Naast Michael Nyman is de belangrijkste Europese minimalist wellicht onze landgenoot Wim Mertens, die zelf ook een standaardwerk aan het genre heeft gewijd.
Mertens is overigens lange tijd de enige geweest die Michael Nyman eens heeft mogen vervangen bij Peter Greenaway, met name voor “The belly of the architect” (nadien kwam het tot een breuk tussen Greenaway en Nyman en werkt hij dus ook met andere componisten).
Ondertussen vindt Mertens dat zijn muziek niet langer tot het minimalisme behoort (en dat lijkt in 1999 inderdaad het geval te zijn bij zijn muziek voor “Damiaan”, de film van Paul Cox). Volgens hem is het minimalisme immers “muziek die heel sterk naar de muziek zelf verwees, naar het systeem dat er achter zit. (…) Mijn muziek refereert niet aan zichzelf; ze staat voor iets anders. Wat dat anders is, wordt niet rationeel ingevuld. Ik kan me trouwens niet inbeelden dat dat door de luisteraar perfect begrepen kan worden. Dat proces speelt zich trouwens veeleer af op het niveau van het onbewuste dan van het rationele bewuste,” verklaart hij aan Yves Senden. En in GVA van 16/12/1998 voegt hij eraan toe: “Mijn houding is dat de persoon Wim Mertens buiten de muziek moet blijven. Dat heeft niet alleen met mijn karakter te maken. Ik wil de muziek ook niet sturen, ik wil geen verhaal bij mijn muziek leveren. Want iedere luisteraar hangt telkens als hij luistert iets van zijn eigen ervaringswereld van dat moment aan de muziek op. De muziek verrijkt zich dus progressief met de ervaring van de luisteraar. Waarom dan sturen?”
Als kind was Mertens reeds organist in de kerk, tot hij omwille van een weddenschap bij de offerande “Je t’aime, moi non plus” speelde. Bij het grote publiek is hij vooral bekend van het vroegere kenwijsje voor de Nachtradio. Andere Belgische minimalisten zijn The Simpletones (de meesten hiervan vinden we later terug bij een groep met de ironische naam Maximalist!), Frans Geysen en Dominique Lawalrée (al wordt die ook wel een postmodernist genoemd, wat niet zo eigenaardig is, want ook het postmodernisme streeft naar een meer toegankelijke en “synthetiserende” muziek). In Frankrijk is er Richard Pinhas en de groep Urban Sax. Philippe Boesmans van zijn kant zou ikzelf niet bij de minimalisten indelen en eigenlijk zegt hij dat van zichzelf ook niet, maar toch zijn er parallellen (b.v. in zijn werk “Extase” en wat het ritme betreft ook zijn opera “Reigen”, zegt hijzelf), vooral omdat hij van “simpele” popmuziek houdt. In de jaren zestig vond hij ze veel te complex (“complexer dan liederen van Schubert eigenlijk”), maar Sting vindt hij een goed voorbeeld.
In 1979 brengt Harold Budd “The pavillion of dreams” uit en Gavin Bryars “Irma”, een opera van Tom Philips, een jaar later gevolgd door “Hommages” uitgebracht op “Les Disques du Crépuscule”, zowaar een Belgische firma die zich specialiseert in minimalistische muziek. Zij brengen ook “The Lost Jockey” uit van de gelijknamige groep en “At home/Not at home” van Soft Verdict, de groep van Wim Mertens. Van Soft Verdict is er verder nog “Struggle for pleasure” en van de “gitaarminimalist” Rhys Chatham “Factory X”.
Bryars was voor het eerst opgevallen in 1969 met “The sinking of the Titanic”. Bijna dertig jaar later, in 1997 om precies te zijn, gaat Bryars met “A man in a room, gambling” meer de New Age tour op, een kritiek die ook Wim Mertens soms te beurt valt: “De kritiek dat mijn muziek new age is, vind ik ook fout. Dat etherische interesseert me helemaal niet, want voor mij is het bezig zijn met muziek een zeer concrete ervaring. Ik geef graag een literaire titel aan elke compositie (…). De titels zijn een manier om de abstracte muziek die daar zweeft, concreter te maken. Soms zit er anekdotiek in de titels, soms ook referenties naar mijn privéleven,” zegt hij in GVA van 16/12/1998. Dat hij voor De Muziekkrant ooit nog instemmend met de maoïstische componist Cardew heeft gesproken, wijst zelfs enigszins in een andere richting…
Typische New Age-componisten daarentegen zijn de Amerikanen Aeoliah, Med Goodall, Steven Halpern, Georgia Kelly, Jim Chapell, Malcolm Stern, Henry Marshall, Denis Quinn, Daniel Kobialka, Constance Demby en Leonardo Rubinstein, de Engelsen Simon Cooper, Rick Wakeman, David Parsons, Chris Glassfield, Mike Rowland en Gomer Edwin Evans, de Nederlanders Pie Conijn, Jurriaan Andriessen, Paul Vens, Max Folmer en Jeroen Van den Tempel, de Zweed Erik Berglund, de Japanner Kitaro en de Canadezen Jean-Pierre Labreche, Robert Leblanc, Pascal Languirand, Patrick Bernardt, Bruce Becvar, Sylvain Jacob en Robert Lafond. Daarbij ook nog iemand die zich Sky noemt, maar die niets te maken heeft met de gelijknamige “klassieke” rockgroep. En ene Carlos Fregtman voelt zich zelfs geroepen om The Beatles voor New Age te bewerken! Zelfs de zonen van Karl-Heinz Stockhausen zijn hiertoe bekeerd. In 1995 brachten zij met de Keltische zanger (typisch!) Noirin Ni Riain en de pater-jezuïet Friedhelm Mennekes (nog typischer!) de cd “Sieben Psalmen, Meditationen in Wort und Klang” uit. Markus speelt hierop jazz-trompet, Simon blijft meer in de buurt van vader met de onvermijdelijke synthesizer.
Toen Karel Goeyvaerts nog leefde, situeerde die in “De Muziekkrant” ook de muziek van Baudouin Oosterlynck in die richting. Tot waar het uiteindelijk allemaal kan leiden, wordt bewezen door de Zwitserse dirigent en componist Michel Tabachnik, die er in 1996 van werd beschuldigd de leider te zijn van de moorddadige sekte van de Zonnetempel.
Referentie
Ronny De Schepper, Wim Mertens in Vooruit, Het Laatste Nieuws 26 november 1994