Schrijfster Maria Rosseels is twintig jaar geleden op 88-jarige leeftijd overleden. Rosseels was vooral bekend voor haar boek ‘Dood van een non’ en ontving in 1984 de staatsprijs voor haar carrière. In het VRT-archief vond ik een foto waarin ze door de Pinewoodstudio’s in Londen wandelt, ter gelegenheid van de nieuwe James Bondfilm “Goldfinger”, “de knapste, best geklede, intelligentste, brutaalste, meest beminnenswaardige van alle mannenexemplaren, het soort van man waar vrouwen voor in zwijm vallen, schijnt het…” In cauda venenum.

Rosseels was van 1947 tot 1976 journaliste bij De Standaard. Ze verzorgde er de vrouwenpagina en leidde tientallen jaren lang de filmrubriek. Rosseels verwierf grote bekendheid als filmcritica en schreef in een persoonlijke stijl. Zij was bevriend met Lode De Pooter van De Rode Vaan, maar weigerde toch een interview toen ik haar daar in de kerstperiode om verzocht.

Daarnaast bouwde Rosseels een literair oeuvre op. Dat omvat onder meer de trilogie ‘Elisabeth’ (1953) en ‘De Dood van een Non’ (1961), een roman die in 1975 werd verfilmd. Het zoeken naar God en de problemen van de gelovige christen in de moderne wereld zijn immers belangrijke thema’s in haar werk. Maar in 1957 had Rosseels ook al een geschiedenis van de vrouwenstrijd met zevenmijlslaarzen gepubliceerd, met als provocerende titel Het woord te voeren past den man. En nog vóór “Dood van een non” had ze een reeks artikelen geschreven over misstanden in vrouwenkloosters. Toen, in 1960, kreeg ze de spreekwoordelijke “slag met de kromstaf” en werd de reeks Moderne nonnen gevraagd van hogerhand (kardinaal Van Roey himself) stopgezet.

In ’67 voerde ze diepgravende Gesprekken met gelovigen en niet-gelovigen, interviews die ook in boekvorm verschenen. Daar kreeg ze de literaire prijs van de stad Aalst voor. Maar de krant Vooruit schreeuwde moord en brand, omdat ze de interviews met katholieken voor het laatst had bewaard, als een soort orgelpunt als het ware. Vooruit noemde dat “reactionair, demagogisch en gevaarlijk”. Waarop dan weer Louis Paul Boon reageerde, die in de jury van de prijs zat en zelf ook geïnterviewd werd door Rosseels. Boontje schreef in dezélfde krant Vooruit: “Ik ben geen gelovige, ik ben geen ongelovige, ik ben zelfs niet eens een twijfelaar. Het kan me gewoon niet schelen.” Hij blikt tevreden terug op het gesprek met Maria Rosseels, samen in de huiskamer, die mooie namiddag met wat herfstzon door het raam. “Dat geeft zin en betekenis aan het leven: dat wij het leven aanvaarden en het zo schoon en zo goed mogelijk trachten te maken, allebei, zowel Maria als Boontje.”   

Volgens Christine Bonneure, op wier website ik bovenstaande anekdotes heb gehaald, vond Maria Rosseels “Dood van een non” of “Ik was een kristen” niet haar beste boeken, maar wel Wacht niet op de morgen. “Daarin gaat ze nog veel verder met haar nadruk op religieuze tolerantie, haar afkeer van radicalisering en haar aanklacht tegen het machtsmonopolie en -misbruik van de kerk,” aldus Bonneure.

“Rosseels noemde haar werk zelf geen literatuur,“ gaat ze verder. En ze besluit: “Het zijn ideeënromans, waar de personages vaak als vehikels voor die ideeën moeten dienen.”

Ronny De Schepper

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.