Alhoewel uitgegeven bij Acco-Leuven is het boek “Van forum tot supermarkt? Consumenten en burgers in de informatiesamenleving” uit 1998 bijna uitsluitend een Nederlandse aangelegenheid. Buiten een vertaling van een werk van de Engelse hoogleraar Roger Silverstone over de toekomst van nieuwe media in Europese huishoudens, zorgt enkel Caroline Pauwels van de VUB voor een “Vlaamse” inbreng.
Haar bijdrage handelt over “consumentensoevereiniteit en de audiovisuele sector”. Uit haar titel blijkt reeds duidelijk dat zij zich tot het consumenten-aandeel uit de overkoepelende titel richt, terwijl de “burger” hierin slaat op het begrip dat ook hier in Vlaanderen recent opgeld maakt, in de zin van “actief burgerschap”, “contract met de burger” e.d.
Het boek, samengesteld door Valerie Frissen en Hedwig Te Molder, wil met andere woorden nagaan of voor het beleid de mens in de informatiesamenleving een “burger” is of een “consument” of beide. Hoe interessant en (wetenschappelijk) nuttig dergelijke publicaties ook mogen zijn, zij ontkomen uiteraard niet aan het fenomeen dat zij enkel kunnen bevestigen wat men met oppervlakkige waarneming reeds kan vaststellen, namelijk dat wij op een duale samenleving afstevenen met een groep die mee is en een andere die dat helemaal niet is.
Uit tenminste één bijdrage blijkt alvast dat het hier zeker geen soort van “generatieconflict” betreft, terwijl anderen erop wijzen dat het “niet mee zijn” vaak ook een kwestie van “niet willen mee zijn” is. De voornaamste beleidsbeslissing, die er vooral op gericht is de nieuwe media toegankelijk(er) te maken schiet hier dan ook te kort. Eens te meer blijkt dat er nog niet veel wordt over nagedacht. Andere aanduidingen hiervoor zijn b.v. de problemen rond auteursrecht of privacy op het net, waar men blijkbaar maar niet uit geraakt. De meeste schrijvers komen dan ook tot de conclusie dat een minimumbeleid erin moet bestaan dat via het onderwijs iedereen op z’n minst met gelijke wapens aan de start komt.
En aangezien inkomensverschillen natuurlijk erg belangrijk zijn als men over ICT (informatie- en communicatietechnologie) spreekt, moet de overheid ook een basispakket ter beschikking stellen via openbare voorzieningen. Waar iedereen het ook min of meer over eens is, dat is het feit dat er wel een kloof gaapt tussen aanbieders en gebruikers. In die zin dat men steeds meer en steeds meer verfijnde technologie op de markt gooit, zonder dat men er eigenlijk bij nadenkt of daar wel vraag naar is. Dat blijkt dan weer vooral het geval te zijn in de wereld van de “oude” media (televisie e.d.) die via de mogelijkheden geboden door de kabel ook inhaken op de technologische vooruitgang. De top down-benadering zou hier op z’n minst voor een gedeelte door een bottom up-visie moeten worden gecorrigeerd.
Een heikel punt daarbij is de financiering van openbare omroepen. Iets waaraan wij enerzijds erg veel belang hechten, maar waarbij wij anderzijds ook moeten vaststellen dat door de vrijheid die “beheerscontracten” met zich meebrengen deze omroepen soms erg afglijden naar wat commerciële stations te bieden hebben. Voor sommigen rijst de vraag dan ook of de overheid in de toekomst niet eerder bepaalde programma’s zou subsidiëren in plaats van omroepen in hun geheel. (Waarbij men “programma” niet meer in zijn enge, verouderde vorm moet interpreteren, maar ook vormen van dienstverlening b.v. die via de kabel kunnen geschieden.)
De voornaamste conclusie van het boek moet zijn dat het met de “interactiviteit” die de nieuwe media kunnen genereren nog erg povertjes is gesteld, meer zelfs dat deze weinig perspectieven blijkt te bieden. Niet alleen wil de “consument” blijkbaar op de eerste plaats nog steeds een passieve, zappende kijker zijn, die onderuit voor zijn televisietoestel ligt met een bierblikje en chips binnen handbereik, ook de “burger” komt van een kale reis terug als hij denkt dat daarmee de kloof met de overheid wordt gedicht. Het openen van een website, inclusief e-mail adres voor reacties, blijkt in se nog geen garantie voor een “nieuwe politieke cultuur”. Daar is immers méér voor nodig. En het consequent beantwoorden van mail is daarvan slechts een eerste stap. En zelfs die stap is er voor sommigen reeds te veel aan…
Tot slot nog deze opmerking. Zeker in een context als die van de nieuwe media zou men verwachten dat mondialisering en globalisering verworvenheden zijn, laat staan dat de kunstmatige grens die in 1830 doorheen de Verenigde Provincies werd getrokken nog van enigerlei belang zou zijn. En wat stel je dan vast? Dat er blijkbaar toch grote lokale tegenstellingen kunnen bestaan. Zo beweert Lex van Meurs dat de tijd dat we met z’n allen naar Mies Bouwman of Willem Ruis keken voorgoed voorbij is. Maar wat doen we dan met programma’s als Schalkse Ruiters of nog recenter De Mol, die zelfs de verhitte discussies over de voorbije voetbalcompetitie kunnen verdringen op de maandagochtendtrein en niet-kijkers als lepreuze outcasts brandmerken?
Referentie
Ronny De Schepper, Van forum tot supermarkt, Periodiek Verschijnsel april 1998