Het is vandaag al tachtig jaar geleden dat de Nederlandse zanger Boudewijn De Groot werd geboren in een Japans interneringskamp in Batavia (tegenwoordig Jakarta, Indonesië), voormalig Nederlands-Indië. Zijn moeder, Sophie Elisabeth Saueressig, overleed in juni 1945 in het Japanse interneringskamp Tjideng. Na de oorlog, in 1946, keerde de rest van het gezin terug naar Nederland, waar de kinderen, Boudewijn, zijn broer en zijn zus, in verschillende gezinnen werden ondergebracht, zodat zijn vader kon terugkeren naar Indië. Zo kwam De Groot terecht in het gezin van een tante in Haarlem.

In 1951 keerde De Groots vader voorgoed terug uit Indië, waarna hij in Nederland hertrouwde. Het gezin werd herenigd in 1952 en vestigde zich in de César Francklaan te Heemstede. Hier maakte De Groot kennis met Lennaert Nijgh, die in dezelfde straat kwam wonen en vriendschap sloot met zijn jongere stiefbroer Dirk. Beiden zaten ook op de Crayenesterschool, maar veel contact hadden de twee niet, daar De Groot een klas hoger zat dan Nijgh.

Na de lagere school ging De Groot naar de HBS op het Coornhert Lyceum in Haarlem. Hij had ondertussen gitaar leren spelen en maakte op school indruk met liedjes van Jaap Fischer en Jacques Brel. In de vriendengroep, die hij opbouwde op het lyceum, dook ook Nijgh weer op, die weliswaar op een andere school zat, maar voornamelijk optrok met leerlingen van het Coornhert Lyceum.

De Groot en Nijgh waren beiden geïnteresseerd in film en samen maakten zij in hun examenjaar, 1962, met enkele andere vrienden, een 8mm-filmpje getiteld Feestje bouwen, waarin Boudewijn onder andere een tweetal liedjes ten gehore bracht. Hierna schreven ze zich in voor de filmacademie, waar zij beiden werden toegelaten.

Tijdens een van de huisvertoningen van De Groot en Nijghs filmpje, zag nieuwslezer Ed Lautenslager de opname. Hij was met name onder de indruk van de liedjes van De Groot en spoorde deze aan meer liedjes te schrijven, die hij dan aan een relatie bij Phonogram Records zou aanbieden. De Groot nam Nijgh in de arm als tekstschrijver, waarop het duo enkele nummers schreef.

Op 14 mei 1964 toog De Groot, met zijn akoestische gitaar, naar de Phonogram Studio’s in Hilversum om een aantal nummers op te nemen. De nummers StrandSexuele voorlichtingÉlégie Prenatale en Referein voor… werden op single uitgebracht, maar bereikten de hitlijsten niet. De platen werden uitgebracht onder het Decca-label.

Hierop schreef De Groot zich in voor het talentenprogramma Nieuwe oogst. Hier kreeg hij een hoge waardering van de vakjury, die het nummer Élégie Prenatale roemde om zijn gedurfdheid, iets wat het publiek minder bleek te kunnen waarderen. Uiteindelijk ging André van Duin er met de hoofdprijs vandoor, voor zijn bandparodienummer. Als gevolg van Nieuwe oogst mocht Boudewijn verschijnen in het televisieprogramma Cabaretkroniek van Wim Ibo. De Groots eerste twee singles werden, samen met De morgen en Delirium opnieuw uitgegeven op een ep, die de titel Boudewijn de Groot meekreeg. Ook deze plaat bereikte de hitlijsten niet.

Op 9 september 1964 trouwde De Groot met Anneke Versteeg en op 27 december werd zijn eerste zoon geboren, Marcel de Groot. Om bij te verdienen nam De Groot een baantje bij De Bijenkorf in Amsterdam en presenteerde hij, onder het pseudoniem Marcel Oversteege, een jazzprogramma bij Radio Veronica.

Om een doorbraak te forceren stelde producer Tony Vos voor enkele covers op te nemen. Eerst werd besloten de folktraditional Noordzee op te nemen met een strijkersarrangement. Dit leverde niet het verwachte succes op. Hierna kwam Vos op de proppen met A young girl of sixteen van Noel Harrison, dat op zijn beurt weer een beatbewerking was van Une enfant, een chanson door Charles Aznavour geschreven voor Édith Piaf. Het nummer, Een meisje van 16, bereikte begin 1966 nummer 23 van de Top 40. Op de B-kant prijkte De eeuwige soldaat, een vertaling van het protestlied Universal Soldier, van Buffy Sainte-Marie, dat bekend was geworden in de versie van Donovan. In 1965 verscheen Zo maar een soldaat wat een andere vertaling is.

Toen Een meisje van 16 aansloeg, werd besloten in allerijl een album uit te brengen. Op het album Boudewijn de Groot, dat begin 1966 verscheen, prijkten vijf nummers van de hand van Nijgh/De Groot. De overige zeven waren vertaalde covers van andere singer-songwriters, die flirtten met beatmuziek als The KinksSimon and GarfunkelBob Dylan en Donovan.

Ik ben al mijn hele leven lang fan van Boudewijn. Alles begon natuurlijk met “Welterusten mijnheer de president”. Aangezien wij destijds onvoorwaardelijk geloofden in het oprechte engagement van dit nummer, zongen wij dat uit volle borst mee en zagen wij de onzin van “en vergeet het vierde van die tien geboden” (“vader en moeder zult gij eren”???) door de vingers met als argument dat ze in Holland de tien geboden wat door elkaar hadden geklutst. Maar als ik veel later een interview van Boudewijn De Groot uit die tijd zie, waarin hem voor de voeten wordt geworpen dat de visie die wordt ontwikkeld in het lied “eenzijdig” is, gaat hij daar volledig mee akkoord en zegt letterlijk: “Dat is waar: de Vietcong is even schuldig.” Ja, zij hebben de Amerikanen uitgenodigd hun land binnen te vallen, zeker? Goe bezig, Boudewijn! (Zou Lennaert Nijgh daar ook zo over gedacht hebben? Ik denk het niet, hé!)
Maar goed, dat alles wisten wij dus toen nog niet, zodat de hoofdvogel op het einde van het jaar 1966 werd afgeschoten met de elpee “Voor de overlevenden”. Heel onze klas bezat die elpee. Sommigen (waaronder ikzelf) moesten zich zelfs een tweede exemplaar aanschaffen omdat het eerste versleten was. Zowat alle Vlaamse middelbare scholieren voelden zich aangesproken door de teksten van Lennaert Nijgh, die handelden over ontluikende seksualiteit, rebellie tegen het gezag en vooral tegen de ouders. Ik kende alle teksten van buiten, evenals die van de eerste elpee (“Apocalyps”) en de volgende “Picknick”. Zelfs “Nacht en ontij” probeerde ik van buiten te leren. Maar dat was wat veel gevraagd.
In de jaren zeventig heeft Boudewijn De Groot opnieuw een hit met “Jimmy” (al hou ikzelf meer van “Het Spaarne”), maar hij maakt vooral gebruik van z’n nieuw verworven functie als producer bij Phonogram om ouwe rakker Rob De Nijs op te vissen, die sedert 1968 (“Bye bye mrs.Thurpin”) geen plaat meer had gemaakt, maar nu een come-back probeerde via het cabaretcircuit (Sieto Hoving) en kindertelevisie (“Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen?”). Boudewijn schrijft voor Rob “Jan Klaassen de Trompetter” en het is meteen prijs. De samenwerking wordt verdergezet met “Dag zuster Ursula” en “Malle Babbe”.
Nadien ging het een beetje bergaf met de verering voor Boudewijn, al kan ik “Avond” nauwelijks beluisteren zonder dat tranen opwellen (*).

10 Boudewijn De Groot

Daarvan was echter nog geen sprake in het najaar van 1979 toen ik Boudewijn ging interviewen in het Cultureel Centrum van Dilbeek. Toen wilde ik het dus vooral hebben over zijn werk van tien jaar eerder. En dat zinde Boudewijn niet. In de titel van het interview “ik voel mezelf zeker geen anachronisme” vind je die weerzin nog terug. Toch heb ik ook een positieve herinnering aan het gesprek en wel om deze reden: Boudewijn was eigenlijk van plan naar een optreden in Vorst-Nationaal te gaan, maar dat heeft hij uiteindelijk laten schieten om met mij te blijven discussiëren. Dat was echter allemaal “off the record” en het is nu veel te lang geleden om mij dat nog te herinneren. Ik zal mij dus zo goed en zo kwaad als het gaat aan mijn oorspronkelijke tekst houden. Die wordt dan gevolgd door een recensie van een ander optreden, vier jaar later, deze keer in de Antwerpse Arenbergschouwburg:
Boudewijn De Groot is er weer. Nog maar pas heeft hij een solo-tournee door Vlaanderen achter de rug (waarbij hij vooral oud werk speelde, zoals op Mallemunt) of nu staat hij er opnieuw sedert The Names and Faces (1967) met een heuse popgroep achter hem aan. En deze keer wordt naast de oude kost ook nieuw materiaal opgediend uit een elpee die half november (1979) in de winkels zou moeten liggen. Hij zingt er meer bepaald zeven nummers uit van de elf die erop zullen staan.
De bedoeling van deze elpee was eigenlijk een historische reünie met Lennaert Nijgh (met wie Boudewijn sinds “Picknick” enkel nog had samengewerkt voor Rob Denijs), maar door de nogal slome aanpak van Lennaert blijft zijn inbreng beperkt tot drie nummers. De andere tekstleveranciers zijn ouwe getrouwen als René Daalder, Herman Pieter De Boer en Boudewijn himself.
Op een persconferentie t.g.v. zijn nieuwe tournee wist Boudewijn ons te verklappen dat deze elpee een “stemmige sfeer” beoogt en zeker niet “wereldverbeterend” is bedoeld. Muzikaal draagt de plaat de stempel van de muziekopleiding die Boudewijn heeft gevolgd toen hij in de VS verbleef.
Op tournee (en sommigen van hen spelen ook mee op de plaat) wordt Boudewijn bijgestaan door zijn vriend, bassist Hennie Vrienten (de roem van Doe Maar is pas voor enkele jaren later, RDS), en verder door de Belgen Tony Gijselinck (de drummer van Sam Gutter’s Blues Band, zie aldaar op deze blog), Ronny Brack (toetsen) en niemand minder dan Fred Beeckman van The Pebbles aan de gitaar.
We hadden ook een kort gesprekje met Boudewijn en Fred, waaruit vooral ons heimwee naar de jaren zestig mag blijken en hoe moeilijk het is voor een artiest om zich onder gewijzigde omstandigheden tien jaar later op datzelfde niveau te hijsen. Fred verklaarde weliswaar dat zijn inbreng in de Boudewijn De Groot-tournee niet mag worden overschat, maar het feit dat de “historische” Pebbles in juni van volgend jaar (1980 dus) aan een reünie toe zijn (**) rechtvaardigt alleszins zijn aanwezigheid bij dit gesprek.
– Op de persconferentie liet je verstaan dat het je ergens pijn deed als je vaststelt dat je laatste elpee (dat was toen “Waar ik woon en wie ik ben”) niet zo goed heeft verkocht als de andere. En we hebben het hier niet over commerciële motieven natuurlijk!
Boudewijn:
Voor De Rode Vaan? Ben je mal! Mijn nieuwe repertoire is ingebed in het succes van het oude. Ik heb het voordeel gehad een aantal nummers te hebben geschreven die in staat waren een groot publiek te trekken. Als zij “Verdronken vlinder” mooier vinden dan “Wie ben ik”, dat is hun goed recht, maar ze moeten mij het recht laten die liedjes te zingen die ikzelf mooi vind. Ik vind het wel jammer dat die plaat voor een groot deel niet begrepen is. Er is nadruk gelegd op details die helemaal niet ter zake deden, terwijl dingen die wel belangrijk waren helemaal niet aan bod kwamen. Maar ik voel mezelf geen anakronisme, zeker niet.
– Jij zit eigenlijk met dat zelfde probleem, Fred, want the Pebbles, dat betekende echt iets voor vele mensen, terwijl Trinity…
Fred:
Maar toch hebben wij op een bepaald moment in Trinity geloofd. Wij waren m.a.w. de muziek van The Pebbles een beetje moe. En dat kan terugkomen, alhoewel ik nu, door het werken met Boudewijn, weer meer zin heb in het spelen van echte popmuziek. Met Trinity zijn we meer op de commerciële toer gegaan. En daar geraak je vlug in, maar je geraakt er moeilijk uit. Er zijn dan immers zakenlui die met jou geld verdienen en dan moet je erdoor. Dan ben je trouwens af en toe wel eens zwak en dan zeg je: waarom niet? Tot we vorig jaar (1978) gezegd hebben: we kappen er gewoon mee. Terwijl iedereen zei: maar er zit toch nog brood in, jong! Nu zit ik bij Boudewijn gewoon als begeleider en voor het ogenblik vind ik dat prima.
– Ik vraag me wel af wat dat muzikaal gaat geven, want jullie hebben op een bepaald moment wel raakvlakken gehad, met name in de periode van “Picknick”…
Boudewijn:
Maar dat is nu precies een elpee waarvan ik me volledig distancieer.
– Met “Picknick” heb je toegegeven aan een trend (flower power)?
Boudewijn:
Zeker. Op dat moment toch. Daarom vind ik nou ook die elpee slecht, omdat het fake (namaak) was.
– Maar in hoeverre was je dan zelf betrokken bij die “fake”?
Boudewijn:
Ik ben daarmee tegemoet gekomen aan de wensen van een bepaald deel van het publiek dat ik nog niet bereikt had.
– Nu we toch bezig zijn: was, ik zou niet zeggen de elpee “Apocalyps”, want ik vond dat geen (h)echte elpee…
Boudewijn:
Inderdaad. En “De eenzame fietser” is dat ook niet. Maar “Waar ik woon” wel. En “Voor de overlevenden” en “Nacht en ontij” eveneens. En “Picknick” natuurlijk ook.
– Dus niet: in hoeverre was “Apocalyps” fake, maar wel “Welterusten mijnheer de president”?
Boudewijn:
Het was zeker geen fake, maar dat nummer was gericht tot één bepaalde figuur, die nu reeds dood is (president Johnson), het heeft dus geen zin meer dat ik dat lied nog zou zingen. Dat zou hoereren zijn, commercieel uitbuiten.
– Inderdaad, maar flower power was een trend en protestsongs waren ook een trend. Als je nu met “Picknick” gewoon op de trend hebt willen inpikken, in hoeverre was dat dan ook het geval met “Mijnheer de president”?
Boudewijn:
Het was in zoverre verschillend dat ik in die trend (provo’s) evenzeer verweven was als het publiek dat naar me toe kwam.
– En het spijt je ook niet dat je door de provobeweging min of meer werd “gebruikt”?
Boudewijn:
Neen. Het spijt me trouwens ook niet dat ik me door de flower power-trend heb laten meeslepen. Het spijt me alleen dat ik daardoor die plaat op die manier heb gemaakt.
Gek eigenlijk. Je houdt van Boudewijn De Groot omwille van “Voor de overlevenden”, maar ook vanwege zijn eerste elpee met het onvergetelijke “Welterusten mijnheer de president”, en zelfs “Picknick” en “Nacht en ontij” haalde je in huis. Nu zingt Bo tijdens zijn derde groots opgezette tournee door Vlaanderen (1983) “ten vroegste” (bisnummers niet meegeteld) uit “De eenzame fietser” (1973) en toch voltrekt het mirakel zich telkenmale.
Ik denk dat het antwoord voor dit merkwaardige verschijnsel terug te vinden is in een vraaggesprek in “De Morgen” van anderhalf jaar geleden (voorjaar 1982 dus). “Ik wil niet al die mensen naar de zaal trekken,” zegt Boudewijn daarin, “en ze dan iets voorschotelen wat ze totaal niet kennen. Misschien is dat een onderschatting van mijn publiek, maar ik blijf geloven dat wie van mij houdt nogal traditioneel is ingesteld.”
En zo komt het ongetwijfeld dat de platen waaruit De Groot nu (nog altijd in 1983 dus) vooral zijn live-repertoire samenstelt (“Waar ik woon en wie ik ben” en “Van een afstand”) toch vertrouwd klinken voor de “zestigers” (als Lucebert en Claus tot de “vijftigers” behoren, dan is mijn generatie die van de “zestigers”, nem!), maar omgekeerd ook dat die piepjonge mensen die tijdens de Vietnamese oorlog zelfs niet eens geboren waren, zich ook in die muzik en teksten terugvinden. Boudewijn De Groot is m.a.w. géén jeugdsentiment, Boudewijn De Groot is de jeugd zelve.
In dat opzicht was het optreden in de Antwerpse Arenbergschouwburg symptomatisch. In de zachte, tedere nummers kroop zowel jong als oud (oud? ikke?) dicht bij mekaar, terwijl bij de hardere teksten de bitterheid nog steeds even geméénd was.
Die teksten waren dan echter wel in de minderheid als ik de ferme greep (acht) uit een nog te verschijnen elpee niet meetel. Onder invloed van de vredesbeweging ongetwijfeld is Boudewijn min of meer weer “protestzanger” geworden, maar dan zonder het ontwapenende simplisme van vijftien jaar geleden (dat zou nu niet meer kunnen). Ik sta een beetje sceptisch tegenover het resultaat (“Draden” en “Als het bericht slecht is” uitgezonderd), maar ik heb de indruk dat het allemaal nog een beetje moet groeien. Die elpee zou uiteindelijk toch weer eens best kunnen meevallen.
Wie hem daarop muzikaal zal bijstaan, weet ik uiteraard nog niet, maar voor mijn part mag het gerust de groep zijn waardoor hij nu (1983) begeleid wordt. Bestaande uit mensen die eens groepen als Sandycoast en Ekseption groot maakten is dit werkelijk zowat het beste wat ons uit Nederland kan bereiken.

Ronny De Schepper (op basis van Wikipedia)

Referenties
Boudewijn De Groot, Ik voel mezelf zeker geen anachronisme, De Rode Vaan nr.? van 19??
Ronny De Schepper, Derde keer en nog steeds goede keer, De Rode Vaan nr.47 van 1983

(*) Toegegeven, ik ben nogal emotioneel labiel.
(**) Tussen haakjes stond hier oorspronkelijk “met opname van een live-elpee”, maar ik geloof niet dat die er ooit is gekomen. Anderzijds vormde dit gesprek wel de aanleiding om die Pebbles-reünie ook vast te leggen voor het Feest van de Rode Vaan van dat jaar. Omwille van de technische accommodatie moesten zij echter optreden in een zaal die een beetje buiten het tentenkamp van het Feest aan de Brusselse WTC-torens lag en er was dan ook haast geen kat aanwezig! Iedereen bleef immers liever pinten pakken in de gezellige drukte van de tenten. Ik schaamde me dood…

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.