De Amerikaanse countryzanger Willie Nelson viert vandaag zijn negentigste verjaardag. Nelson is zo één van die mensen van wie je nooit had verwacht dat hij het zo lang zou uitzingen. Het is dus niet meer dan passend dat de BBC daar vanavond aandacht aan besteedt door zijn optreden op het festival van Glastonbury heruit te zenden!
Willie Nelson werd in Texas geboren, maar was niet van Indiaanse afkomst, zoals nogal vaak wordt gezegd. Tijdens zijn middelbareschooltijd leerde zijn zus Bobbie, die piano speelde, de violist Bud Fletcher kennen en zowel Willie als Bobbie gingen deel uitmaken van Fletchers muziekgezelschap “The Bohemian Fiddlers”.
Na zijn eindexamen moest Nelson in dienst, en hij ging bij de luchtmacht. Hij verliet de luchtmacht echter al snel in verband met rugklachten. Na zijn korte diensttijd ging Nelson een jaar naar de universiteit maar hield ook dat voor gezien. Uiteindelijk werd hij diskjockey bij een country radiozender in Fort Worth, Texas. Ook zong hij af en toe country liedjes in de plaatselijke cafés. In 1956 verhuisde hij naar Vancouver, Washington en begon zijn muzikale carrière vorm te krijgen. Hij nam een nummer van Leon Payne op (“Lumberjack”). De single verkocht redelijk maar brak niet echt door.
Nelson verhuisde naar Nashville (Tennessee) in een poging een platencontract te krijgen. Dat lukte aanvankelijk echter niet. Hij tekende wel een contract met Pamper Music die zijn liedjes wel zagen zitten, maar zijn performance niet. Zo schreef hij onder andere het nummer Night Life voor zanger Ray Price, een nummer dat als meest-gecoverde countrysong ooit te boek staat. Nelson ging mee op tournee met Price, als bassist van de toerband. Gedurende deze periode werden veel van Nelson’s nummers hits voor andere artiesten. Zo zong Billy Walker het nummer “Funny How Time Slips Away”, Faron Young zong “Hello Walls”, Roy Orbison zong “Pretty Paper”, en (wellicht de bekendste van allemaal) Patsy Cline zong “Crazy”. Uiteindelijk sloot Nelson in 1961 een platencontract met Liberty Records en bracht hij vanaf datzelfde jaar diverse singles uit, waaronder “Willingly” en “Touch Me” (beide met zijn vrouw Shirley Collie). Hij wist deze lijn echter niet voort te zetten en zijn carrière kwam tot stilstand. Zijn privéleven was destijds ook nogal kleurrijk: hij was alcoholist, verloor baan na baan en werd verschillende keren betrapt op verboden wapenbezit.
In Austin tekende Nelson een contract met Atlantic Records. Hij bracht in 1973 een single uit (“Shotgun Willie”) die uitstekende kritieken kreeg maar slechts matig verkocht. Het album “Phases and Stages” uit 1974 (geïnspireerd door zijn echtscheiding) bevatte de single “Bloody Mary Morning”. Na dit album verhuisde Nelson weer van platenlabel en ging naar Columbia Records. Hier kreeg hij complete creatieve vrijheid over zijn werk. Het resultaat was het immens populaire album Red Headed Stranger (1975). Hoewel Columbia Records het in eerste instantie niet zag zitten om een album uit te brengen met slechts piano en gitaar, zette Nelson (ondersteund door Waylon Jennings) door, en het album werd een enorme hit, deels vanwege de populaire coverversie van het nummer “Blue Eyes Crying In The Rain”.
Tegelijk met Nelson behaalde ook Waylon Jennings grote successen aan het begin van de jaren zeventig. De twee werden al snel in één adem genoemd in een genre dat bekend werd als outlaw-country (“outlaw” vanwege het feit dat het zich niet hield aan de Nashville-standaard). Nelson’s imago van “outlaw” (letterlijk: vogelvrij verklaarde) kreeg nog meer gestalte toen in 1976 hij samen met Waylon Jennings, Jessie Colter en Tompall Glaser het album “Wanted! The Outlaws” uitbracht. Dit album werd een groot succes en werd met platina bekroond. Hierna bracht Nelson nog twee albums uit die beide de platina status behaalden: “Waylon and Willie” (met Waylon Jennings), en “Stardust”, een album vol met ongebruikelijke, op strijkinstrumenten gebaseerde popnummers die geproduceerd waren door Booker T.Jones. Veel critici voorspelden dat “Stardust” Nelsons carrière zou ruïneren, maar uiteindelijk bleek het één van zijn meest succesvolle albums te zijn.
In de jaren tachtig had Nelson diverse hits, waaronder City of New Orleans. Hij zong “Always On My Mind” de hitparades in, en ook het duet “To All The Girls I’ve Loved Before” (met Julio Iglesias) haalde wereldwijd hoge hitnoteringen. Ook zijn albums uit deze periode verkochten goed.
Medio jaren tachtig vormde Nelson samen met Kris Kristofferson, Waylon Jennings en Johnny Cash de supergroep “The Highwaymen” na hun gezamenlijk optreden in de derde remake van de westernklassieker “Stagecoach”. Ondanks hun enorme succes (platina albums, wereldtournees) taande Nelson’s populariteit en moest hij het al snel hebben van liefdadigheidswerk zoals het op poten zetten van de “Farm Aid”-concerten in 1985. Hij werd ook berucht vanwege zijn excessieve uitgaven: hij bezat een privé-vliegtuig, een eigen (kleine) stad, een enorm landgoed en een eigen golfbaan.
In 1990 kreeg Nelson van de IRS (de Amerikaanse federale belastingdienst) echter een aanslag voor achterstallige belastingen en moest hij $16.7 miljoen ophoesten. Hij kon dit slechts betalen door zijn bezittingen van de hand te doen. Hij bracht een dubbelalbum uit (“The IRS Tapes: Who’ll Buy My Memories?”), waarvan de opbrengsten rechtstreeks naar de IRS gingen. Veel van zijn bezittingen werden geveild en verkocht aan vrienden die het hem vervolgens weer teruggaven of voor een symbolisch bedrag aan hem verhuurden. In 1993 had hij al zijn schulden afbetaald.
In september 2006 werd Nelson in Louisiana aangehouden voor het bezit van drugs. In de tourbus van zijn band vond de politie 100 gram ‘magic mushrooms’ en 700 gram marihuana. Omdat de drugs werden aangemerkt als eigendom van de bandleden samen, kregen ze alleen elk een boete en kwam er geen rechtszaak. Nelson is vier keer getrouwd geweest en heeft zeven kinderen. Ondanks zijn hoge leeftijd probeert hij nog op te treden. Begin 2018 moest de 84-jarige toch concerten afzeggen in verband met ziekte. (Wikipedia)