Het is vandaag precies 55 jaar geleden dat “Sugar Sugar” van The Archies op nummer één stond. Althans in de Verenigde Staten. Toevallig is het wel ook exact 55 jaar geleden dat het nummer de Vlaamse ultratop 30 binnen kwam. Het zou ook bij ons op nummer één geraken (op 25 oktober) en daar zeven weken blijven staan.
“Sugar, Sugar” werd geproduceerd door Jeff Barry en het nummer werd oorspronkelijk uitgebracht op het album Everything’s Archie. Het album is het product van een groep studiomuzikanten onder leiding van Don Kirshner (Ron Frangipane – keyboards; Gary Chester – drums; Joe Mack AKA Joey Macho – bas; Dave Appell en Sal DiTroia – gitaar). De leadvocals van Ron Dante werden ondersteund door die van Toni Wine en Andy Kim.
Bij de eerste release liet Kirshner promotiemensen het nummer spelen voor leidinggevenden van radiostations zonder hen de naam van de groep te vertellen (vanwege de teleurstellende hitlijstprestatie van de vorige single van de Archies, “Feelin’ So Good (Skooby-Doo)”, die slechts nummer 53 bereikte in de Billboard Hot 100-hitlijsten). Pas nadat de meeste dj’s het nummer leuk vonden, werd hen verteld dat het werd uitgevoerd door een tekenfilmgroep.
Verschillende bronnen hebben verklaard dat het nummer oorspronkelijk was aangeboden aan The Monkees, hoewel songwriters Barry en Kim dit ontkennen. Kirshner heeft gezegd dat Mike Nesmith zijn vuist door de muur van het Beverly Hills Hotel sloeg toen hij weigerde “Sugar, Sugar” te doen. Dit incident vond echter plaats begin 1967 en “Sugar, Sugar” werd begin 1969 geschreven, aldus Wikipedia .
De waarheid ligt zoals gewoonlijk ergens in het midden. Het is waar dat het incident met Monkee Mike Nesmith niets te maken had met deze single, maar wél met de spanningen die eraan voorafgingen. Er werden zoveel en zo snel afleveringen van “Meet the Monkees” opgenomen dat de groep geen tijd had om aan musiceren te denken. Daarom werden de songwriters van Don Kirschner ingeschakeld (Neil Diamond, Goffin & King, Mann & Weill, Boyce & Hart) om een aantal hits te schrijven die werden gespeeld door bekende studiomuzikanten zoals Glen Campbell, Leon Russell en Hal Blaine. De Monkees moesten niets anders doen dan er de vocalen aan toe te voegen. Dit was niet naar de zin van de twee muzikanten bij de groep (Peter Tork en vooral Michael Nesmith). Zij wilden per se hun eigen nummers spelen, maar die flopten natuurlijk enorm. Waarop Kirschner zo boos was dat hij het volgende nummer dat voor The Monkees was bestemd, “Sugar Sugar”, liet uitbrengen onder de naam van een tekenfilmserie, The Archies.
Althans nu moet ik ook die versie herzien, nu ik lees dat “Sugar Sugar” niet het eerste nummer was van The Archies. Dat zou dan dat geflopte “Feelin’ So Good (S.k.o.o.b.y-D.o.o.)” zijn. Maar goed, we kunnen dus wel met zekerheid stellen dat de fictieve Archies wel degelijk de opvolger zijn van de reële Monkees.
“Sugar Sugar” was ook het eerste of althans één van de eerste nummers van een genre dat de benaming “bubblegum” meekreeg.
Bubblegum (letterlijk: kauwgom) is een Amerikaanse muziekstijl in de popmuziek die eind jaren zestig tot begin jaren zeventig populair was. Het was een mengeling van garagerock en Monkees-achtige teenyboppermuziek: begeleiding door een elektronisch orgel of hammondorgel, handgeklap, doowopachtige achtergrondzang, simpele refreinen en gitaarakkoorden en een op de jerk gebaseerd ritme. Soms zijn er invloeden vanuit de psychedelische muziek en noemt men deze substroming psychedelische bubblegum. De term bubblegum is beladen, zeker Europese artiesten die zelf eigenlijk ook bubblegum maakten, gebruikten voor zichzelf deze term absoluut niet omdat hij kinderachtig zou zijn. Bob Geldof is daarvan een voorbeeld op het ogenblik dat ik hem confronteer met het feit dat zijn eerste nummer na zijn Live Aid-project opnieuw een nummer met een Grote Boodschap is: “The world is calling”.
Bob Geldof: Ja, ik zit daar ook mee in mijn maag. Maar het is écht het beste nummer van de elpee om als single te verschijnen. Het is zeker niet de bedoeling geweest om weer de “Do they know it’s Christmas”-toer op te gaan. Ik had net zo goed “Yummy yummy yummy I got love in my tummy” kunnen zingen. (Naar een bekend bubblegum-nummer van Ohio Express.)
Het nummer Green tambourine van Amerikaanse groep The Lemon Pipers uit 1967 wordt beschouwd als de doorbraak voor dit genre, maar Hanky panky van Tommy James and the Shondells was al een hit in 1966. Dit zijn alleszins twee voorbeelden van psychedelische bubblegum (van Tommy James nog meer zijn Crimson and Clover). Voorbeelden van echt simpele bubblegum zijn Simon says van 1910 Fruitgum Co., Sugar sugar van The Archies en Dizzy van Tommy Roe. Opmerkelijk is het grote aantal one-hit wonders dat dit genre heeft voortgebracht. Bekende producers in de bubblegum is het duo Jerry Kasenetz and Jeff Katz voor het label Buddha Records (nu Buddah Records). Ze namen zelf ook nummers op onder de naam Kasenetz-Katz Singing Orchestral Circus.
Soms worden artiesten uit een latere periode ook onder dit genre beschouwd, zoals Middle of the Road, de glamrockband The Sweet, en later Tiffany, maar Middle of the road-muziek of Teenybopper-muziek is dan een betere benaming. Vanaf circa 1993 kwam de teen pop opzetten met artiesten als Britney Spears en Christina Aguilera. Deze muziekstijl heeft echter niets gemeen met de bubblegum, behalve dat het voor een jong publiek en veelal door jonge artiesten wordt uitgevoerd. Ze is veel commerciëler en grootser geproduceerd en heeft haar wortels in de dance en r&b.
Ronny De Schepper (op basis van Wikipedia)