Het is vandaag al 35 jaar geleden dat de Italiaanse regisseur Sergio Leone is overleden aan een hartaderbreuk, terwijl hij nota bene naar “I want to live” van Robert Wise zat te kijken. Leone heeft slechts zeven films geregisseerd, maar desondanks wordt hij gezien als een van de grootste filmmakers aller tijden. Dit komt vooral door zijn invloed op films van anderen.

Zo wordt Leone gezien als de vader van spaghettiwestern, enerzijds omwille van het land van herkomst, maar anderzijds ook omdat de “bolognaisesaus” rijkelijk vloeide. Leone’s films mochten dan minder expliciete maatschappijkritiek bevatten dan b.v. een “Soldier blue”, ze waren op hun manier toch ook erg effectief, aangezien ze de rauwe realiteit toonden. Als Cooper in “High noon” b.v. met een hele gangsterbende afrekent, dan vloeit er nochtans geen druppel bloed. Kogels blijken mooie ronde gaatjes in lijven en hemdjes te maken en men verwacht als het ware dat op elk moment een dode weer tot leven kan komen. Leone daarentegen toonde schotwonden zoals ze zijn: diep, vuil en vreselijk bloederig. Clint Eastwood in Humo: “Amerikaanse westerns moesten in die tijd gehoorzamen aan de zogeheten Hays Code. Zo mocht je de cowboy die schiet en degene die getroffen neervalt nooit in één en hetzelfde shot laten zien. Maar Sergio trok zich daar geen zier van aan en filmde de schietpartijen gewoon in één take. Dat was revolutionair – zijn shoot-outs waren tegelijk hondsbrutaal en ongelooflijk opwindend.”
Sergio Leone werd in 1929 geboren in Rome als zoon van de filmpionier Vincenzo Leone en actrice Francesca Bertini (*). Beiden waren in de tijd van de stomme film erg populair. Met de opkomst van Mussolini liep het echter mis. Die vroeg aan vader Leone om een roman te verfilmen. Vincenzo Leone las het boekje en vond het maar niks. Die weigering kwam hem nog duurder te staan toen bleek dat Il Duce zelf de auteur was van het onding.

Na de nederlaag van Mussolini kon vader Leone opnieuw aan de slag in de Cinecitta studio’s in Rome. Zoon Sergio stond hem terzijde als hulpregisseur. Dat was hij ook bij Ladri di biciclette (Nederlands: Fietsendieven), de beroemde Italiaanse neorealistische film uit 1948 onder regie van Vittorio de Sica. Vanwege de lage productiekosten werden er ook veel Amerikaanse films opgenomen in de Cinecitta studio’s: zo werkte Leone als hulpregisseur bij de opnames van de filmklassiekers High Noon (1953) en Ben-Hur (1959). Met name van de fameuze wagenrennen wordt er gezegd dat die eigenlijk door hem werden geregisseerd.
Leone maakte in 1960 zijn debuut als solo-regisseur toen hij tijdens de opnames van Gli ultimi giorni di Pompei al na één dag de zieke regisseur Mario Bonnard daarvan verving. Deze opname kwam echter toch nog op naam van Bonnard te staan. Het was dus pas in 1962 dat Leone zijn eerste erkende speelfilm draaide met Il Collosi di Rodi. Daarna volgde een andere sandalenfilm, Sodoma y Gomorra. De eigenlijke regisseur was de Amerikaan Robert Aldrich. Leone heeft echter wel degelijk een tijdje aan de film meegewerkt. Het is niet helemaal duidelijk of hij uit eigen beweging uit de film stapte of werd ontslagen.
Zijn grote doorbrak kwam echter met A Fistful of Dollars (of is het toch van Duccio Tessari zoals hij zich toen nog liet noemen?), een “remake” van “Yojimbo”, de klassieker van Akira Kurosawa uit 1961 en de eerste film met Clint Eastwood. Deze film was niet de eerste spaghettiwestern, schrijft Wikipedia, maar dan helaas zonder erbij te vertellen welke film(s) dat dan wel zou(den) zijn, maar wel de eerste die zeer succesvol was. De aparte manier van filmen en monteren, het langzame tempo en de overdonderende muziek van zijn klasgenoot Ennio Morricone, de surrealistische, apocalyptische vormgeving en de combinatie van grof geweld en zwarte humor zouden kenmerkend worden voor alle andere spaghettiwesterns.
Het succes van de film zorgde voor twee vervolgen, For a Few Dollars More (1965) en The Good, The Bad & The Ugly (1966). Beide films hadden Clint Eastwood in de hoofdrol en beide perfectioneerden de stijl die Leone in de eerste film al gehanteerd had. De drie films vormen samen de Man zonder naam-trilogie. Het personage van Clint Eastwood is onverzettelijk en heeft gevoel voor droge humor. Dit beeld daarbij blijft op het netvlies staan: een lange gestalte, grimmig gezicht en peinzende ogen, een smeulend sigaartje in een mondhoek, loopt met soepele, trage tred als een panter, ondertussen met achteloze snelheid zijn Colt 45 hanterend.
In “For a few dollars more” laat Eastwood zich wel “Monco” noemen, which is officially not the same character as “Joe” in Per un pugno di dollari (1964). This was the finding of an Italian court that adjudicated the lawsuit brought by Jolly Films, producer of “A Fistful of Dollars”. After the release of the first film, director Sergio Leone had a falling out with the producers and made this sequel with a different producer, Alberto Grimaldi. Jolly Films sued, claiming ownership of the “Joe” character, but lost when the court decided that the western gunfighter’s persona, characterized by the costume and mannerisms, belonged to the public domain’s folklore.
Despite having a successful acting career for many years, this was Lee Van Cleef’s first major role in a movie. He’d starred in a few famous Hollywood westerns prior to this but always played small roles. Sergio Leone wanted Henry Fonda for the role of Col.Mortimer, but Fonda turned it down. Leone next approached Charles Bronson, who wasn’t interested, and Lee Marvin, who refused it because he had just signed to make Cat Ballou (1965). It was then that Leone offered the role to Lee Van Cleef, who hadn’t worked in films since How the West Was Won (1962), although he had worked fairly steadily in television. Van Cleef thought that Leone only wanted him for a few scenes, and was astounded when he discovered that he was actually to be the co-star. Lee Van Cleef was very grateful for his part in the film as he had fallen on hard times due to his heavy drinking. The film effectively marked a resurgence in his career. Van Cleef had taken up painting in the interim as a way of making money.
The town of El Paso, designed by Carlo Simi in Almeria, was the biggest set that Sergio Leone was responsible for at the time. It would be re-used the following year for several scenes in Il buono, il brutto, il cattivo (1966) in which it stood in as several different towns. It’s still standing to this day and is called Mini Hollywood.
In dezelfde stijl regisseerde Sergio Leone in 1968 C’Era una Volta il West . “Once upon a time in the west” (zoals de Engelse titel luidt), waaraan Bernardo Bertolucci o.a. meeschreef, wordt beschouwd als een “marxistische geschiedenis” van Twilde Westen. Desondanks kon dit Lode De Pooter in De Rode Vaan niet vermurwen. Hij schreef: “Men kan van zeer knap vakwerk spreken (…) maar een echt bezielende kracht gaat er naar onze mening toch niet uit van deze films. De mens wordt er op een te gewild negatieve manier in afgebeeld. Het recht van de revolversterkste wordt er wat te opzichtelijk als voorbeeld in gesteld. En van die mentaliteit houden wij nu niet precies…” Uiteindelijk zou dit meesterwerk, in combinatie met de muziek van Ennio Morricone, een wereldsucces worden en een voorbeeld voor bijna alle westernfilms die naderhand werden gemaakt.
Daarna regisseerde hij Duck You Sucker (1971) met Rod Steiger en James Coburn, een film over de revolutie in Mexico. Clint Eastwood was approached by Sergio Leone for the role of John Mallory, but he saw it as just a different take of the same character he had already played in the Dollars Trilogy, and he also wanted to end his association with the Italian film industry. As a result, he declined the offer and starred in Hang ‘Em High (1968) instead.
Duck, you sucker was initially planned to have been directed by Leone’s assistant Giancarlo Santi, but both Rod Steiger and James Coburn demanded that Sergio Leone direct the picture, so Santi was out. Sergio Leone was initially dissatisfied with Rod Steiger’s performance in that he played his character as a serious, Zapata-like figure instead of a Bud Spencer-like performance.
Het maken van deze film werd verder nog gekenmerkt door allerhande problemen: de producent had de eindcontrole over de montage en veranderde de film tegen de zin in van Leone. Ook werd de titel op het laatste moment veranderd in A Fistful of Dynamite en ook in Once upon a time… the revolution (hij begint dan ook met een citaat van Mao!). The development had begun during the production of Once Upon a Time in the West (1968), when Sergio Leone’s collaborator Sergio Donati presented him with an early treatment of the film. Around the same time, political riots had broken out in Paris, and the concepts of revolution and left-wing nationalism had become popular among university students and filmmakers across Europe. Leone, who had used his previous films to deconstruct the romanticization of the American Old West, decided to use the film to deconstruct the romanticized nature of revolution, and to shed light on the political instability of contemporary Italy. But despite the politically charged setting, the film was not intended as a political film: Sergio Leone himself said that the Mexican Revolution in the film is meant only as a symbol, not as a representation of the real one, and that it was chosen because of its fame and its relationship with cinema, and he contends that the real theme of the film is friendship: “I chose to oppose an intellectual, who has experienced a revolution in Ireland, with a naïve Mexican… you have two men: one naïve and one intellectual (self-centred as intellectuals too often are in the face of the naïve). From there, the film becomes the story of Pygmalion reversed. The simple one teaches the intellectual a lesson. Nature gains an upper hand and finally the intellectual throws away his book of Bakunin’s writings. You suspect damn well that this gesture is a symbolic reference to everything my generation has been told in the way of promises. We have waited, but we still are waiting! I have the film say, in effect ‘revolution means confusion’.” Maar Leone distantieerde zich uiteindelijk van het project en de film flopte genadeloos.
Hierna maakte Leone My Name is Nobody (1973), een komische western waarin hij zijn eigen regiestijl en de stijl van spaghettiwestern op de hak nam. Ook sloeg hij het aanbod om The Godfather te maken af, iets waar hij later openlijk spijt van kreeg. Teleurgesteld over de vele problemen in de filmwereld, maakte Leone in de daaropvolgende jaren geen films meer en hield hij zich alleen bezig met filmdistributie en het maken van reclamefilms. In 1984 maakte hij dan toch “zijn” Godfather: de epische gangsterfilm Once Upon a Time in America. Deze raadselachtige, bijna vier uur durende film had een open einde en werd bijna volledig verteld in flashbacks. Hoewel Once Upon a Time in America geprezen werd door critici en een enorme cultstatus verwierf, was de film geen groot succes. Vlak voor zijn dood maakte Sergio Leone plannen voor een nieuwe film over de belegering van Leningrad. Hij kon hieraan echter niet meer beginnen.

Ronny De Schepper

(*) Zie hieronder de opmerking van Bart Versieck.

Een gedachte over “Sergio Leone (1929-1989)

  1. Beste Ronny,

    Toch een correctie voor de zinsnede “Sergio Leone werd in 1929 geboren in Rome als zoon van de filmpionier Vincenzo Leone en actrice Francesca Bertini.” => ik zou hier toevoegen “en enig kind”, plus zijn vader (pseudoniem Roberto Roberti) heeft wel vaak samengewerkt met laatstgenoemde, maar was getrouwd met iemand anders, nl. Edvige Valcarenghi (pseudoniem Bice Valerian), dus graag even aanpassen, alstublieft!

    Met vriendelijke groeten

    Bart Versieck

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.