In 1955 wordt “De sprong der paarden en de zoete zee” gepubliceerd, een novelle van Harry Mulisch, waarin een poging wordt gedaan om een oude mythe een hedendaagse zin te geven.
De hoofdfiguur Gustaaf Naegelhout is een dertienjarige jongen die verliefd wordt op een blond meisje, Bessie. Die liefde mislukt en toch wordt hij op die manier de geestelijke vader van de mythologie van Schokland, een eiland in de vroegere Zuiderzee (nu Noordoostpolder), dat reeds sedert 1859 op last van de regering ontruimd was omwille van het gevaar voor de bewoners.
Het relaas van die mislukte liefde keert tot vier maal terug:
1.De versie van Harry Mulisch (geschreven): een logisch, chronologisch relaas (p.5-16a).
2.De versie van Gustaaf Naegelhout (geschreven): een verward, experimenteel verslag over wat hij heeft meegemaakt (p.16b-18a).
3.De versie van Ubbe Joziasse (verteld): een primitief volks verhaal dat heel sterk vertekend is (p.18b-23a).
4.De versie van Gnodde Joziasse (verteld): een mythologisch verhaal, waarbij hij de werkelijke feiten onbewust een diepere dimensie geeft (p.23b-31).
Aldus de ontleding van Anton van Wilderode in de Retorica destijds.
Mulisch schreef, zeker in de jaren vijftig, vanuit de mythe. De psychologische roman had voor hem afgedaan. De mythe is de verbeelding van het leven en om die reden universeel. Mensen herkennen in de mythe of een sprookje gebeurtenissen die ook in hun eigen leven spelen. Die herkenning verzoent hen met het vaak zo onbegrijpelijke leven of ‘het lot’. Zo kan een kind dat op school wordt gepest, troost putten uit het sprookje Het lelijke eendje van Hans Christian Andersen, en hopen dat het eens een zwaan zal worden. Bij Mulisch kan een dertienjarige jongen op die manier uitgroeien tot de geestelijke vader van de mythologie van Schokland. De ongelukkige liefde van een schooljongen voor een onbereikbaar meisje wordt getransformeerd tot de mythe van de halfgod Beinar en zijn onmogelijke liefde voor de godin van de zee.
De novelle werd in oktober 1955 uitgegeven bij De Beuk, Amsterdam. Vervolgens werd het verhaal in 1957 opgenomen in de verhalenbundel De versierde mens. In 1964 bracht uitgeverij Meulenhoff een speciale schooluitgave uit van het boek in de serie “Cahiers voor Letterkunde voor het Voortgezet Onderwijs” (dit is de uitgave die wij bij van Wilderode hebben gebruikt. In 1977 werd het opgenomen in de verhalenbundel De verzamelde verhalen 1947-1977. In 1982 werd het opgenomen in de verhalenbundel Symmetrie (Bulkboek).