Dertig jaar geleden ging de nieuwste avondvullende productie van het Ballet van Vlaanderen in première: “La fille mal gardée” (de “slecht bewaakte dochter”). Jammer genoeg heb ik geen foto van de voorstelling (en het programmaboek ligt op onze boekenzolder in Dendermonde), zodat u het met het voorhang van een voorstelling in Londen moet stellen…
Aangezien “La fille mal gardée” werd gecreëerd in 1789 in Bordeaux (in Parijs had men dat jaar wel iets anders te doen) door Jean Dauberval (1742-1806), geldt het vaak als het eerste van de grote “romantische” balletten. Het verhaaltje: Lise, de dochter van de rijke boerin Marceline, een weduwe, moet van haar moeder met Nicaise trouwen, de zoon van een vermogende wijnboer. Maar Nicaise is niet bepaald de slimste thuis en Lise ziet dan ook veel meer in de jonge boer Colin. Marceline denkt dit te beletten door haar dochter op te sluiten, maar heeft wel over het hoofd gezien dat Colin zich reeds in de kamer had verborgen. Ze bereikt dus net het omgekeerde dan wat ze beoogde, maar legt zich grootmoedig neer bij haar nederlaag.
Nu is dit een cliché-verhaaltje, maar in die tijd was het redelijk revolutionair. Dauberval stond zelf bekend als een danser die de meest gekke toeren durfde uit te halen op het podium en daarom moest hij wel één van de eersten zijn om een komisch ballet te schrijven. En gezien de tijdsgeest werd het ook een ballet over gewone mensen en zeker niet over de adel. Danstechnisch stelt het bovendien extreem hoge eisen. De rol van Marceline wordt gespeeld door wat men dan noemt een “karakterdanser” en wat hier concreet betekent dat Jan Vandeloo weer met een kluitje in het riet wordt gestuurd.
Wie de oorspronkelijke componist van het werk was, weet men niet. Waarschijnlijk de eerste violist van het orkest in Bordeaux. Nu danst men meestal op de partituur die Ferdinand Hérold in 1828 voor de uitvoeringen in de Parijse opera realiseerde. Dertig jaar later schreef Ludwig Hertel een nieuwe partituur die vooral in Amerika en Rusland wordt gebruikt, maar die van mindere kwaliteit is. Het Ballet van Vlaanderen danst op een combinatie van beiden, zoals die door Jean-Michel Damase werd gerealiseerd voor de choreografie van Joseph Lazzini.
Lazzini wordt over het algemeen beschouwd als de derde grootste hedendaagse Franse choreograaf (na Béjart en Petit). Hij had de rechten voor dit ballet reeds in 1952 op 18-jarige leeftijd met zijn eigen spaarcenten gekocht, maar toen hij in 1960 de muziek naar Engeland opstuurde, maakte Ashton ervan een bewerking (samen met alweer componist John Lanchbery), die uiteindelijk die van Lazzini in de schaduw zou stellen tot vijf jaar geleden Noerejev met zijn bewerking voor de Parijse opera uitpakte.
Lazzini zou zelf voor een maand naar Antwerpen komen, maar uiteindelijk werd de klus grotendeels door zijn vrouw geklaard. Roger Bernard was uiteraard weer verantwoordelijk voor decors en kostuums. Die oubollige toestanden zijn hem immers op het oude lijf geschreven.
De titelrol in “La fille mal gardée” werd afwisselend gedanst door Aysem Sunal (met Eric Frédéric) en Xiomara Reyes (met Rinat Imaev). Twee jaar eerder zou dit ongetwijfeld Dawn Fay geweest zijn, maar deze was pas terug van weggeweest en moest met een kleinere rol vrede nemen.
Ronny De Schepper