Op dezelfde dag als Dave Prater stierf een andere soulzanger Brook Benton op 56-jarige leeftijd aan meningitis.
Brook Benton, geboren als Benjamin Franklin Peay, bezocht tot 1947 de Jackson High School in Lugoff (South Carolina). Tijdens deze periode zong hij vervolgens in het Efucus-Methodist Church Choir en voegde zich later bij het gospelkoor The Camden Jubilee Singers. In 1948 verhuisde hij naar New York om daar als vrachtwagenchauffeur te gaan werken. Hij werd lid van The Jerusalem Stars, een door het latere Drifters-lid Bill Pinkney geleid gospelkoor. In 1955 richtte hij de R&B-groep The Sandmen op, waarmee hij ook twee platen opnam bij het label Okeh Records, die werden geproduceerd door de toentertijd 22-jarige Quincy Jones. In 1956 bracht hij als Brook Benton zijn eerste solosingle uit met de titels Bring Me Love / Some Of My Best Friends. In hetzelfde jaar was hij samen met o.a. Little Richard en Chuck Berry te zien in de muziekfilm Mr.Rock’n’Roll. Er volgden twee singles bij Epic Records en in 1957 en 1958 vier bij het label Vik Records. Bij Vik had hij met het nummer A Million Miles From Nowhere (1958) zijn eerste entree in de Billboard Hot 100 met de hoogste notering op de 82e plaats.
Terzelfdertijd werd Benton lid van het songwriterteam van Clyde Otis en schreef hij het succesnummer Looking Back voor Nat King Cole (Billboard, 6e plaats) en A Lover’s Question voor Clyde McPhatter. Verder zorgde hij met talrijke demoversies voor een bijverdienste. Na een kort tussenspel met een plaatopname bij het label RCA Victor tekende Benton aan het eind van 1958 een langdurig contract bij Mercury Records. Reeds zijn eerste single werd een groot succes, met het door het Otis-team geschreven nummer It’s Just A Matter Of Time scoorde hij een 3e plaats bij de Hot 100 en een 1e plaats in de R&B-charts. Van de single werden meer dan een miljoen exemplaren verkocht. Met het nummer Endlessly (1959) veroverde Benton de Britse hitlijsten, bij New Musical Express kwam hij tot de 28e plaats.
In 1960 verschenen twee singles samen met de populaire jazz- en blueszangeres Dinah Washington, die zich uitstekend nestelden in de Top 100. Het nummer Baby belandde op de 5e plaats en A Rockin’ Good Way bereikte de 7e plaats. Bij de R&B-charts veroverden beide titels de toppositie. Een verder miljoenensucces had Benton met The Boll Weevil Song (1961). Met zijn versie van deze oude folksong kwam hij bij de Hot 100 op de 2e plaats, de beste notering in zijn carrière. In Groot-Brittannië behaalde The Boll Weevil Song een 28e plaats. Dankzij zijn chartnoteringen in Groot-Brittannië, had hij daar meerdere publieke optredens, waaronder in de Beatles-tv-show Saturday Night At The London Palladium en in The Greatest Record Show of 1963. Een jaar later trad hij voor 25.000 dollar een week lang op in het New Yorkse Apollo Theatre. Daarnaast had hij talrijke optredens in Amerikaanse tv-series.
Tot 1965 kon Benton zich met 44 titels plaatsen in de Hot 100. Zijn laatste Hot 100-succes was het nummer Mother Nature, Father Time (58e plaats), nog eens een co-productie van Benton-Otis. De single was reeds bij RCA Victor verschenen, nadat Bentons contract bij Mercury Records na zeven jaar was beëindigd. Ondertussen had de zogenaamde Britse invasie met hun popbands Noord-Amerika bereikt en de platen van Benton en andere Amerikaanse sterren verkochten steeds minder. Nadat zich bij RCA geen verdere successen aandienden, wisselde Benton in een snelle volgorde de labels (Reprise Records, Cotillion Records, MGM Records en andere). Bij Cotillion had hij in 1970 met Rainy Night in Georgia (4e plaats, Hot 100; 1e plaats R&B-charts) nog eens een succesvolle titel, die tot een miljoenenhit uitgroeide. Met zijn ontspannen stijl en een omvangrijk repertoire wordt Brook Benton beschouwd als een van de succesvolste balladezangers in de Verenigde Staten. (Wikipedia)