Vandaag is het precies 220 jaar geleden dat Choderlos de Laclos, de auteur van de fameuze briefroman “Les Liaisons Dangereuses”, is overleden.
De militair Choderlos de Laclos schreef zijn roman in de pre-revolutionaire periode in Frankrijk (in 1782 om precies te zijn). De briefroman is eigenlijk een specialiteit van vrouwelijke auteurs, en effectief, ook deze roman is veel “vrouwelijker” van karakter dan meer “mannelijke” genres zoals de avonturenroman of de historische roman.
Er is op de eerste plaats het personage van de Marquise de Merteuil die eigenlijk alle touwtjes in handen heeft, terwijl haar mannelijke evenknie de Vicomte de Valmont zeker macho-trekjes heeft, maar bij nadere studie aan een revisie toe is. Zijn liefde voor Madame de Tourvel is uiteindelijk oprecht en “zuivert” hem a.h.w. Ook tegenover Madame de Merteuil spreidt hij een hondse trouw ten toon, die pas op het einde in agressie omslaat, maar op dat moment zal wel bijna iedereen het erover eens zijn dat “het recht” aan zijn zijde staat.
Cécile de Volanges en haar aanbidder Chevalier Danceny kunnen eveneens zo uit een vrouwelijke pen gevloeid zijn. Meer zelfs, Cécile verzucht in een brief naar een vriendin dat zij van Merteuil méér houdt op de manier zoals ze van Danceny houdt dan bijvoorbeeld van die andere vriendin. “Soms zou ik wensen dat zij hem was,” voegt ze er zelfs aan toe!
Niet voor niets zal bijna tweehonderd jaar later (in 1976) Hella S.Haasse in de huid van de markiezin kruipen om met haar in “Een gevaarlijke verhouding of Daal- en Bergse brieven” een verzonnen, maar spannende briefwisseling te voeren. Haar uitgangspunt daarbij is dat de strijd tussen de geslachten niet mag worden gebagatelliseerd. De belangen van de ene sekse staan nu eenmaal haaks op die van de andere. Blijvende vriendschap is dan ook een illusie.
Men kan de roman ook lezen als een voorbeeld van de “perversie” van het Ancien Régime, maar evenzeer als een aankondiging van de “nieuwe tijden”. De eindscène van de toneelbewerking die Christopher Hampton ervan heeft gemaakt en waarbij de markiezin door een voltallig operahuis wordt uitgejouwd zoals te zien in de verfilming door Stephen Frears (waaruit ook bovenstaande foto met Michelle Pfeiffer en John Malkovich) mag dan nog historisch corrupt zijn, ze ligt toch in het verlengde van wat Laclos beoogt.
Het belangrijkste evenement in de Vlaamse Opera eind jaren negentig was uiteraard de wereldcreatie van een opdrachtwerk van een Vlaams componist. Na de mislukking van het “Borgerocco”-project van Hugo Claus en Frederik Devreese (“Een woord als gat, meneer Claus, wens ik niet in mijn schouwburg”: Hugo Claus citeert Clémeur in De Standaard der Letteren van 3/12/1998), werd “Les Liaisons Dangereuses” van Piet Swerts gecreëerd. Dirk Van der Cruyssen (prof.Franse literatuur in Antwerpen) schreef een libretto in het Frans en regisseur Philippe Sireuil en dirigent Patrick Davin verleenden reeds in het schrijfproces hun medewerking. De keuze van de taal was opzettelijk: op die manier kon men een beroep doen op grote zangers, zoals François Le Roux als Valmont. Na het zien van de film van Stephen Frears was Clémeur ervan overtuigd dat hier een opera inzat. Maar daarmee heb je nog geen componist. Een Amerikaan, Sousa genaamd (maar niet dé Sousa), had reeds een “opera” rond dit thema geschreven, maar dat is eerder een musical à la Lloyd Webber geworden. En toen (in 1993) was Marc Clémeur aanwezig bij de creatie van de Marcuspassie van Piet Swerts en wist hij meteen dat dit de geknipte man was (ik heb alleen nog maar de elegie daaruit gehoord, waarmee ik zéér ingenomen ben, maar het zegt niets over het vocale gedeelte natuurlijk). Met de keuze van Piet Swerts (°1936) wilde Clémeur immers bewust niet tegen het publiek ingaan. Swerts componeert naar eigen zeggen “met respect voor het verleden”. “Alhoewel sommigen mijn muziek daarom oubollig noemen,” zo gaat hij verder, “is ze volgens mij toch hedendaags genoeg. Het is mijn allerbeste partituur. Ik kan echt niet beter.” Wat hemzelf betreft heeft Swerts een afkeer van zingen, enerzijds omdat hij geen stem heeft, anderzijds omdat hij in het Lemmens te veel koor heeft moeten doen. Maar hoe ouder hij wordt, hoe meer hij van zingen houdt. Zijn vrouw is trouwens een coloratuursopraan, die les heeft gevolgd bij Lucienne Van Deyck.
De tweeëneenhalf uur durende compositie, die vooral aan Debussy en Puccini herinnert (al zijn Swerts’ echte “idolen” Gorecki en Sjostakovitsj), was oorspronkelijk veel langer, wat niet verwonderlijk is, want wat Swerts zou moeten leren, is wat meer structuur in zijn compositie aanbrengen. De muziek is genietbaar, dat is waar, maar ze kabbelt ook voortdurend door, zonder dat er echt naar climaxen toe wordt gewerkt (tenzij dan – juist dik in de verf gezette – dramatische spanningen die worden aangekondigd, maar precies dààrom niet àf zijn). Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de opera oorspronkelijk veel langer was maar m.m.v. Philippe Sireuil werd ingekort. Een probleem was wel dat Sireuil geen muziek kon lezen en de zangers hem dus hun rollen moesten voorzingen, opdat hij de dramatische impact tenvolle zou realiseren. Zijn regie werd over het algemeen als “te braaf” afgedaan, maar wat kun je nog méér doen dan een halfnaakte Petra Van Tendeloo op scène zetten? Ook de Merteuil in lingerie was goed getypeerd. Persoonlijk vond ik het wel onbegrijpelijk dat de Valmont-rol aan een bariton werd toegewezen. Tenzij dit een referentie aan Don Giovanni zou zijn (samen met Casanova wordt dit trio wel eens hét verleiderstrio van de achttiende eeuw genoemd), wat o.m. in de sterfscène zou moeten blijken, waarin zijn knecht (vertolkt door Romain Bischoff) een overdreven aandeel krijgt, wat bewijst dat deze verwijzing naar Leporello een zwak argument is.
Ronny De Schepper
Referentie
Peter Stoffels, Dienst aan de goede zeden, Standaard der Letteren, 2 december 1989
