de slavernij, “socialisten, principiële atheïsten en actievoerders voor vrouwenrechten en maatschappelijke gelijkheid”, waaronder Harriet Beecher Stowe, Frederick Douglass en de utopische socialist William Dean Howells.
Het paar woonde van 1869 tot 1871 in Buffalo, New York. Twain had een zakelijk belang in de Buffalo Express, en werkte als redacteur en schrijver. Hun zoon Langdon stierf toen hij 19 maanden was aan difterie. In 1871 verhuisde Twain met zijn gezin naar Hartford, Connecticut, waar hij in 1873 begon met de bouw van een huis voor hen, dat in 1927 door plaatselijke bewonderaars van de sloop werd gered en uiteindelijk een museum werd, dat aan hem is gewijd. Daar schonk Olivia het leven aan drie dochters: Susy (1872-1896), Clara (1874-1962) en Jean (1880-1909).
In 1876 schreef hij “Tom Sawyer”. Becky Thatcher is het vrouwelijke hoofdpersonage in “Tom Sawyer” (het is het meisje waarop Tom verliefd is) en een zekere Henry Brown heeft daar een blues over geschreven, die is verschenen op de Storyville-LP “Barrelhouse Blues & Boogie Woogie, vol.2” uit 1966. Voor wie (net als mij) hierin geïnteresseerd is: als je die elpee kan te pakken krijgen, laat dat dan niet na. Buiten nog een tweede nummer van die (mij voor de rest onbekende) Henry Brown (wellicht de B-kant van het singeltje van destijds) staat er immers ook nog werk op van Champion Jack Dupree en Memphis Slim. Ook de Blommenkinders hebben overigens ooit een luisterspelversie opgenomen van “Tom Sawyer”, maar je zal daarvoor op de desbetreffende pagina moeten gaan kijken, om het peil van deze bijdrage over Mark Twain niet te zeer naar beneden te halen…
Vanaf 1901 tot zijn overlijden in 1910, was Twain vicepresident van de Amerikaanse Anti-imperialistische Bond, die zich verzette tegen de annexatie van de Filipijnen door de VS en “tienduizenden leden” had. Voor de organisatie schreef hij vele politieke pamfletten. In de New York Herald van 15 oktober 1900 beschrijft hij zijn ommekeer en politieke ontwaken, naar aanleiding van de Filipijns-Amerikaanse Oorlog: “Ik wilde (oorspronkelijk) dat de Amerikaanse adelaar schreeuwend de Grote Oceaan overvloog (…) Waarom zou hij zijn vleugels niet uitspreiden over de Filipijnen, vroeg ik mij af? (…) Ik zei tegen mijzelf: daar is een volk dat drie eeuwen geleden heeft. Wij kunnen hen net zo vrij maken als wijzelf, hen een regering en land geven voor henzelf, in de Pacific een miniatuur van de Amerikaanse Grondwet in gang zetten en een splinternieuwe republiek opstarten, die haar plaats kan innemen onder de vrije landen van de wereld. Het leek mij een grote taak die wij op ons hadden genomen. Maar sindsdien heb ik wat verder nagedacht en zorgvuldig het Verdrag van Parijs [dat eindigde met de Spaans-Amerikaanse Oorlog] gelezen en ik heb gezien dat het niet onze bedoeling is om het volk van de Filipijnen te bevrijden, maar te onderwerpen. Wij zijn daar naartoe gegaan om te veroveren, niet te bevrijden. Volgens mij zou het ons genoegen en plicht moeten zijn om die mensen vrij te maken, en hen op hun eigen manier met hun eigen binnenlandse problemen om te laten gaan. En dus ben ik een anti-imperialist. Ik verzet mij ertegen dat de adelaar zijn klauwen in enig ander land zet.”
“Het Incident op de Filipijnen”, postuum gepubliceerd in 1924, was een reactie op het Moro-Krater Bloedbad, waarbij zeshonderd Moro’s werden afgeslacht. Veel van zijn veronachtzaamde en niet eerder gebundelde geschriften over anti-imperialisme verschenen pas in 1992 voor het eerst in boekvorm.
Twain stond eveneens kritisch tegenover het imperialisme van andere landen. In “Following the Equator” geeft Twain uitdrukking aan zijn “afkeer en veroordeling van elk soort imperialisme”. Hij stond uiterst kritisch tegenover het Europese imperialisme, met name dat van Cecil Rhodes, die zorgde voor een enorme expansie van het Britse Rijk, en van Leopold II, koning van de Belgen. “King Leopold’s Soliloquy” (Koning Leopolds Alleenspraak) is een bijtende politieke satire over zijn privé-kolonie, de Vrijstaat Congo. Verslagen van excessieve uitbuiting en waanzinnige misstanden leidden in de eerste jaren van de 20e eeuw tot wijdverspreide internationale protesten, aantoonbaar de eerste grootschalige mensenrechten-beweging. In de alleenspraak beweert de koning, zogenaamd, dat het brengen van het Christendom naar het land opweegt tegen een beetje hongersnood. Leopolds rubbertappers werden gemarteld, verminkt en afgeslacht tot aan de eeuwwisseling, toen het geweten van de Westerse wereld Brussel dwong om daar een einde aan te maken.
Twains vrijzinnige ideeën over ras, strekten zich niet uit tot de oorspronkelijke Amerikanen, zijnde dus de indianen. Over hen schreef Twain in 1870: “Zijn hart is een beerput van leugens, bedrog en lage en duivelse instincten. Voor hem is dankbaarheid een onbekende emotie; en als je iets aardigs voor hem doet, is het het veiligst om hem aan te blijven kijken, want anders krijg je als dank een pijl in je rug. Een gunst van hem aanvaarden is een schuld op je nemen, die je nooit naar zijn tevredenheid kunt terugbetalen, al ga je er zelf aan failliet als je het probeert. Het schuim der aarde!” Deze uitval is zo “out of character” wat Twain betreft, dat het bijna niet anders kan dan dat dit teruggaat op een persoonlijk voorval in Twains leven. Maar dan nog is het verwonderlijk dat een intelligent mens zoals hij dergelijke racistische praat uitslaat natuurlijk! (Ik meen me te herinneren dat Injoe Joe in “Tom Sawyer” toch ook wel een zeer negatief personage was.)
Tijdens zijn leven was Twain bevriend met presidenten, kunstenaars, industriëlen en Europese koningshuizen en genoot hij een enorme populariteit bij het publiek. Hij maakte verscheidene reizen naar Europa, o.a. in 1907 toen de Universiteit van Oxford hem een eredoctoraat in de letteren toekende. Daarbij droeg hij telkens een hagelwit pak: “life is showbusiness” was zijn motto.
Twain overleefde Jean en Susy. Hij maakte een ernstige depressie door, die in 1869 begon toen zijn lievelingsdochter Susy overleed aan een meningitis. De dood van Olivia in 1904 en het overlijden van Jean op 24 december 1909 verergerden zijn neerslachtigheid. Toch verloor hij zijn cynische humor niet. Zo zou hij op een bepaald moment geruchten over zijn dood hebben tegengesproken met “Rumors of my death have been greatly exaggerated”. Tom Cruise herneemt deze uitspraak min of meer (“mildly” i.p.v. “greatly”) in de film “Vanilla Sky”.
Er wordt verteld dat Twain in 1909 de woorden sprak: “Ik kwam in 1835 samen binnen met de Komeet Halley. Volgend jaar komt hij terug en ik verwacht dat ik daarmee samen weer vertrek. Het zal de grootste teleurstelling van mijn leven zijn als ik niet samen met de Komeet Halley wegga. De Almachtige heeft ongetwijfeld gezegd: ‘Dat zijn een stelletje van die onberekenbare zonderlingen; ze kwamen samen, ze moeten samen vertrekken’.”
Zijn voorspelling klopte: Twain stierf op 21 april 1910 aan een hartaanval in Redding, Connecticut, één dag voordat de komeet de aarde het dichtst genaderd was. Twain stond het grootste gedeelte van zijn latere leven kritisch tegenover de georganiseerde godsdienst, toch werd Twains rouwdienst gehouden in de “Old Brick,” een Presbyteriaanse kerk in New York. Na zijn dood hield zijn familie gedeelten van zijn geschriften achter, met name die “oneerbiedig” jegens de traditionele godsdienst waren, speciaal de “Letters from the Earth” (Brieven geschreven vanaf de Aarde), dat pas werd gepubliceerd nadat zijn dochter Clara in 1962 haar standpunt had gewijzigd, als reactie op, wat zij dan noemde “Sovjetpropaganda over het achterhouden ervan”…