Normaal gezien zou dichter en beeldend kunstenaar Piet Brak (pseudoniem van Piet Bracke) vandaag tachtig jaar geworden zijn, maar ik zie nu pas dat hij reeds in 2016 is overleden (de precieze datum heb ik nog niet kunnen achterhalen).
Veel kritische appreciatie en literaire onderscheidingen zijn Piet Brak helaas niet ten deel gevallen. Toch werd hem af en toe wat lof toegezwaaid. Dat gebeurde bijvoorbeeld in 1988 toen hem de ABB-Yang Poëzieprijs werd toegekend voor de bundel Rorschach (Yang Poëziereeks nr 137, Gent, 1988; 38 blz., 200 fr). Van Piet Brak verscheen datzelfde jaar bij Nioba, Lier trouwens « Verzamelde Gedichten 1964-1984 ». In de bekroonde bundel waardeerde de jury vooral de combinatie van originele verwoording met ongekunsteld beeldend vermogen. Inderdaad weet Piet Brak in deze bundel, waarin humor en relativering samengaan met diepe weemoed, de werkelijkheid zeer scherp te registreren, en in zeer mooie meestal visueel geïnspireerde beelden over te brengen. Hij is weer sterk de kosmische begrippen uit zijn vroegste bundels gaan hanteren, om deze in een contrast dan wel een samengaan met de dagdagelijkse realiteit uit te spelen. De kleine werkelijkheid, dat is wat Brak echt boeit, wat hem raakt. Opvallend daarin is ook het teruggrijpen, steeds vaker, naar het verleden, naar zijn ouders, naar kleine belevenissen, naar een herinneringsplaats, een monument. Subtiel verwoord, nooit gezocht; weemoed die een glans krijgt onder de taal van de dichter. De sobere duiding van emoties lijkt een relativeren maar het is het engagement van bezadigd beleven dat intens doorvoeld wordt. Nadat de Yangprijs ’87 niet werd toegekend wegens gebrek aan kwaliteit, is deze bekroning zeer terecht (Johan de Belie in De Rode Vaan nr.27 van 1988).