Vandaag is het 75 jaar geleden dat de twaalfde langspeeltekenfilm van Walt Disney in première ging, namelijk “Cinderella” (“Assepoester”)…
Tijdens de Tweede Wereldoorlog haalde Walt Disney een aantal overheidsopdrachten binnen, zoals “The New Spirit” (die de Amerikanen moest aanzetten hun belastingen te betalen) en “Der Fuehrer’s Face”, waarin Donald Duck een Hitler-parodie neerzet.
Daarop volgde echter het paternalistische “Song of the South” (weer een mengeling van tekenfilm en “live action”, maar er valt weinig “action” te zien!), dat flopte en mede door de oorlogsomstandigheden geraakt de studio in moeilijkheden. Zelfs “The three caballeros” (1945) kon de studio niet uit de financiële moeilijkheden halen.
Toen Walt Disney eind jaren veertig na de oorlog de middelen had om terug te keren naar volledige animatie, twijfelde hij of ze eerst Cinderella dan wel Alice in Wonderland moesten uitbrengen en besloot uiteindelijk om twee animatieteams die aan elke film werkten met elkaar te laten concurreren om niet alleen te zien wie als eerste klaar zou zijn, maar ook wie het beste werk zou leveren. Zoals bleek, kwam “Cinderella” als eerste uit en werd uitgebracht in 1950, terwijl “Alice” pas het jaar daarop werd uitgebracht. Cinderella kreeg overweldigende lovende kritieken en veel internationale filmonderscheidingen, waaronder drie Academy Award-nominaties. De film werd ook de op twee na meest succesvolle film van 1950, na respectievelijk The Mines of King Salomon en de Academy Award-winnende All About Eve.
De winst van de release, met de extra winst van platenverkoop, muziekuitgeverij, publicaties en andere merchandise, gaf Disney de cashflow om een reeks producties (animatie en live-action) te financieren, zijn eigen distributiebedrijf op te richten, een televisieproductie te starten en te beginnen met de bouw van Disneyland. Net als Assepoester zelf, had de Walt Disney Studios zijn eigen verhaal van armoede naar rijkdom, wat hem uiteindelijk na jaren van tegenslag weer groot en bekend maakte. De film wordt gezien als zowel een einde als een begin voor verschillende tijdperken van de Disney-animatiestudio. De jaren dertig en begin jaren veertig produceerden de meeste door critici geprezen Disney-animatiefilms, vaak baanbrekend en experimenteel van aard, hoewel verschillende ervan commerciële flops waren. De rest van de jaren veertig omvatte de release van goedkopere pakketfilms, films bestaande uit verschillende korte films samengevoegd tot één. “Assepoester” was aantoonbaar het laatste product van Disney’s “gouden eeuw” en was de eerste van een nieuwe reeks weelderig geproduceerde volledige speelfilms. De Disney-animatiefilms van de jaren vijftig waren over het algemeen minder artistiek en experimenteel, maar eerder commercieel van aard. De meeste van hen waren kaskrakers, maar hun kritische evaluatie plaatst ze vaak onder hun voorgangers. “Assepoester” is gemaakt op het snijpunt tussen de twee tijdperken en is representatief voor beide tijdperken.
De decors van “Assepoester” zijn minder spectaculair dan in “Sneeuwwitje” en “Pinocchio” (wat allicht toe te schrijven is aan het feit dat specialist-tekenaar Albert Hunter een paar jaar eerder was overleden), maar juist dààrdoor krijgt “Assepoester” een lichtere toets, wat ook beter past bij het verhaaltje. De muziek van “Cinderella” is niet van Gioacchino Rossini, maar van Paul J.Smith en Oliver Wallace (zij het dat deze daarvoor de credits niet krijgen).
Walt Disney wendde zich voor het eerst tot de songschrijvers van “Tin Pan Alley” om de liedjes te schrijven. Dit zou later een terugkerend gegeven worden in Disney-animatie. Tin Pan Alley is een verzamelnaam voor muziekuitgevers en songwriters uit New York City. De informele groep was gevestigd in West 28th Street tussen Fifth en Sixth Avenue in Manhattan. Enkele leiders van de muziekindustrie vestigden daar in de jaren 1880 kantoren en het gebied bleef tot in de jaren 1950 een mijlpaal in de industrie.
Het nummer “Bibbidi-Bobbidi-Boo” wordt beschouwd als het meest memorabele nummer van de film. Het werd in 1948 geschreven als een novelty-nummer door Al Hoffman, Mack David en Jerry Livingston. Het werd een hitsingle in 1949, met opvallende covers van Perry Como, de Fontane Sisters, Jo Stafford, Gordon MacRae en Dinah Shore.
Dinah Shore en Deanna Durbin werden overwogen voor de stemrollen van Assepoester, maar nadat Walt Disney demo-opnames van de filmmuziek van bigbandzangeres Ilene Woods had gehoord, werd de relatief onbekende Woods (die vóór ‘Cinderella’ slechts één keer in een film te zien was) gecast voor de titelrol.
Aan het verhaal van Charles Perrault is trouwens een leuke anekdote verbonden. Bij hem gaat het immers om “une pantoufle de vair” en een “vair” is een klein grijs eekhoorntje. De Disney-vertalers hebben daar al dan niet opzettelijk “une pantoufle de verre” van gemaakt, het fameuze glazen schoentje dus. Het mag dan nog een uitstekend beeld geven van de “breekbare” schoonheid van het hoofdpersonage, een glazen schoen is natuurlijk tegelijk een surreëel gegeven.
Anderzijds is het misschien wel een moedwillige vertaalfout omdat men zich in een Disneyfilm moeilijk kan voorstellen dat het uiteindelijk allemaal draait om een schoentje gemaakt uit zo’n lief diertje als een eekhoorn. Chip & Dale zouden er alvast niet mee kunnen lachen! Ik kan me geen eekhoorntjes herinneren die een rol van belang spelen in “Cendrillon”, maar de leuke muisjes die zozeer moeten afrekenen met de valse kat Lucifer komen toch wel dicht genoeg in de nabijheid om elke referentie aan een dierlijk schoentje achterwege te laten!
Het scenario van Disney is dus gebaseerd op het sprookje van Charles Perrault waar op het einde in het midden wordt gelaten wat er eigenlijk met de stiefzusters en de stiefmoeder gebeurt. In de opera van Rossini worden zij vergeven en mogen op het einde mee dansen op het bal. Dat is bij de gebroeders Grimm wel enigszins anders: de stiefzussen zijn wel degelijk aanwezig op de bruiloft, omdat ze willen profiteren van het geluk van Assepoester, maar duiven pikken de twee valse zusters hun beide ogen uit, waardoor ze levenslang voor hun valsheid zijn gestraft met blindheid. Er bestaat ook nog een versie waarbij zowel de stiefzussen als de stiefmoeder op het bal gloeiend hete gouden schoenen moeten aantrekken en daarmee dansen tot ze doodvallen.
De drie broers en zussen, Assepoester, Anastasia en Drizella, worden beschreven als vertegenwoordigers van het “Blonde, Brunette, Roodharige”-trope (*), een relatief veelvoorkomende afbeelding van vrouwelijke trio’s (bijv. K3). Assepoester wordt afgebeeld als blond of aardbeiblond, Drizella is een brunette en Anastasia is een roodharige. Volgens Marc Davis, een van de regisseurs-animators, werd ten minste 90% van de film gedaan als live-actionmodel vóór de animatie. Danser Ward Ellis was het live-actionmodel voor Prince Charming. Het live-actionmodel van Assepoester was actrice Helene Stanley, hoewel een deel van de styling en maniertjes van het personage werden beïnvloed door stemactrice Ilene Woods. Stanley was ook het live-actionmodel voor Assepoesters stiefzus Anastasia Tremaine. Eleanor Audley, de stem en het live-actionmodel van Lady Tremaine, zou later terugkeren naar de Walt Disney Studios om de stem en het live-actionmodel te verzorgen van een andere slechterik, die in een andere klasse van de ultieme Disney-slechteriken speelt: Maleficent in “Sleeping Beauty” (1959).
Ronny De Schepper
(*) Een trope is een tool die je tot je beschikking hebt wanneer je binnen je verhaal herkenbaarheid wil creëren voor je lezers. Lezers houden er meestal van als ze zich kunnen verplaatsen in je personages.
Dag Ronny, ik maak een presentatie in het Spaans (ik volg de 4de klas Spaans) over het “canto general” van Neruda en het “canto general” van Theodorakis. Ik heb het CG van Mikis zelf live in Aalst in 1988 beleefd. Maar welk concert kwam Theodorakis in November 1986 in Brugge spelen? Volgens de kranten in 1988 was het in Aalst de Belgische premiere van het “canto general”? Klopt dat ? Dit is belangrijk voor mijn werk. Met dank voor uw respons.
Philip Henrion, Lokeren.
LikeGeliked door 2 people
Of Aalst werkelijk de première van de “Canto General” in België had, durf ik niet beweren (was er niet al eens een voorstelling in Vorst-Nationaal?), maar in Brugge stond zeker NIET de “Canto General” op het programma. Dat was wat men noemt een “mixed bill” (een gemengd programma).
LikeLike