Vandaag is het negentig jaar geleden dat in Parijs Raymond Polanski werd geboren. Zijn ouders waren niet-pratikerende joden, die in 1936 terugkeerden naar Krakau, alhoewel ze op dat moment al beter hadden moeten weten.

Onder invloed van een halfzus komt de kleine Polanski onder de indruk van de Duitse films die er draaien. Zijn echte interesse voor film zal echter pas echt gewekt worden door “Robin Hood” (Michael Curtiz), “Odd man out” (Carol Reed) en “Hamlet” (Laurence Olivier).
Tijdens de oorlog worden zijn ouders door de Duitsers gedeporteerd, zijn moeder zal niet terugkeren uit Auschwitz, zijn vader overleeft Mauthausen. Raymond (nu Roman) die opvalt bij optredens voor de scouts, maakt in 1945 zijn debuut in een radioprogramma voor kinderen. Twee jaar later staat hij reeds op de scène en in 1951 treedt hij voor het eerst op in een film. In ’53 vraagt Andrzej Wajda hem voor “Generatie” en raadt hem aan zelf cinematografische studies te gaan volgen in Lodz.
In 1958 wordt zijn kortfilm “Twee mannen en een kast” op diverse plaatsen bekroond, o.a. in Brussel. Een jaar later is hij afgestudeerd en legt hij het scenario van “Een mes in het water” voor aan het Poolse ministerie van cultuur. Het wordt afgekeurd. De erotische spanning die op een zeilbootje ontstaat tussen de echtgenote (Jolanta Umecka) van een blasé journalist (Leon Niemczyk) en een liftende student (Zygmunt Malanowicz) wordt als weinig volksverheffend ervaren. In 1962 zal hij de film toch mogen draaien, maar de minister van cultuur gooit volgens Polanski, die echter niet van de eerste leugen gebarsten is (*), een asbak naar het scherm. Hij is ondertussen gehuwd met de actrice Barbara Haas (eigenlijk Kwiatkowska). Het huwelijk zal amper een paar jaar duren.
In ’63 gaat hij in vrijwillige ballingschap naar Parijs, waar hij met moeite de touwtjes aan elkaar kan knopen en zijn medewerking verleent aan de sketchenfilm “Les plus belles escroqueries du monde”.
Een jaar later draait hij in Engeland “Repulsion” met Ian Hendry (1931-1984), Yvonne Furneaux, John Frasier, Patrick Wymark en James Villiers. Een briljante Catherine Deneuve vertolkt de rol van Carol, een labiele jonge Belgische (!) vrouw die met haar zus op een appartement woont in ‘swinging’ Londen. Als de zus en haar minnaar op reis gaan, verliest Carol gaandeweg het contact met de realiteit en belandt ze in een neerwaartse psychotische spiraal. Deneuve kan de minnaar van haar zus, waarmee ze noodgedwongen een klein appartement tijdens een hittegolf moet delen, niet uitstaan en die afkeer straalt ook af op alle andere mannen. De toenemende chaos in het appartement weerspiegelt de mentale aftakeling van het hoofdpersonage met steeds extremere hallucinaties en moord als eindpunt.
Het selectieve gebruik van muziek en klassieke horrorelementen drijven de spanning nog op. Polanski zet een bikkelharde analyse neer van de psychologische neergang van een seksueel geremde vrouw. Hij reflecteert over de omkering van slachtoffer‑ en daderrol in seksuele machtsspelletjes. Het is meer dan ironisch dat dit meesterwerk oorspronkelijk slechts een tussendoortje was in opdracht van softporno-productiehuis Compton, tijdens Polanski’s zoektocht naar financiering voor “Cul‑de‑Sac”. Gedraaid met een klein budget, wordt het een groot succes. Zo kan hij eveneens in Engeland de film “Cul-de-sac” draaien in 1965.
Hierin projecteert Roman Polanski de morbiede atmosfeer van “Repulsion” tegen de verlaten strand-achtergrond van “Het mes in het water”. Het buitenissige gebeuren speelt zich af op een klein eiland bij de kust van Northumberland. George (Donald Pleasance), een nochtans succesrijk Brits zakenman heeft zich daar op een oud, vervallen kasteel teruggetrokken nadat hij vrouw, huis en fabriek in de steek heeft gelaten. Ver van de realiteit van het moderne leven wil hij daar opnieuw van het nulpunt vertrekken en met de jonge, aantrekkelijke Theresa (Françoise Dorléac, zoals bekend de zus van Catherine Deneuve!) een paradijselijk bestaan leiden.
De temperamentvolle Theresa zoekt echter het paradijs op haar manier. Ze tracht de verveling te verdrijven met schilderen, waarvoor ze dan jonge mannen als model uitnodigt, met wie ze zich intiemer inlaat dan met haar wat seniele gezel. De afzondering wordt echter verbroken door de komst van twee voortvluchtige gangsters, die op hun eiland stranden (Lionel Stander als Richard en Jack MacGowran als Albert). Ze wachten daar op instructies van hun bendeleider en terroriseren ondertussen de kasteelbewoners. Dit leidt naar een gewelddadige climax, waarna de kasteelbewoners ontnuchterd en gebroken uit elkaar gaan. Polanski vindt het zelf z’n beste film tot dan toe.
Deze derde film van Roman Polanski is een stilistische zwarte komedie geschreven door Polanski en Gerald Brach. Duidelijk beïnvloed door de werken van Samuel Beckett en Harold Pinter toont “Cul‑de‑sac” de waanzin van ons allemaal. Belangrijke thema’s zoals seksuele perversie, vernedering, angst en corruptie vinden we ook hier ‑ zoals in de andere films van Polanski ‑ terug.
In “Cul‑de‑sac” zijn de personages veroordeeld tot proximiteit in isolement wat het tot een ware nachtmerrie maakt. De notie van claustrofobische isolatie wordt op een zeer donkere en pessimistische manier in beeld gebracht. Deze film die men kan lezen als een onderzoek naar de relatie tussen het individu en zijn of haar omgeving is doordrongen van zwarte humor, groteske karakterisering en surrealistische elementen. Een schitterende studie in de neurose waarbij de thrillerkenmerken op hun kop worden gezet.

Nog in Engeland draait hij in 1967 “The fearless vampire killers” (op de foto Sharon Tate), die in ons land terecht de titel “Het bal der vampiers” meekreeg (met een knipoog naar “Het bal der pompiers” van Milos Forman). Zelf vertolkt Polanski hierin de rol van Alfred, de onhandige assistent van de verstrooide professor Abronsius (opnieuw Jack MacGowran), die in Transsylvania op vampierenjacht is. Uit de tal van leuke dialogen licht ik er één:
Alfred: Vampires cannot be seen in a mirror.
Professor: Not even his clothes?
Alfred: Not even his shirt!
Professor: I would like to have seen that.
Alfred: There was nothing to see.

78 Mia Farrow

Een jaar later draait hij in Hollywood “Rosemary’s baby”, waarin John Cassavetes zijn vrouw (gespeeld door Mia Farrow tegen de zin van haar toenmalige echtgenoot Frank Sinatra, wat meteen de aanleiding was voor hun echtscheiding) afstaat aan een oud koppel duivelvereerders (Ruth Gordon en Sidney Blackmer) opdat Satan bij haar een baby zou kunnen verwekken.
Het fameuze boek van Ira Levin was een thriller met horrorelementen en de verfilming ervan was zowel artistiek als commercieel een succes. Later zei Levin wel het te betreuren dat het satanisme in die film uiteindelijk tot “The exorcist” en “The omen” had geleid. Hij weet er voor een deel het Amerikaanse fundamentalistische denken aan.
De film is gesitueerd in New York, meer bepaald in de Dakota-building aan Central Park, waar later John Lennon zou worden vermoord. O.a. Lauren Bacall heeft daar haar leven lang gewoond en zij verzet zich tegen de morbiede sfeer die de building op die manier heeft opgekleefd gekregen. En toch: Polanski huwt er met Sharon Tate, die reeds had meegespeeld in “The vampire killers”, maar die op 9/8/1969 zal worden vermoord door de Manson-bende. Die waren eigenlijk op zoek naar Terry Melcher, die daarvóór in het huis had gewoond en het lef had gehad om de muziek van Charles Manson af te wijzen. In plaats daarvan troffen ze een hoogzwangere Sharon Tate aan en enkele vrienden, maar niet Polanski die in Londen was weerhouden omdat hij achterop zat met het scenario voor “The day of the dolphin” naar het boek van de Franse linkse schrijver Robert Merle (niet te verwarren met “Dolphin Island” van Arthur C.Clarke) en waarin Jack Nicholson en Sharon Tate de hoofdrollen zouden vertolken. Dit ging uiteraard niet door, al zou Polanski enkele jaren later dan toch samenwerken met Nicholson voor “Chinatown”. De film zou uiteindelijk in 1973 uitkomen in een regie van Mike Nichols en naar een scenario van Buck Henry en met in de hoofdrollen George C.Scott en Trish Van Devere.

In “Once upon a time… in Hollywood” (2019) by Quentin Tarantino Sharon Tate (Margot Robbie) visits a book store to pick up a copy of “Tess of the d’Urbervilles.” The real Sharon Tate gave husband Roman Polanski a copy of the book while in Europe, just before she returned to the US, saying that it would make a great film in which she herself would love to star. This was the last time Polanski saw Tate alive. He would later adapt the book as Tess (1979), dedicated to his murdered wife.
In 1971 maakt een bloederige “Macbeth” van Roman Polanski dan ook ophef (men schildert hem af als harteloos door na die bloedige moord zo’n bloederige film te draaien). De film werd opnieuw gedraaid in Engeland en heeft Jon Finch in de titelrol en Francesca Annis als Lady Macbeth. De muziek is van The Third Ear Band.
Zelf gaat Polanski in Italië wonen, waar hij in 1973 “Che?” draait met Marcello Mastroianni en Sidney Rome. Een jaar later draait hij opnieuw in Hollywood “Chinatown”, waarin Faye Dunaway privé-detective Jake Gittes (Jack Nicholson) op een verkeerd been zet, als ze hem op het spoor zet van kapitalist Noah Cross (John Huston had kort daarvoor nog de bijbelse Noah geïncarneerd en die grossierde ook in water). Opmerkelijk is dat de grootvader van John Huston de water- en elektriciteitsmaatschappij van zijn geboortestadje in Nevada effectief met pokeren had gewonnen. Zoon Walter werd oorspronkelijk hoofdingenieur, maar toen hij de stad eens half liet afbranden, gaf hij de job eraan en werd acteur.
Maar goed, in “Chinatown” gaat de dubbele incestpleger (bij zijn dochter en de dochter van zijn dochter, die eveneens zijn dochter is) immers vrijuit, iets wat wij ons in de post-Dutroux-tijden zelfs niet meer kunnen voorstellen. Daardoor ontstond er een ruzie tussen regisseur Roman Polanski en scenarist Rob Towne die als einde voorzag dat Faye Dunaway wraak zou nemen op haar filmvader John Huston (waardoor in allerijl nog een straat in Chinatown diende te worden gebouwd, zodat de titel van de film toch enigszins verantwoord lijkt). Maar eigenlijk is dit geheel conform Polanski’s opvatting over de reacties op geweld op het scherm: “Als ik iets gewelddadigs zie op het doek, reagéér ik ertegen, en ik geloof dat de meeste mensen dat automatisch doen. Als er één soort geweld is dat de kijkers aanzet tot identiek geweld, dan is het de Hollywood-conceptie van geweld, de western waarin de slechterik het 90 minuten zo bont maakt dat je, op het moment dat de goeie ‘m heel smerig neerschiet, applaudisseert: je voelt je opgelucht, bevrijd. Zulke films geven je inderdaad een soort filosofie mee van als iemand maar slecht genoeg is, mag je je van ‘m afmaken zoals je maar wil. Dàt is immoreel vind ik.”
Polanski gaf deze opvatting te kennen in Humo van 27/3/75 als antwoord op de vraag of hij niet had kunnen voorzien dat de kritiek op zijn gewelddadige Macbeth-verfilming zou inhakken, aangezien dit de eerste film was na de moord op zijn zwangere vrouw Sharon Tate: “Feit was dat ik na de moord zowat alles veel te futiel vond om te verfilmen (…), ik vond alleen Shakespeare nog waardig genoeg om te doen.”
Vlak na de première van “Chinatown” kwam Polański zelf negatief in het nieuws. Hij zou in het huis van zijn vriend Jack Nicholson het dertienjarige meisje Samantha Gailey (tegenwoordig: Samantha Geimer) hebben gedrogeerd en seksueel misbruikt (volgens Polanski zelf stemde ze toe in de seks; ze zou gezegd hebben dat ze veertien jaar was, maar hij dacht dat ze opzettelijk loog – blijkbaar was het algemeen bekend dat hij ze jong “lustte” – en dat ze tenminste zestien was; de legale “drug” zou hij haar hebben gegeven toen ze in de jacuzzi een aanval van astma veinsde).
Hij moest zich melden bij een staatsgevangenis om een psychiatrisch onderzoek van 90 dagen te ondergaan. Hij heeft hiervan 42 dagen voltooid, waarna het onderzoek vroegtijdig werd beëindigd. Toen Polanski lucht kreeg dat – in tegenstelling tot zijn verwachting – de rechter mogelijk een gevangenistraf zou opleggen, vluchtte hij eerst naar Londen en daarna door naar Parijs. Polanski was nog altijd Frans staatsburger en een uitleveringsverzoek door de Verenigde Staten werd afgewezen, evenals een voorstel van de Amerikaanse autoriteiten om Polanski in Frankrijk te berechten op basis van de Californische aanklacht. Sinds deze gebeurtenissen kan Polanski niet naar de Verenigde Staten reizen omdat hij bij binnenkomst zou worden gearresteerd.
In zijn roman “Het schervengericht” (**) uit 2007 verbindt de Nederlandse auteur A.F.Th. Van der Heijden de twee meest dramatische momenten uit het leven van Polanski: de moord op zijn hoogzwangere vrouw Sharon Tate door de bende van Charles Manson en zijn veroordeling wegens zedenfeiten met een meisje van dertien acht jaar later. ’t Is te zeggen: op de flap staat wel degelijk dat het om Polanski gaat en het is sowieso overduidelijk als men het boek leest, maar voor alle zekerheid heeft de auteur toch maar nergens de naam van de cineast gebruikt (***). Hij gebruikt de naam Remo Woodehouse die ook de naam is waarmee de cineast incognito in de streng beveiligde afdeling van de Californische staatsgevangenis Choreo zit. Het is alvast een beter procédé dan Kay Foldaway of Catherine Du Nuevo (p.556). Voor het meisje heeft Van der Heijden wél zelf een naam bedacht, Wendy Zillgitt. Een vergezochte naam zal hijzelf hebben gedacht maar als men op het internet gaat zoeken, blijkt inderdaad iemand met die naam te bestaan (geboren in 1958).
Met zijn vaste scenarist Gérard Brach (in het boek Homer Gallaudet) schrijft Polanski “Pirates”, de verfilming zal echter pas veel later volgen. In 1976 draait hij “Le locataire” naar Topol. Roman Polanski speelt zelf de hoofdrol in deze film, waarin hij een appartementje huurt van een meisje dat zich daar heeft willen zelfmoorden. Als hij met haar vriendin Isabelle Adjani een verhouding begint, beginnen tevens zijn moeilijkheden.
In 1979 komt “Tess” uit naar de roman van Thomas Hardy. Nastassja Kinski speelt de rol die oorspronkelijk voor Sharon Tate was bedoeld. Dat belet overigens niet dat Polanski met Kinski (“Stassja” in het boek van Van der Heijden, p.206-207) een verhouding had en dat hij haar acteeropleiding had gefinancierd.
In 1981 keert Polanski terug naar Polen om er “Amadeus” te ensceneren. Hij speelt ook zelf mee. Om op het Festival van Cannes 1986 “Pirates” te promoten ligt een replica van een 17de‑eeuws Spaans galeischip in de oude haven gemeerd. De boot zal langer meegaan dan de film, die 30 miljoen dollar heeft gekost en er maar één zal opbrengen…
“Pirates” is noch een film waarin de persoonlijkheid van Polanski tot uiting komt, noch de echte ouderwetse zeeroversfilm die de regisseur voor ogen stond.
De ouverture bezit eventjes de wreedzinnigheid van de beste Oost-Europese animatiefilmpjes uit de jaren zestig. Daarna gaat het echter bergafwaarts : een slappe hommage aan de Hollywoodse „swashbuckler”-festijnen van weleer, een afgeslankte versie van Spielbergs « Indiana Jones »-producten, doorspekt met Monty Pythoneske zwarte humor en ontspannende schaters. Kortom, veel middelen, drukte, technische know¬how, visuele grappen en citaten, maar een bijzonder slecht verteld verhaaltje dat bijlange niet zo meeslepend is als de eerste de beste Errol Flynn-exploten uit Hollywoods gouden jaren.
Eind 17de eeuw. Rond de kusten van Amerika en de Caraïben maken vrijbuiters jacht op de zwarte Spaanse galjoenen, die afgeladen volgestapeld zijn met de gouden schatten van de Azteken. We maken kennis met de legendarische Captain Red. Doorgroefd gelaat, piekerige baard, houten been, stentorstem, alle ingrediënten zijn aanwezig. Het publiek is meteen gewaarschuwd : hier worden geen karakters, maar karikaturen neergezet. Gelukkig weet de cineast de karikatuur zelf te relativeren door een gekruide dosis « wrede » zwarte humor kwistig rond te strooien.
Walter Matthau is dé zeerover. Zoals we hem kennen uit de stripwereld. En een stripverhaal wordt het. De cliffhangers worden lang niet alle rationeel bevredigend opgelost. Maar waarom zou het ook ? Het publiek krijgt opnieuw de rol van onbevangen kind-toeschouwer. Wat niet wil zeggen dat het een film voor kinderen is. Er wordt wel degelijk geappeleerd aan het onbevangene in de « volwassene ».
Cris Campion zet de jonge, schuchtere gezel van Captain Red overtuigend neer. Hem hebben we nodig om het nodige tegengewicht te geven voor de uitspattingen van zijn cynische (leer)meester. En voor de portie romantiek. Vanzelfsprekend wordt hij verliefd op de beeldschone Dolores, een Spaanse aristocrate. Die meevaart op het Spaanse galjoen dat overvallen wordt door de zeerovers.
« Vervolg op het scherm ». Dat helder baadt in cognac-kleuren, aangevuld met flets bordeaux. Een fotografie die weliswaar niet voor hoogstandjes zorgt, maar die foutloos steeds weer de juiste kleur op de sfeer plakt, de geschikte beeldhoek uitkiest voor de vaak snelle actie.
Wie de ernst van « Cul-de-sac » of de absolute top van « Chinatown » verwacht, is wel even teleurgesteld. Maar hoe verder de film zich ontwikkelt, hoe meer je je amuseert. En deze keer wel op een totaal ontspannen manier. Polanski bewijst daarmee dat hij ook in het pure entertainment een puik vakman is. Ook al zullen heel wat mensen erop wijzen dat dit niet meer « dezelfde Polanski » is. Moet dat?
Een jaar later ensceneert Polanski een ander stuk van Peter Shaffer, “The rape of the sun”. Hij speelt weer zelf mee. In 1988 is er dan “Frantic” met Harrison Ford en Emanuelle Seigner die zijn derde echtgenote zal worden. Met haar en Hugh Grant (én met onze Danny Wuyts als barpianist) draait hij in 1992 “Bitter moon”. De opnames konden echter niet in de Verenigde Staten plaatsvinden omdat Polanski daar nog altijd moet terechtstaan wegens zedenfeiten. Daarom kon hij ook “Sliver” niet verfilmen, al had producer Robert Evans (“Rosemary’s baby”) dat wel graag gehad.
In 1994 is hij als acteur in andermans films te zien. In “Une pure formalité” van Tornatore stond Polanski tegenover Gérard Depardieu, maar de Russische-Amerikaanse coproductie “Back in the USSR” was desastreus. Een Amerikaan in Moscou (Frank Whaley) geraakt betrokken in de diefstal van een ikoon, samen met een Russische vrouw (Natalia Negoda alias “Little Vera”) en een zwarte markt-handelaar (Roman Polanski). Daarna draait hij in 1995 “Death and the maiden” met Sigourney Weaver en Ben Kingsley. Het huis clos-gegeven herinnert aan “Mes in het water” en “Repulsion”.
In 1999 keerde hij in “The ninth gate” nog eens terug naar zijn duivelobsessie. Men kan stellen dat dit “Rosemary’s baby” is met een verandering van de geslachten, maar meer kan ik daarover echt niet vertellen, wellicht heb ik zelfs nu al een “spoiler” weggegeven. Anderzijds haalt deze Carlo Ruiz Zafon-achtige thriller zeker niet het peil van “Rosemary’s baby”, aangezien er deze keer wel veel “grand guignole” aan te pas komt. Johnny Depp geeft nochtans een sobere vertolking, terwijl Lena Olin wellicht één van haar laatste verleidster-rollen vertolkt. En natuurlijk mag Emanuelle Seigner ook hier niet ontbreken…

The idea of making a new version of Charles Dickens‘ “Oliver Twist” was suggested by Emmanuelle Seigner, Director Roman Polanski’s wife, while he was looking for a plot that their children would find interesting. And so Morgane Polanski played the farmer’s daughter, and Elvis Polanski played the boy with the hoop (however, both very small roles). The Charles Dickens novel “Oliver Twist” has of course many more characters and subplots than can be fit into a just-over-two-hour movie. This version narrows down and streamlines the story to focus on Oliver Twist, Mr. Brownlow, Fagin, Bill Sikes, Nancy, and the Artful Dodger. The novel’s other characters Mr. Bumble, Mrs. Mann, Mrs. Corney, Noah Claypole, Charlotte, Mr. Monks, Charley Bates, the Maylie family, the Fleming family, and the Leeford family, are all either relegated to brief cameo roles or omitted entirely from the story. In the source novel, Oliver is also revealed to be the son of an upper-middle-class family that Mr. Brownlow knew, and was sent off to the workhouse as an infant by a cruel black-sheep relation. While some film adaptations simplify this by making Brownlow himself Oliver’s blood relative, this version eliminates any information about Oliver’s birth family, leaving him as simply another anonymous orphan like the rest of Fagin’s gang. Moreover, most of the sets designed were inspired by the work of the famous illustrator Gustave Doré (although Doré never did actually illustrate any of Charles Dickens‘ novels). In Europe, this movie grossed more than five times the amount that it grossed in the U.S., bringing its take to about forty million U.S. dollars, though it remained a box-office failure.

When Roman Polanski was arrested September 2009 in Switzerland, post-production of “The ghost writer” was never put on hold. The movie is based upon the book “The ghost” by Robert Harris, a former BBC TV reporter and political columnist who actively supported Tony Blair until the Iraq War, which Harris felt was a mistake. Blair resigned June 26, 2007, spurring Harris to drop his other work to write “The ghost”, which was published September 26. Similarities between Blair and Adam Lang (Pierce Brosnan, after Hugh Grant who had played Blair before, had turned it down), Cherie Blair and Ruth Lang (Olivia Williams), Hatherton and Halliburton, etc., are clearly intentional. Mo Asumang appears briefly as a Condoleezza Rice look-a-like Secretary of State in a photo op with Lang. Polanski saw every step of the film and made all artistic decisions. He finished editing the movie while in a Swiss prison. In December 2009 Polanski was released on bail but placed under house arrest, where he remained when this movie was released. Even though he’d won the Silver Bear award as Best Director, Roman Polanski was not permitted to attend the Berlin International Film Festival due to his being under house arrest at his home in Gstaad, Switzerland.
“Carnage” (2011) naar het toneelstuk “Le dieu du carnage” van Yasmina Reza was dan weer opnieuw een huiskamerdrama. Deze keer echter geen woorden van lof want deze zoveelste variatie op het “Who’s afraid of Virginia Woolf?”-thema is totaal van de pot gerukt en getuigt door zijn starre toneelregie van weinig vindingrijkheid vanwege de regisseur. Toevallig zag ik deze film een dag na “onze eigen” “Groenten uit Balen”, ook een toneelverfilming, maar dan wel goed naar het witte doek vertaald. Bij Polanski blijft de “toevoeging” beperkt tot een (ver) begin- en eindshot, waarin je twee kinderen (waaronder ene Elvis Polanski) eerst ziet ruziemaken en nadien de ruzie bijleggen. Over die ruzie gaat dan het eigenlijke stuk, waarbij de twee betrokken echtparen als ouders van de vechtende kinderen eerst een minnelijke schikking uitwerken, maar nadien (voorspelbaar) hierover met elkaar in de clinch gaan. Even voorspelbaar doet daarna de drank zijn werk en veranderen de coalities voortdurend. Op het eind is het vooral een voorbeeld van de eeuwige “battle of the sexes” geworden. Vooral het einde is daarbij zeer ontgoochelend. Het lijkt wel alsof iemand op zijn horloge heeft gekeken en gezegd: “Hola, mensen, het anderhalf uur is om, we trekken de stekker eruit.” De mannen worden door twee onbenullen gespeeld (Christoph Waltz en John C.Reilly), maar de vrouwen worden gestalte gegeven door Kate Winslet en Jodie Foster. Vooral deze laatste wordt steeds ergerlijker in haar acteren. Haar lispelen is hier weliswaar wat weggemoffeld, maar de manier waarop de aders in haar nek te voorschijn komen als ze zich opwindt, daar krijg ik “the creeps” van.

In 2017 volgde dan “D’après une histoire vraie” dat op de IMDb wordt omschreven als “A writer (Emmanuelle Seigner die eruit ziet als Barbara Sarafian in “Aanrijding in Moscou”) goes through a tough period after the release of her latest book, as she gets involved with an obsessive admirer (Eva Green).” Zelf zag ik ook nogal wat overeenkomsten met “Misery” van Stephen King. Het einde vond ik nogal tegenvallen. Merkwaardig genoeg werd de film op het festival van Cannes voorgesteld met een ander einde. Die versie zou ik dus wel eens willen zien.

Ronny De Schepper
(met dank aan Ph.M., S.V.B. en Wikipedia)

(*) Cfr. het “Oh mein papa” verhaal. Volgens Polanski schalde dit uit de primitieve geluidsinstallatie van de nazi’s toen ze zijn vader deporteerden bij het begin van de Tweede Wereldoorlog. In werkelijkheid is de eerste uitvoering toe te schrijven aan de Zwitserse Lys Assia (enkele jaren later, in 1956, de eerste Eurovisiesongfestival-winnares) in de musical “Der Schwarze Hecht” van Paul Burkhard uit 1949 (Burkhard dirigeert ook het orkest). Grote bekendheid zou het nummer pas krijgen door de film “Feuerwerk” met Romy Schneider uit 1954, de eerste film die ik zou zien en waarin het nummer wordt gezongen door Marina Hontine (maar in de film is het zogezegd Lili Palmer). Mijn vader kocht nadien de versie van Eddie Calvert uit hetzelfde jaar, opgenomen in de Abbey Road Studios.
(**) Een schervengericht of ostracisme was in de Atheense democratie een stemprocedure in de Ekklèsia (Volksvergadering) om politieke leiders (generaals) die men te machtig vond voor tien jaar te verbannen. Men probeerde zo waarschijnlijk al te grote tegenstellingen binnen de politieke gemeenschap (polis) te overbruggen. De procedure werkte als volgt: als de burgers in de Volksvergadering besloten dat er een ostracisme moest worden gehouden, kon iedere burger op een bepaalde dag in de Agora de naam van een door hem gewraakte politiek leider op een stuk gebroken aardewerk (vandaar de naam, ostrakon = scherf) schrijven. Als er minimaal 6000 scherven waren beschreven, werd de persoon wiens naam het meest werd genoemd voor eeuwig verbannen uit de stad, met behoud van bezittingen en burgerrechten. Rond 415 v.Chr. raakte de procedure in onbruik. De definitie komt uit Wikipedia, want alhoewel Van der Heijden zelf een aantal keren expliciet naar deze procedure verwijst (p.42, 360, 460, 571, 875, 888), is op geen enkele plaats een echt duidelijke omschrijving te vinden. Het is een voorbeeld van de gekunsteldheid van het boek, dat – ondanks het feit dat het herhaaldelijk werd bekroond – mij dan ook niet is bevallen. De gekunstelde structuur tot daaraan toe, daar kan ik zelfs nog een zekere bewondering voor opbrengen, maar de gekunstelde dialogen hingen mij verschrikkelijk de keel uit.
(***) Misschien om dezelfde reden heeft Van der Heijden de Beatlessong “Helter Skelter” veranderd in “Hurly Burly” (en hij heeft er meteen ook een nummer van John Lennon van gemaakt in plaats van Paul McCartney), wat voor mij wel een beetje vervelend was, want ik kén namelijk een nummer met die naam. Het is van de hand van Joseph Haydn en het is een heel lieflijk nummertje, zowat het complete tegendeel van “Helter Skelter”.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.