Ik ben op dit moment “De zwanen van Stonehenge” aan het lezen van Hubert Lampo. Het is een tweede poging, want de eerste keer heb ik het weggelegd als zijnde te saai. Nu probeer ik vol te houden, al blijf ik het (merkwaardig genoeg voor een populaire romanauteur) slecht geschreven vinden. Maar de inhoud interesseert me wel en daarom doe ik mijn best…
Ook irritant is dat Lampo de gewoonte heeft om bladzijden lang door te emmeren over zijn eigen boeken. Vooral “De komst van Joachim Stiller” is uiteraard “Gefundenes Fressen” in een boek over het magisch-realisme (*), maar aan “Terugkeer naar Atlantis” gaat hij verdacht vlug voorbij. Dat is voor mij wel dubbel jammer, want ik heb het boek meer dan vijftig jaar geleden gelezen en ben mijn exemplaar ondertussen kwijt geraakt nadat ik het in mijn onderwijsperiode heb uitgeleend aan een leerling en nooit meer heb teruggezien (jaja, zo gaat dat in het onderwijs…). Mij dan maar toch chatgpt gewend, het antwoord was deze keer echter niet echt bevredigend, maar kijk, op die manier heb ik nog een “recensie” uit mijn jeugd teruggevonden. (En “recensie” verdient wel degelijk tussen aanhalingstekens te staan, want ze is zo slecht geschreven dat ik ze niet eens kon corrigeren, aangezien ik vele zinnen zelfs niet meer begreep.)
Alhoewel de titel het omgekeerde doet vermoeden, keerde Hubert Lampo na een aantal historisch geïnspireerde romans in 1953 met Terugkeer naar Atlantis terug naar zijn roots in Antwerpen. Een halve eeuw later zouden Terugkeer naar Atlantis, De Komst van Joachim Stiller en Een geur van sandelhout trouwens worden gebundeld onder de titel De Antwerpse romans.
De “armendokter” Dewandelaer (de ik-persoon) komt, wanneer hij de dood van zijn moeder gaat aangeven, tot de constatatie dat zijn vader niet dood is, maar in mysterieuze omstandigheden verdwenen. Een oud-medestudent, nu procureur, wil hem wel helpen in het onderzoek naar de beweegreden. Zijn vrouw, die Dewandelaer ook in negatieve omstandigheden in het studentenmilieu heeft ontmoet, tracht de veertigjarige vrijgezel te verleiden, om op die manier te bewerken dat hij haar van een kind, dat niet van haar man is, zou verlossen. Hij weigert echter.
Op zolder treft hij een aantal boeken van zijn vader aan, die alle handelen over Atlantis. De oude schipper Jonas weet de dokter te vertellen dat zijn vader steevast in het bestaan van zo’n utopisch land geloofde. Een vrouw heeft ondertussen getracht zich te verdrinken. Zij werd bijtijds bovengehaald en herstelt bij de dokter. Ze lijdt aan geheugenverlies, maar het is duidelijk dat zij verslaafd is geweest aan morfine.
Jones vertelt de dokter over de betrekking tussen diens vader en een vrouw van lichte zeden. De gelijkenis met de dochter van deze vrouw is opvallend. De dokter herinnert zich nu ook het meisje Eveline (zijn jeugdliefde) en moet de feiten toegeven. Eveline heeft het gesprek afgeluisterd en loopt weg, omdat hun liefde nu onmogelijk is geworden. Zij pleegt zelfmoord door zich onder een trein te werpen.
Ronny De Schepper
(*) Zeer merkwaardig vind ik dat Lampo aan Daisne “verwijt” (hij bedoelt het niet als verwijt, maar zo komt het wel over) dat deze “romantisch” magisch-realistische boeken zou schrijven. Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar zijn eigen werken beschouwt hij dan allicht als “klassiek” magisch-realisme. Merkwaardig, zeg ik, want ik heb al die jaren (en dat is ondertussen toch al meer dan een halve eeuw) precies het omgekeerde gedacht. Toegegeven, dat is dan onder invloed van mijn ondertussen helaas overleden vriend Johan de Belie, die een die-hard Daisne-fan was…

